33
Probleem 5: Social Media
George & Odgers - Seven Fears and the Science of How Mobile Technologies May Be Influencing Adolescents in
the Digital Age
Monograaf
Abstract
Veel volwassenen vragen zich af hoe de constante connectie van adolescente met technologie invloed heeft op de
ontwikkeling. In dit artikel 7 veelvoorkomende angsten over de invloed van mobiele technologieën op de veiligheid,
sociale ontwikkeling, cognitieve prestatie en slaap van adolescenten.
3 bevindingen:
• De meeste online gedragingen en bedreigingen voor het welzijn zijn gespiegeld in de offline wereld, zodat
offline factoren negatieve online ervaringen en effecten kan voorspellen.
• De effecten van mobiele technologieën zijn niet uniform, voor sommige kan het voordelig werken en voor
anderen nadelig.
• Experimentele en quasi-experimentele onderzoeken, die verder gaan dan zelf-gerapporteerde informatie,
zijn nodig om te begrijpen hoe interacties met mobiele technologieën sociale relaties, hersenen en lichamen
beïnvloeden (en voor wie/ onder welke condities)
De selectie van de angsten in dit artikel is gebaseerd op:
A. Resultaten van grootschalige surveys van ouders over aspecten van technologieën waar ouders het meest
bang voor zijn.
B. Diepzinnige interviews met ouders van adolescenten die meededen aan onderzoeken over het gebruik van
telefoons.
C. Een review van recente media gerelateerd aan het gebruik van nieuwe technologieën door adolescenten.
Primary concern --> online veiligheid
Focus op adolescentie --> van 12 tot 20. Waarom? Kenmerken van mobiele telefoons komen vaak overeen met de
kritische ontwikkeling van bepaalde dingen in adolescentie (communicatie, sociale skills), adolescenten worden als
kwetsbaar gezien in ontwikkeling tijdens deze periode, en deze generatie is uniek omdat ze geboren zijn in de
digitale wereld en kunnen zich niet anders herinneren.
Voor elke angst wordt samengevat wat erover bekend is, en identificeert vragen of benaderingen voor
vervolgonderzoek. De evaluatie van nieuwe technologieën is nog schaars omdat het zo nieuw is en dus niet veel over
bekend.
• Angst 1: Ouders piekeren over met wie adolescenten contact hebben online en welke informatie ze delen.
Eigenlijk zijn online en offline contact netwerken heel erg vergelijkbaar, niet veel onbekenden maar
meer met vrienden. Het overgrote deel van online interactie is met vrienden, daarna romantische
partners, ouders en maar 1% met anderen volwassenen. Dit is wel vooral met self-reports gemeten.
Meer monitorend onderzoek is nodig, en ook meer over complexiteit en evolutie.
Over inhoud: bij jongere adolescenten meeste content neutraal of positief, kleine fractie seksueel of
schendend. MAAR, maar 1 onderzoek over dus nog veel meer nodig. Bij ouderen vaker seksueel getint
(20-30% stuurt of ontvangt wel eens naaktfoto's), meestal wel naar romantische partners maar kan
makkelijk doorgestuurd worden. --> ook onderzoeken hierover niet heel sterk.
Meer onderzoek nodig over hoeveel en naar wie berichten worden gestuurd, content en motivatie.
• Angst 2: Ouders zijn bang dat kinderen slachtoffers zijn van cyberbullying of door vreemden gedwongen
worden
Veiligheid issue --> vooral vanwege de constante connectiviteit en moeite met monitoren. Uit meta-
analyse blijkt dat 10-40% slachtoffers is gerelateerd aan cyberbullying, veel overlap tussen online en
offline pesten, en dat slachtoffers van cyberbullying ook risico hebben voor mentale problemen.
, 34
Cyberbullying heeft een veel lagere prevalentie dan traditioneel pesten en is niet toegenomen in de
laatste paar jaar. Kinderen die slachtoffer zijn van cyberbullying zijn vaak ook al slachtoffer van
traditioneel pesten, maar cyberbullying is wel gerelateerd aan negatieve uitkomsten en dat
cyberbullying meer gerelateerd is aan zelfmoordgedachten dan traditioneel pesten. Adolescenten willen
vaak het cyberbullying niet aangeven omdat ze bang zijn dat de apparaten worden afgepakt.
Interventies voor traditioneel pesten moeten ook gebruik worden voor cyberbullying.
