Pedagogische systemen in de baby- en kindertid
Berns Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1: Ecology and Child development
Ecologie: de wetenschap over relates ttssen organismen en htn omgeving.
Menseliike ecologie betrekt de biologische, psychologische, sociale en ctlttrele contexten interacte
van een ontwikkelend persoon en de conseqtente processen die zich gedtrende die tid ontwikkelen
(denk aan gedrag en leren).
Adapte: het veranderen van gedrag zodat het meer passend is voor de condites die de omgeving
hen geef.
Demographics: statstsche karakteriseren van de menseliike poptlate (denk aan leefiid, inkomen,
sekse).
Economics: de prodtcte, verdeling en constmpte van goederen en diensten.
Paragraaf 1.2: Socializaton and child development
Socialisate: waarin individtelen de kennis, skills en karaktertrekken verwerven zodat zii als een
effectef persoon ktnnen partciperen.
Socialisate komt voor:
- Met de tid.
- Door interacte met anderen.
- Door commtnicate.
- In emotonele signifcante contexten.
Paragraaf 1.3: Socializaton as a Uniqte Htman Process
Internalisate: het proces bii wat extern gedrag veranderd naar intern of zelfregtlerend gedrag.
Paragraaf 1.4: Socializaton as a Reciprocal Dynamic Process
Socialisate is een:
- Reciprocal process: een respons lokt een ander respons tit.
- Dynamic process: interactes veranderen over tid.
Genetcs
Genotype: het totale pakket van genen van een individt, zonder beïnvloeding van de omgeving.
Acteve genotypye-omgeving interacte treed op wanneer het genotype van de individt de ketze van
de omgeving bepaald.
Er ziin 3 typen genotype-omgeving interactes:
- Passieve genotype-omgeving interacte treed op doordat otders en kinderen htn genen en
omgeving delen.
- Evocateve genotype-omgeving interacte vindt plaats wanneer kinderen verschillende
omgevingen ervaren, afankeliik van de reactes van anderen op de verschillende genetsche
aanleggingen van kinderen.
- Acteve genotype-omgeving interacte treed op wanneer het genotype van het individt de
ketze van de omgeving bepaald.
Temperament
Temperament ziin de aangeboren kenmerken die de sensitviteit naar ervaringen en
verantwoordeliikheid naar sociale interacte bepalen.
Er ziin 3 soorten temperamenten bii baby’s.
- Easy child.
, - Slow to warm tp child.
- Diffictlt child.
Mattraton
Maturaton is de ontwikkelingsverandering die geassocieerd is met de leefiid.
Paragraaf 1.5: Intentonal and Unintentonal Socializaton
Intentonal: wanneer anderen zeggen dat ie het moet doen.
Unintentonal: wanneer ie spontaan/tit ie eigen socialiseert.
Paragraaf 1.6: Change, challenge, and socializaton
Directed afect (socializing): denk aan infate e minder htishotdgeld. Hierdoor worden kinderen
indirected afect e zii moeten thtis meer doen, omdat htn otders meer moeten werken.
Developmentally appropriate is een ctrrictltm dat rekening hotdt met de individtele verschillen en
groeipatronen van een kind.
1.7: Scientfc Theory and the Bioecological Model of Htman Development: A Maior
Socializaton
Theory
Een wetenschappeliike theorie ziin beweringen die observates, verschillende feiten en
voorspellingen voor de toekomst organiseert en titlegt. Theories:
- Bied een kader voor het interpreteren van wetenschappeliike bevindingen en geven een
strtctttr voor toekomstge sttdies.
- Leggen een specifek aspect van ontwikkeling tit.
- Beschriif setngs die aspecten van een kind ziin ontwikkeling beïnvloedt.
- Onderzoekt de interacte ttssen kind en ziin omgeving.
Bioecological: de rol die organismen spelen in het vormen van htn eigen omgeving over tid.
Piaget:
0-2 Infants Zinttigen en motorische actviteit
3-5 Preschool Begin begriipen relates op een inttïteve en fantasieriike manier.
Griis haar? e oma.
6-11 School-age Logica voor relates alleen op een concrecte en echte manier. Man
in vrotwenkleding is vrotw.
