Boek systeemgericht werken in sociale beroepen
Hoofdstuk 2: Algemene systeemtheorie (AST)
2.1 Inleiding
AST is geen inhoudelijke theorie maar een metatheorie:
een andere manier van naar de werkelijkheid kijken - systemen hangen hiërarchisch
met elkaar samen en beïnvloeden elkaar wederzijds.
Gedrag wordt niet verklaard vanuit individuele kenmerken, maar vanuit de
context
2.2 Historische schets
Ludwig von Bertalanffy viel het op dat er overeenkomsten zijn tussen processen die
niks met elkaar te maken lijken te hebben.
Gestaltpsychologie: stroming in de psychologie
Losse indrukken worden gecombineerd en binnen de context van een
betekenis voorzien (een serie losse plaatjes wordt een bewegend beeld)
= de neiging om betekenisvolle gehelen waar te nemen, ontbrekende
onderdelen vullen we naar eigen inzicht in
Het gaat hierbij om context van de fysieke omgeving en context in tijd en
betekenis (voorbeeld is priming; kleuren en woorden)
‘Het geheel is meer dan de som der delen’
Biopsychosociaal model (George Lipman Engel) verbindt geneeskunde met
psychologie en sociale processen
Holistisch mensbeeld: lichaam, geest en omgeving zijn een samenhangend
geheel
Objectieve en subjectieve gegevens
Professional en cliënt vullen elkaar aan in expertise (gelijkwaardige relatie)
2.3 De algemene systeemtheorie
Algemene systeemtheorie: de wereld bestaat uit een verzameling hiërarchisch
geordende systemen, die elkaar wederzijds beïnvloeden.
Systeem: een samenhangend geheel van elementen die samen als een
geheel functioneren (elk ding, ieder mens, familie, buurt, land, samenleving
etc.). Twee kenmerken:
Hiërarchisch geordend (zijn allemaal onderdeel van..)
De onderdelen hangen samen (alles staat met elkaar in verband met
beïnvloeding - als een schakel wegvalt verandert het hele systeem)
Onderdelen beïnvloeden elkaar door middel van communicatie: het uitwisselen van
informatie op welke manier dan ook.
Homeostase: systemen houden zichzelf in dynamisch evenwicht (balans).
Metatheorie: theorie zonder inhoudelijk domein (zonder vast onderwerp) - je
kan naar persoonlijkheid kijken, maar ook naar wiskunde
Paradigma: kan je niet bewijzen of ontkrachten; basale aanname. Theorieën vullen
elkaar aan ook al spreken ze elkaar tegen.
Hoofdstuk 2: Algemene systeemtheorie (AST)
2.1 Inleiding
AST is geen inhoudelijke theorie maar een metatheorie:
een andere manier van naar de werkelijkheid kijken - systemen hangen hiërarchisch
met elkaar samen en beïnvloeden elkaar wederzijds.
Gedrag wordt niet verklaard vanuit individuele kenmerken, maar vanuit de
context
2.2 Historische schets
Ludwig von Bertalanffy viel het op dat er overeenkomsten zijn tussen processen die
niks met elkaar te maken lijken te hebben.
Gestaltpsychologie: stroming in de psychologie
Losse indrukken worden gecombineerd en binnen de context van een
betekenis voorzien (een serie losse plaatjes wordt een bewegend beeld)
= de neiging om betekenisvolle gehelen waar te nemen, ontbrekende
onderdelen vullen we naar eigen inzicht in
Het gaat hierbij om context van de fysieke omgeving en context in tijd en
betekenis (voorbeeld is priming; kleuren en woorden)
‘Het geheel is meer dan de som der delen’
Biopsychosociaal model (George Lipman Engel) verbindt geneeskunde met
psychologie en sociale processen
Holistisch mensbeeld: lichaam, geest en omgeving zijn een samenhangend
geheel
Objectieve en subjectieve gegevens
Professional en cliënt vullen elkaar aan in expertise (gelijkwaardige relatie)
2.3 De algemene systeemtheorie
Algemene systeemtheorie: de wereld bestaat uit een verzameling hiërarchisch
geordende systemen, die elkaar wederzijds beïnvloeden.
Systeem: een samenhangend geheel van elementen die samen als een
geheel functioneren (elk ding, ieder mens, familie, buurt, land, samenleving
etc.). Twee kenmerken:
Hiërarchisch geordend (zijn allemaal onderdeel van..)
De onderdelen hangen samen (alles staat met elkaar in verband met
beïnvloeding - als een schakel wegvalt verandert het hele systeem)
Onderdelen beïnvloeden elkaar door middel van communicatie: het uitwisselen van
informatie op welke manier dan ook.
Homeostase: systemen houden zichzelf in dynamisch evenwicht (balans).
Metatheorie: theorie zonder inhoudelijk domein (zonder vast onderwerp) - je
kan naar persoonlijkheid kijken, maar ook naar wiskunde
Paradigma: kan je niet bewijzen of ontkrachten; basale aanname. Theorieën vullen
elkaar aan ook al spreken ze elkaar tegen.