Het risico om afgedwongen te worden door vreemden op het internet is relatief laag. Maar 7% van alle
seksuele jeugdmisdaden zijn op het internet gebeurd, en de slachtoffers zijn vaak niet willekeurig maar
hebben offline ook al risico's. Het posten van informatie over jezelf is geen risico maar eerder het
interactieve component met vreemden is een risico. MAAR meer onderzoek is nodig om de risico's van
online dwang te begrijpen
• Angst 3: De constante connectiviteit van adolescenten voorkomt het aanwezig zijn in het echte leven en
interfereert met offline socialisatie en vriendschappen.
Vroeger werd gedacht dat sociale media ten koste ging van sociale interacties offline, maar meer recent
rapporteren adolescenten die meer online communiceren ook een hogere kwaliteit aan vriendschappen.
Online communicatie wordt dan ook vooral gebruikt voor chats met vrienden en dit voorspelde hogere
kwaliteit in vriendschap en ook een hoger welzijn. Die mensen spenderen ook vaak tijd met deze
vrienden offline. Online communicatie promoot gevoelens van behoren en 'self-disclosure'. Online
communicatie kan zelfs ook helpen met het herstellen van emotionele ervaringen/isolatie. Kan ook
helpen met het opbouwen van skills bij kwetsbare/verlegen adolescenten, in netwerk bouwen en
zelfverzekerdheid. Maar het kan ook huidige mentale problemen versterken, meer isolatie en gevoelens
van eenzaamheid.
Nog steeds belangrijk om te noteren dat de data zelf gerapporteerd is en non-experimenteel.
• Angst 4: Mobiele telefoons creëren een digitale scheiding tussen ouders en adolescenten.
Hoewel tijd online gespendeerd inderdaad de face-to-face interactie tussen ouder en kind verminderd, is
er geen bewijs op het verslechteren van de ouder-kind relatie. Het gebruiken van technologieën tussen
generaties kan relaties zelf versterken? De initiatie van contact is een belangrijke variabelen -->
adolescenten die ouders bellen rapporteren betere cohesie en kennis maar andersom niet zo, vooral als
het doel is om meer kennis te krijgen over de activiteit van de kinderen. Het monitoren van de online
activiteit van kinderen kan het gedrag van kinderen veranderen in offline contexten.
• Angst 5: Adolescenten experimenteren met alternatieve identiteiten online, terwijl ze een digitaal archief
van data achterlaten die hun toekomstige leven en sense of self kan beschadigen
Identiteitsformatie is belangrijke ontwikkelingstaak van adolescenten. Belangrijke tijd voor
zelfontwikkeling en exploratie. Mobiele technologieën kunnen helpen met experimenteren met
verschillende identiteiten, voor zelf-expressie. Omdat online communicatie een positieve invloed kan
hebben op zelfconcept, gevoel van behoren en self-disclosure. Deze processen zijn heel belangrijk voor
succesvolle identiteitsformatie. Een zorg die daarbij komt kijken is dat adolescenten online vaak flawless
eruit willen zien en een goede indruk willen achterlaten, en dat ze informatie online achterlaten die op
de lange termijn naar boven gehaald kan worden. (weinig over bekend)
• Angst 6: constant multi-tasken op mobiele apparaten beperkt de cognitieve prestatie van adolescenten.
Bij volwassenen laten experimentele onderzoeken zien dat multi-tasken, taak switchen en afleidingen
kunnen leiden tot verslechterende effecten op cognitieve prestatie (meer tijd, meer errors). Multi-
tasken lijkt ook een negatief te hebben op de prestatie van adolescenten. Geen causale richting
gevonden. Mensen die veel multi-tasken denken dat ze er goed in zijn, maar ze zijn er vaak minder goed
in dan mensen die minder multi-tasken. Helaas is er nog weinig over bekend. Ook niet over
neurologische effecten --> dat bijvoorbeeld plasticiteit van adolescente hersenen prestatie optimaliseren
in de digitale wereld of dat het juist leidt tot slechtere cognitieve prestatie. Ook belangrijk om te kijken
wat het effect is op sustained attention in dagelijks leven. (autorijden)
• Angst 7: Adolescenten verliezen slaap vanwege de technische apparaten.
Adolescenten hebben 8,5 tot 10 uur slaap nodig per nacht, terwijl ze over het algemeen maar 7 uur of
minder slapen. Kan leiden tot fysieke en mentale gezondheidsproblemen en geassocieerd met
verminderde cognitieve prestatie. Slaap is een onderwerp waar veel bewijs is over de negatieve effecten
van mobiele technologieën (duur en kwaliteit). 3 manieren waarop technologieën een negatief effect
kunnen hebben: tijd voor sociale media neemt slaap tijd over, emotionele opwekkende
media/interacties maakt het moeilijk om in slaap te vallen, het felle licht verstoord melatonine activiteit
en slaapritme. Meer apparaten= meer slaapmoeilijkheden.