12+ Adolescents Begriipen door hypothetsch redeneren.
1.8: Ecological Systems and Socializaton
Bronfenbrenner:
- Micro: familie, peers, media, school/kinderopvang, bttrt, interactes
microsystemen.
- Meso: verbanden en interrelates met 2 of meer microsystemen.
- Exo: kinderen ziin geen partcipanten, maar worden wel beïnvloed in htn micro.
- Macro: maatschappii en stbctltttr.
1. High-context: mensen leven in harmonie met de natttr en andere mensen.
In en ott grotp.
2. Low-context: individteel.
3. Adaptve behaviour to survive: gedrag dat gepast is in welke context. High-
context: tradite, groot menseliik netwerk, de opvoedingsstilen beïnvloeden
onafankeliikheid en overeenstemming. Low-context: progressie, nietwe
, kennis, de opvoedingsstilen beïnvloeden de onafankeliikheid en
creatviteit.
Het chronosysteem is de tidsbesteding van het model, de omgeving veranderd met de tid.
1.9: The Chronosystem: Interacton of Ecological Systems over Time
Chronosystem: tideliike veranderingen in het ecologische systeem of met individtelen die zorgen
voor veranderingen dat de ontwikkeling beïnvloed.
Chronosystem Effects: The Ftttre
Sommige tideliike trends beïnvloeden de toekomst op deze manierne:
- Biotechnology: kinderen slimmer maken door sperma en eieren goed te combineren.
- Reconcepttalizaton of societal and individtal responses: eerst googlen dan pas aan iemand
die er verstand van heet vragen.
- Informaton Techonology.
- Globalis/Natonalism.
- Shif in Decision-Making Responsibility.
- Informaton Intermediaries (ttssenpersonen).
1.10: Examining the Well-Being of Children
Politci volgen deze indicatoren om beslissingen te maken voor kinderen wat er in de nietwe
programma’s moeten worden ontwikkeld:
- Family and social environment indicators.
- Economic circtmstance indicators.
- Health care indicators.
, - Physical environment and safety indicators.
- Behaviotr indicators.
- Edtcaton indicators.
- Health indicators.
Berns Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1: Ecology and Child development
Ecologie: de wetenschap over relates ttssen organismen en htn omgeving.
Menseliike ecologie betrekt de biologische, psychologische, sociale en ctlttrele contexten interacte
van een ontwikkelend persoon en de conseqtente processen die zich gedtrende die tid ontwikkelen
(denk aan gedrag en leren).
Adapte: het veranderen van gedrag zodat het meer passend is voor de condites die de omgeving
hen geef.
Demographics: statstsche karakteriseren van de menseliike poptlate (denk aan leefiid, inkomen,
sekse).
Economics: de prodtcte, verdeling en constmpte van goederen en diensten.
Paragraaf 1.2: Socializaton and child development
Socialisate: waarin individtelen de kennis, skills en karaktertrekken verwerven zodat zii als een
effectef persoon ktnnen partciperen.
Socialisate komt voor:
- Met de tid.
- Door interacte met anderen.
- Door commtnicate.
- In emotonele signifcante contexten.
Paragraaf 1.3: Socializaton as a Uniqte Htman Process
Internalisate: het proces bii wat extern gedrag veranderd naar intern of zelfregtlerend gedrag.
Paragraaf 1.4: Socializaton as a Reciprocal Dynamic Process
Socialisate is een:
- Reciprocal process: een respons lokt een ander respons tit.
- Dynamic process: interactes veranderen over tid.
Genetcs
Genotype: het totale pakket van genen van een individt, zonder beïnvloeding van de omgeving.
Acteve genotypye-omgeving interacte treed op wanneer het genotype van de individt de ketze van
de omgeving bepaald.
Er ziin 3 typen genotype-omgeving interactes:
- Passieve genotype-omgeving interacte treed op doordat otders en kinderen htn genen en
omgeving delen.
- Evocateve genotype-omgeving interacte vindt plaats wanneer kinderen verschillende
omgevingen ervaren, afankeliik van de reactes van anderen op de verschillende genetsche
aanleggingen van kinderen.
- Acteve genotype-omgeving interacte treed op wanneer het genotype van het individt de
ketze van de omgeving bepaald.
