Vier fasen van gemeenschapsvorming van Scott Peck (1987) Jeroen Steeman
Peck heeft een model ontwikkeld dat eenvoudig is, maar veel inzicht biedt in het functioneren van
groepen en de fasen waar groepen doorheen moeten. Het model bestaat uit 4 fasen:
1. De eerste Wij-fase: gevoel van ‘ik hoor bij de groep’, groepsleden doen of ze een hechte
groep zijn. De nadruk wordt gelegd op het gevoel van gezamenlijkheid. Deze fase wordt wel
‘pseudo’ genoemd en kan nooit direct tot een echte hechte gemeenschap leiden.
2. De eerste ik-fase: kenmerkend aan sterk gevoel geven van onderscheid in de groep: ik werk
in deze groep, maar anders dan anderen. Groepsleden vallen terug op zichzelf en het
onderscheiden van (o.a.) verschillende meningen. Deze fase is veel gedoe. Deze fase wordt
‘chaos’ genoemd en lijkt improductief, maar is de eerste stap naar echte gezamenlijkheid.
3. De tweede ik-fase: kenmerkend door reflectie en actie. Groepsleden komen nog meer op
zichzelf te staan en onderzoeken hun eigen rol en houding in de groep. Het is een fase die
’leegte’ genoemd wordt, omdat de groepsleden bepaalde ideeën en verwachtingen over
zichzelf en de ander los moeten laten. De leegte vraagt om zelfkritiek, verantwoordelijkheid
nemen, welzijn en emoties. Pas als de groepsleden dit aangaan, kan met elkaar wordt
gezocht naar een optimalere vorm van samenwerken of samenleven.
4. De tweede Wij-fase: kenmerkend is wederzijdse acceptatie. De mensen voelen zich vrij in het
team. Ook in het elkaar aanspreken. De groep is productief. Dit is de fase van ‘flow’ die pas
kan komen na de ‘chaos’ en de ‘leegte’. Er is ruimte voor iedereen en discussies kunnen fel
gevoerd worden, maar zijn opbouwend en nooit beschadigend of negatief.
Peck heeft een model ontwikkeld dat eenvoudig is, maar veel inzicht biedt in het functioneren van
groepen en de fasen waar groepen doorheen moeten. Het model bestaat uit 4 fasen:
1. De eerste Wij-fase: gevoel van ‘ik hoor bij de groep’, groepsleden doen of ze een hechte
groep zijn. De nadruk wordt gelegd op het gevoel van gezamenlijkheid. Deze fase wordt wel
‘pseudo’ genoemd en kan nooit direct tot een echte hechte gemeenschap leiden.
2. De eerste ik-fase: kenmerkend aan sterk gevoel geven van onderscheid in de groep: ik werk
in deze groep, maar anders dan anderen. Groepsleden vallen terug op zichzelf en het
onderscheiden van (o.a.) verschillende meningen. Deze fase is veel gedoe. Deze fase wordt
‘chaos’ genoemd en lijkt improductief, maar is de eerste stap naar echte gezamenlijkheid.
3. De tweede ik-fase: kenmerkend door reflectie en actie. Groepsleden komen nog meer op
zichzelf te staan en onderzoeken hun eigen rol en houding in de groep. Het is een fase die
’leegte’ genoemd wordt, omdat de groepsleden bepaalde ideeën en verwachtingen over
zichzelf en de ander los moeten laten. De leegte vraagt om zelfkritiek, verantwoordelijkheid
nemen, welzijn en emoties. Pas als de groepsleden dit aangaan, kan met elkaar wordt
gezocht naar een optimalere vorm van samenwerken of samenleven.
4. De tweede Wij-fase: kenmerkend is wederzijdse acceptatie. De mensen voelen zich vrij in het
team. Ook in het elkaar aanspreken. De groep is productief. Dit is de fase van ‘flow’ die pas
kan komen na de ‘chaos’ en de ‘leegte’. Er is ruimte voor iedereen en discussies kunnen fel
gevoerd worden, maar zijn opbouwend en nooit beschadigend of negatief.