Probleem 5: Social Media
George & Odgers - Seven Fears and the Science of How Mobile Technologies May Be Influencing Adolescents in
the Digital Age
Monograaf
Abstract
Veel volwassenen vragen zich af hoe de constante connectie van adolescente met technologie invloed heeft op de
ontwikkeling. In dit artikel 7 veelvoorkomende angsten over de invloed van mobiele technologieën op de veiligheid,
sociale ontwikkeling, cognitieve prestatie en slaap van adolescenten.
3 bevindingen:
• De meeste online gedragingen en bedreigingen voor het welzijn zijn gespiegeld in de offline wereld, zodat
offline factoren negatieve online ervaringen en effecten kan voorspellen.
• De effecten van mobiele technologieën zijn niet uniform, voor sommige kan het voordelig werken en voor
anderen nadelig.
• Experimentele en quasi-experimentele onderzoeken, die verder gaan dan zelf-gerapporteerde informatie,
zijn nodig om te begrijpen hoe interacties met mobiele technologieën sociale relaties, hersenen en lichamen
beïnvloeden (en voor wie/ onder welke condities)
De selectie van de angsten in dit artikel is gebaseerd op:
A. Resultaten van grootschalige surveys van ouders over aspecten van technologieën waar ouders het meest
bang voor zijn.
B. Diepzinnige interviews met ouders van adolescenten die meededen aan onderzoeken over het gebruik van
telefoons.
C. Een review van recente media gerelateerd aan het gebruik van nieuwe technologieën door adolescenten.
Primary concern --> online veiligheid
Focus op adolescentie --> van 12 tot 20. Waarom? Kenmerken van mobiele telefoons komen vaak overeen met de
kritische ontwikkeling van bepaalde dingen in adolescentie (communicatie, sociale skills), adolescenten worden als
kwetsbaar gezien in ontwikkeling tijdens deze periode, en deze generatie is uniek omdat ze geboren zijn in de
digitale wereld en kunnen zich niet anders herinneren.
Voor elke angst wordt samengevat wat erover bekend is, en identificeert vragen of benaderingen voor
vervolgonderzoek. De evaluatie van nieuwe technologieën is nog schaars omdat het zo nieuw is en dus niet veel over
bekend.
• Angst 1: Ouders piekeren over met wie adolescenten contact hebben online en welke informatie ze delen.
Eigenlijk zijn online en offline contact netwerken heel erg vergelijkbaar, niet veel onbekenden maar
meer met vrienden. Het overgrote deel van online interactie is met vrienden, daarna romantische
partners, ouders en maar 1% met anderen volwassenen. Dit is wel vooral met self-reports gemeten.
Meer monitorend onderzoek is nodig, en ook meer over complexiteit en evolutie.
Over inhoud: bij jongere adolescenten meeste content neutraal of positief, kleine fractie seksueel of
schendend. MAAR, maar 1 onderzoek over dus nog veel meer nodig. Bij ouderen vaker seksueel getint
(20-30% stuurt of ontvangt wel eens naaktfoto's), meestal wel naar romantische partners maar kan
makkelijk doorgestuurd worden. --> ook onderzoeken hierover niet heel sterk.
Meer onderzoek nodig over hoeveel en naar wie berichten worden gestuurd, content en motivatie.
• Angst 2: Ouders zijn bang dat kinderen slachtoffers zijn van cyberbullying of door vreemden gedwongen
worden
Veiligheid issue --> vooral vanwege de constante connectiviteit en moeite met monitoren. Uit meta-
analyse blijkt dat 10-40% slachtoffers is gerelateerd aan cyberbullying, veel overlap tussen online en
offline pesten, en dat slachtoffers van cyberbullying ook risico hebben voor mentale problemen.
, 34
Cyberbullying heeft een veel lagere prevalentie dan traditioneel pesten en is niet toegenomen in de
laatste paar jaar. Kinderen die slachtoffer zijn van cyberbullying zijn vaak ook al slachtoffer van
traditioneel pesten, maar cyberbullying is wel gerelateerd aan negatieve uitkomsten en dat
cyberbullying meer gerelateerd is aan zelfmoordgedachten dan traditioneel pesten. Adolescenten willen
vaak het cyberbullying niet aangeven omdat ze bang zijn dat de apparaten worden afgepakt.
Interventies voor traditioneel pesten moeten ook gebruik worden voor cyberbullying.
