tijdvak 3 Tijd van monniken en ridders 500 - 1000
Kenmerkende aspecten 9, 10, 11 en 12
- 21 mei 996 → koning Otto III wordt tot keizer benoemd door zelf aangestelde paus
- 800 → Karel de Grote gekroond tot ‘keizer der Romeinen’
- De meeste Europeanen leefde als onvrije boeren op het land van edelen en
geestelijken
3.1 leenheren, leenmannen en horigen Kenmerkende aspecten 11 en 12
een agrarische samenleving
- Grote economische achteruitgang → minder handel → minder geld in omloop →
steden trokken leeg en verdwenen
boeren gebonden aan de grond
- Hoge belastingen → pachtboeren verlaten akkers → landbouwproductie daalt →
keizers verbieden pachtboeren om land te verlaten → boeren onder gezag groot
grondbezitters.
- Pachtboeren + slaven = onvrije pachtboeren
- Vrije boeren voelde zich onveilig → krijgen steun van edelman of klooster → pacht
betalen en klusjes doen
- Vrije boeren + onvrije pachtboeren = horigen
het domein
- Landgoed van de heer bestaat uit 2 delen → - Vroonland (heer)
- Hoeveland (horigen en vrije boeren)
vroegmiddeleeuws koningschap
- Binnenvallende Germaanse volkeren werden aangevoerd door krijgsheren
- Koningschap bij meeste volken erfelijk binnen 1 familie
- 800 → Karel de Grote wordt benoemd tot keizer door de paus
Feodale verhoudingen
- Te weinig goed opgeleide klerken (mensen die konden lezen en schrijven)
- Karel de Grote beloonde graven, hertogen etc. met stukken leen → feodale
verhoudingen → contract met regels (bij overtreding mag band verbroken worden) →
edelman werd niet goed behandeld en verbreekt band en houd leen → macht
verbrokkeld geleidelijk.
, de deling van het rijk en nieuwe invallers
- Karel de Grote overleed → 3 zoons nemen zijn rijk over
- Versplintering macht ging verder → hertogen en graven zagen hun leen als
eigendom en gaven het door aan hun zonen zonder toestemming
- Nieuwe binnenvallers → zoons Karel de Grote konden er niks tegen doen → andere
adellijke families op de troon.
- Lokale heren heersten over hun landgoederen als koning.
3.2 Het christendom in Europa kenmerkend aspect 9
koningen en geestelijken
- Arianisme → aanhangers werden ketters genoemd
- Frankische koning Clovis liet zich in 496 dopen → leverde veel steun op van
bisschoppen met veel macht → Clovis kon zo heel Gallië veroveren
- Koningen beschermen geestelijken en schonken grond en andere goederen →
geestelijke stelden documenten op en vervulde diplomatieke missies voor vorsten.
de bekering van Europa
- Missionarissen kwamen vanuit Engeland naar het Europese vasteland om het
christendom te verspreiden.
- Monniken zagen paus als hoogste leider binnen de kerk → paus kreeg meer invloed
in West-Europa.
- Saksen worden met grof geweld tot het christendom gedwongen
Het Kloosterleven
- Kloosters werden gebouwd door mannen en vrouwen die zich volledig aan God
wilden wijden en zich daarom afzonderen van de wereld
- In een klooster leven monniken en nonnen volgens een ‘regel’ → regel van
Benedictus (circa 480- circa 550) → kloosterlingen moet het leven doorbrengen met
bidden, studeren en werken, leven in armoede en hun abt gehoorzamen.
3.3 Een nieuw geloof: de Islam kenmerkend aspect 10
ontstaan van de islam
- Islam werd gesticht door Mohammed, een koopman uit Mekka.
- Mohammed raakte steeds meer overtuigd dat er maar 1 god was, Allah
- Mohammed beschouwde zichzelf als de profeet van Allah → hij verkondigde alle
boodschappen die Allah aan hem verteld zou hebben → na de dood van Mohammed
werden deze boodschappen vastgelegd in de Koran.
