Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5)
Een verstandelijke beperking heeft beperkingen in zowel het verstandelijk als het adaptieve
functioneren, in de conceptuele, sociale en praktische domeinen.
3 criteria:
a. Tekort in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen, plannen,
abstract denken, oordelen enz. hetgeen bevestigd moet worden door zowel een
klinische beoordeling als een geïndividualiseerde, gestandaardiseerde
intelligentietest.
b. Tekort in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat de betrokkene niet kan
voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke
onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid. Zonder blijvende ondersteuning
beperken de tekorten in het aanpassingsvermogen het functioneren in een of meer
aspecten van het dagelijks leven, waaronder communicatie, deelname aan het
sociale leven, school.
c. De tekorten in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen
gedurende de ontwikkelingsperiode.
Licht
Matig
Ernstig
Zeer ernstig
De verschillende niveaus van ernst worden gedefinieerd volgens het adaptieve functioneren
en niet volgens de iq-scores, omdat de mate van adaptief functioneren bepaalt hoeveel
ondersteuning er nodig is.
De hoofdkenmerken van de verstandelijke beperking betreffen tekorten in de intellectuele
functies en in het alledaagse aanpassingsvermogen.
Mate van ernst: licht
Conceptuele domein (competenties op het gebied van het geheugen, taal, lezen,
schrijven, rekenkundig redeneren, het verwerven van praktische kennis, probleem
oplossen en het beoordelen van nieuwe situaties.)
Bij kinderen in voorschoolse leeftijd is er mogelijk geen sprake van duidelijke conceptuele
verschillen. Bij schoolgaande kinderen en volwassenen is er sprake van problemen met
lezen, schrijven, rekenen, klokkijken of geldbeheer waar zij ondersteuning bij nodig hebben.
Bij volwassenen een beperking in het abstracte denken, de executieve functies en
kortetermijngeheugen.
Sociale domein
De betrokkene gedraagt zich onvolwassen in sociale interacties. Moeite hebben om de
sociale signalen van leeftijdgenoten goed waar te nemen. De communicatie en taalgebruik
zijn concreter of minder volwassen van aard dan gezien de leeftijd verwacht. Problemen met
emotieregulering. Het inzicht in risico’s in sociale situaties is beperkt.
Praktische domein
Betrokkene functioneert mogelijk op een voor de leeftijd passende wijze wat betreft
persoonlijke verzorging. Meer ondersteuning nodig bij complexe dagelijkse taken. Bijv.
vervoer, boodschappen, huishouden. Vrijetijdsvaardigheden komen overeen met die van
leeftijdsgenoten, maar hulp nodig bij het beoordelen van eigen welzijn en organiseren van
Een verstandelijke beperking heeft beperkingen in zowel het verstandelijk als het adaptieve
functioneren, in de conceptuele, sociale en praktische domeinen.
3 criteria:
a. Tekort in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen, plannen,
abstract denken, oordelen enz. hetgeen bevestigd moet worden door zowel een
klinische beoordeling als een geïndividualiseerde, gestandaardiseerde
intelligentietest.
b. Tekort in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat de betrokkene niet kan
voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke
onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid. Zonder blijvende ondersteuning
beperken de tekorten in het aanpassingsvermogen het functioneren in een of meer
aspecten van het dagelijks leven, waaronder communicatie, deelname aan het
sociale leven, school.
c. De tekorten in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen
gedurende de ontwikkelingsperiode.
Licht
Matig
Ernstig
Zeer ernstig
De verschillende niveaus van ernst worden gedefinieerd volgens het adaptieve functioneren
en niet volgens de iq-scores, omdat de mate van adaptief functioneren bepaalt hoeveel
ondersteuning er nodig is.
De hoofdkenmerken van de verstandelijke beperking betreffen tekorten in de intellectuele
functies en in het alledaagse aanpassingsvermogen.
Mate van ernst: licht
Conceptuele domein (competenties op het gebied van het geheugen, taal, lezen,
schrijven, rekenkundig redeneren, het verwerven van praktische kennis, probleem
oplossen en het beoordelen van nieuwe situaties.)
Bij kinderen in voorschoolse leeftijd is er mogelijk geen sprake van duidelijke conceptuele
verschillen. Bij schoolgaande kinderen en volwassenen is er sprake van problemen met
lezen, schrijven, rekenen, klokkijken of geldbeheer waar zij ondersteuning bij nodig hebben.
Bij volwassenen een beperking in het abstracte denken, de executieve functies en
kortetermijngeheugen.
Sociale domein
De betrokkene gedraagt zich onvolwassen in sociale interacties. Moeite hebben om de
sociale signalen van leeftijdgenoten goed waar te nemen. De communicatie en taalgebruik
zijn concreter of minder volwassen van aard dan gezien de leeftijd verwacht. Problemen met
emotieregulering. Het inzicht in risico’s in sociale situaties is beperkt.
Praktische domein
Betrokkene functioneert mogelijk op een voor de leeftijd passende wijze wat betreft
persoonlijke verzorging. Meer ondersteuning nodig bij complexe dagelijkse taken. Bijv.
vervoer, boodschappen, huishouden. Vrijetijdsvaardigheden komen overeen met die van
leeftijdsgenoten, maar hulp nodig bij het beoordelen van eigen welzijn en organiseren van