Het risico om afgedwongen te worden door vreemden op het internet is relatief laag. Maar 7% van alle
seksuele jeugdmisdaden zijn op het internet gebeurd, en de slachtoffers zijn vaak niet willekeurig maar
hebben offline ook al risico's. Het posten van informatie over jezelf is geen risico maar eerder het
interactieve component met vreemden is een risico. MAAR meer onderzoek is nodig om de risico's van
online dwang te begrijpen
• Angst 3: De constante connectiviteit van adolescenten voorkomt het aanwezig zijn in het echte leven en
interfereert met offline socialisatie en vriendschappen.
Vroeger werd gedacht dat sociale media ten koste ging van sociale interacties offline, maar meer recent
rapporteren adolescenten die meer online communiceren ook een hogere kwaliteit aan vriendschappen.
Online communicatie wordt dan ook vooral gebruikt voor chats met vrienden en dit voorspelde hogere
kwaliteit in vriendschap en ook een hoger welzijn. Die mensen spenderen ook vaak tijd met deze
vrienden offline. Online communicatie promoot gevoelens van behoren en 'self-disclosure'. Online
communicatie kan zelfs ook helpen met het herstellen van emotionele ervaringen/isolatie. Kan ook
helpen met het opbouwen van skills bij kwetsbare/verlegen adolescenten, in netwerk bouwen en
zelfverzekerdheid. Maar het kan ook huidige mentale problemen versterken, meer isolatie en gevoelens
van eenzaamheid.
Nog steeds belangrijk om te noteren dat de data zelf gerapporteerd is en non-experimenteel.
• Angst 4: Mobiele telefoons creëren een digitale scheiding tussen ouders en adolescenten.
Hoewel tijd online gespendeerd inderdaad de face-to-face interactie tussen ouder en kind verminderd, is
er geen bewijs op het verslechteren van de ouder-kind relatie. Het gebruiken van technologieën tussen
generaties kan relaties zelf versterken? De initiatie van contact is een belangrijke variabelen -->
adolescenten die ouders bellen rapporteren betere cohesie en kennis maar andersom niet zo, vooral als
het doel is om meer kennis te krijgen over de activiteit van de kinderen. Het monitoren van de online
activiteit van kinderen kan het gedrag van kinderen veranderen in offline contexten.
• Angst 5: Adolescenten experimenteren met alternatieve identiteiten online, terwijl ze een digitaal archief
van data achterlaten die hun toekomstige leven en sense of self kan beschadigen
Identiteitsformatie is belangrijke ontwikkelingstaak van adolescenten. Belangrijke tijd voor
zelfontwikkeling en exploratie. Mobiele technologieën kunnen helpen met experimenteren met
verschillende identiteiten, voor zelf-expressie. Omdat online communicatie een positieve invloed kan
hebben op zelfconcept, gevoel van behoren en self-disclosure. Deze processen zijn heel belangrijk voor
succesvolle identiteitsformatie. Een zorg die daarbij komt kijken is dat adolescenten online vaak flawless
eruit willen zien en een goede indruk willen achterlaten, en dat ze informatie online achterlaten die op
de lange termijn naar boven gehaald kan worden. (weinig over bekend)
• Angst 6: constant multi-tasken op mobiele apparaten beperkt de cognitieve prestatie van adolescenten.
Bij volwassenen laten experimentele onderzoeken zien dat multi-tasken, taak switchen en afleidingen
kunnen leiden tot verslechterende effecten op cognitieve prestatie (meer tijd, meer errors). Multi-
tasken lijkt ook een negatief te hebben op de prestatie van adolescenten. Geen causale richting
gevonden. Mensen die veel multi-tasken denken dat ze er goed in zijn, maar ze zijn er vaak minder goed
in dan mensen die minder multi-tasken. Helaas is er nog weinig over bekend. Ook niet over
neurologische effecten --> dat bijvoorbeeld plasticiteit van adolescente hersenen prestatie optimaliseren
in de digitale wereld of dat het juist leidt tot slechtere cognitieve prestatie. Ook belangrijk om te kijken
wat het effect is op sustained attention in dagelijks leven. (autorijden)
• Angst 7: Adolescenten verliezen slaap vanwege de technische apparaten.
Adolescenten hebben 8,5 tot 10 uur slaap nodig per nacht, terwijl ze over het algemeen maar 7 uur of
minder slapen. Kan leiden tot fysieke en mentale gezondheidsproblemen en geassocieerd met
verminderde cognitieve prestatie. Slaap is een onderwerp waar veel bewijs is over de negatieve effecten
van mobiele technologieën (duur en kwaliteit). 3 manieren waarop technologieën een negatief effect
kunnen hebben: tijd voor sociale media neemt slaap tijd over, emotionele opwekkende
media/interacties maakt het moeilijk om in slaap te vallen, het felle licht verstoord melatonine activiteit
en slaapritme. Meer apparaten= meer slaapmoeilijkheden.