- 622 → Situatie in Mekka zeer gespannen → Mohammed en volgelingen vluchten
naar Medina → markeert begin islamitische jaartelling → 8 jaar later gaan ze terug
en veroveren Mekka
- 632 → Mohammed overlijd
Kenmerkende aspecten 9, 10, 11 en 12
- 21 mei 996 → koning Otto III wordt tot keizer benoemd door zelf aangestelde paus
- 800 → Karel de Grote gekroond tot ‘keizer der Romeinen’
- De meeste Europeanen leefde als onvrije boeren op het land van edelen en
geestelijken
3.1 leenheren, leenmannen en horigen Kenmerkende aspecten 11 en 12
een agrarische samenleving
- Grote economische achteruitgang → minder handel → minder geld in omloop →
steden trokken leeg en verdwenen
boeren gebonden aan de grond
- Hoge belastingen → pachtboeren verlaten akkers → landbouwproductie daalt →
keizers verbieden pachtboeren om land te verlaten → boeren onder gezag groot
grondbezitters.
- Pachtboeren + slaven = onvrije pachtboeren
- Vrije boeren voelde zich onveilig → krijgen steun van edelman of klooster → pacht
betalen en klusjes doen
- Vrije boeren + onvrije pachtboeren = horigen
het domein
- Landgoed van de heer bestaat uit 2 delen → - Vroonland (heer)
- Hoeveland (horigen en vrije boeren)
vroegmiddeleeuws koningschap
- Binnenvallende Germaanse volkeren werden aangevoerd door krijgsheren
- Koningschap bij meeste volken erfelijk binnen 1 familie
- 800 → Karel de Grote wordt benoemd tot keizer door de paus
Feodale verhoudingen
- Te weinig goed opgeleide klerken (mensen die konden lezen en schrijven)
- Karel de Grote beloonde graven, hertogen etc. met stukken leen → feodale
verhoudingen → contract met regels (bij overtreding mag band verbroken worden) →
edelman werd niet goed behandeld en verbreekt band en houd leen → macht
verbrokkeld geleidelijk.
, de deling van het rijk en nieuwe invallers
- Karel de Grote overleed → 3 zoons nemen zijn rijk over
- Versplintering macht ging verder → hertogen en graven zagen hun leen als
eigendom en gaven het door aan hun zonen zonder toestemming
- Nieuwe binnenvallers → zoons Karel de Grote konden er niks tegen doen → andere
adellijke families op de troon.
- Lokale heren heersten over hun landgoederen als koning.
3.2 Het christendom in Europa kenmerkend aspect 9
koningen en geestelijken
- Arianisme → aanhangers werden ketters genoemd
- Frankische koning Clovis liet zich in 496 dopen → leverde veel steun op van
bisschoppen met veel macht → Clovis kon zo heel Gallië veroveren
- Koningen beschermen geestelijken en schonken grond en andere goederen →
geestelijke stelden documenten op en vervulde diplomatieke missies voor vorsten.
de bekering van Europa
- Missionarissen kwamen vanuit Engeland naar het Europese vasteland om het
christendom te verspreiden.
- Monniken zagen paus als hoogste leider binnen de kerk → paus kreeg meer invloed
in West-Europa.
- Saksen worden met grof geweld tot het christendom gedwongen
Het Kloosterleven
- Kloosters werden gebouwd door mannen en vrouwen die zich volledig aan God
wilden wijden en zich daarom afzonderen van de wereld
- In een klooster leven monniken en nonnen volgens een ‘regel’ → regel van
Benedictus (circa 480- circa 550) → kloosterlingen moet het leven doorbrengen met
bidden, studeren en werken, leven in armoede en hun abt gehoorzamen.
3.3 Een nieuw geloof: de Islam kenmerkend aspect 10
ontstaan van de islam
- Islam werd gesticht door Mohammed, een koopman uit Mekka.
- Mohammed raakte steeds meer overtuigd dat er maar 1 god was, Allah
- Mohammed beschouwde zichzelf als de profeet van Allah → hij verkondigde alle
boodschappen die Allah aan hem verteld zou hebben → na de dood van Mohammed
werden deze boodschappen vastgelegd in de Koran.
- 622 → Situatie in Mekka zeer gespannen → Mohammed en volgelingen vluchten
naar Medina → markeert begin islamitische jaartelling → 8 jaar later gaan ze terug
en veroveren Mekka
- 632 → Mohammed overlijd