hoofdstuk 10
1) Jean piaget
Was een van de eerste die bezighield met het onderzoek naar morele ontwikkeling.
Hij legde hen ook enkele morele dilemma’s voor. (= dat zijn korte verhaaltje waarin de
hoofdpersoon op het einde voor een keuze komt te staan.
1.1 Stadia van morele realisme
- (1) Fase van het morele realisme ( 4-7 jaar)
het moreel realisme is gebaseerd op de relatie van het kind met de opvoeders als
volwassen autoriteiten. Op die leeftijd beschouwen kinderen regels als vast en
onveranderlijk -> ( voorbeeld: ‘het moet zo, omdat mama het zegt’) Op deze
leeftijd begrijpen kinderen de spelregels nog niet (zo goed). Ze zullen we samen
spelen maar ze zullen hun eigen regels hebben.
- (2) Fase van de beginnende samenwerking (7-10 jaar)
De kinderen leren formele regels en spelen samen op basis van die
gemeenschappelijke kennis. De regels worden nu als grotendeels onveranderlijk
beschouwd.
- (3) fase van het moreel relativisme ( 10-12 jaar)
In deze fase leren kinderen nuttige en functionele regels te onderscheiden van
overbodige en zinloze regels. Ze zien in dat een spelregel overtreden iets anders is
dan een regel veranderen.
Het moreel relativisme is dan ook gebaseerd op de relatie met gelijkwaardige
lefstijdsgenoten.
1.2 Morele ontwikkeling en rechtvaardigheid
Van groot belang in de morele ontwikkeling is het begrip rechtvaardigheid.
1.3 reacties op de morele ontwikkelingstheorie
uit verschillende hoeken kwam er kritiek naar piaget.