Temperament
Temperament ziin de aangeboren kenmerken die de sensitviteit naar ervaringen en
verantwoordeliikheid naar sociale interacte bepalen.
Er ziin 3 soorten temperamenten bii baby’s.
- Easy child.
, - Slow to warm tp child.
- Diffictlt child.
Mattraton
Maturaton is de ontwikkelingsverandering die geassocieerd is met de leefiid.
Paragraaf 1.5: Intentonal and Unintentonal Socializaton
Intentonal: wanneer anderen zeggen dat ie het moet doen.
Unintentonal: wanneer ie spontaan/tit ie eigen socialiseert.
Paragraaf 1.6: Change, challenge, and socializaton
Directed afect (socializing): denk aan infate e minder htishotdgeld. Hierdoor worden kinderen
indirected afect e zii moeten thtis meer doen, omdat htn otders meer moeten werken.
Developmentally appropriate is een ctrrictltm dat rekening hotdt met de individtele verschillen en
groeipatronen van een kind.
1.7: Scientfc Theory and the Bioecological Model of Htman Development: A Maior
Socializaton
Theory
Een wetenschappeliike theorie ziin beweringen die observates, verschillende feiten en
voorspellingen voor de toekomst organiseert en titlegt. Theories:
- Bied een kader voor het interpreteren van wetenschappeliike bevindingen en geven een
strtctttr voor toekomstge sttdies.
- Leggen een specifek aspect van ontwikkeling tit.
- Beschriif setngs die aspecten van een kind ziin ontwikkeling beïnvloedt.
- Onderzoekt de interacte ttssen kind en ziin omgeving.
Bioecological: de rol die organismen spelen in het vormen van htn eigen omgeving over tid.
Piaget:
0-2 Infants Zinttigen en motorische actviteit
3-5 Preschool Begin begriipen relates op een inttïteve en fantasieriike manier.
Griis haar? e oma.
6-11 School-age Logica voor relates alleen op een concrecte en echte manier. Man
in vrotwenkleding is vrotw.
12+ Adolescents Begriipen door hypothetsch redeneren.
1.8: Ecological Systems and Socializaton
Bronfenbrenner:
- Micro: familie, peers, media, school/kinderopvang, bttrt, interactes
microsystemen.
- Meso: verbanden en interrelates met 2 of meer microsystemen.
- Exo: kinderen ziin geen partcipanten, maar worden wel beïnvloed in htn micro.
- Macro: maatschappii en stbctltttr.
1. High-context: mensen leven in harmonie met de natttr en andere mensen.
In en ott grotp.
2. Low-context: individteel.
3. Adaptve behaviour to survive: gedrag dat gepast is in welke context. High-
context: tradite, groot menseliik netwerk, de opvoedingsstilen beïnvloeden
onafankeliikheid en overeenstemming. Low-context: progressie, nietwe
, kennis, de opvoedingsstilen beïnvloeden de onafankeliikheid en
creatviteit.
Het chronosysteem is de tidsbesteding van het model, de omgeving veranderd met de tid.
1.9: The Chronosystem: Interacton of Ecological Systems over Time
Chronosystem: tideliike veranderingen in het ecologische systeem of met individtelen die zorgen
voor veranderingen dat de ontwikkeling beïnvloed.
Chronosystem Effects: The Ftttre
Sommige tideliike trends beïnvloeden de toekomst op deze manierne:
- Biotechnology: kinderen slimmer maken door sperma en eieren goed te combineren.
- Reconcepttalizaton of societal and individtal responses: eerst googlen dan pas aan iemand
die er verstand van heet vragen.
- Informaton Techonology.
- Globalis/Natonalism.
- Shif in Decision-Making Responsibility.
- Informaton Intermediaries (ttssenpersonen).
1.10: Examining the Well-Being of Children
Politci volgen deze indicatoren om beslissingen te maken voor kinderen wat er in de nietwe
programma’s moeten worden ontwikkeld:
- Family and social environment indicators.
- Economic circtmstance indicators.
- Health care indicators.
, - Physical environment and safety indicators.
- Behaviotr indicators.
- Edtcaton indicators.
- Health indicators.
