Geschiedenis samenvatting
Hoofdstuk 8
Kenmerkende aspecten
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse, verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën
en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het
abolitionisme
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Paragraaf 1
Voltaire = voorstander verlichting
Rationalisme = logisch nadenken
Empirisme = onderzoek via waarneming
Meeste verlichte denkers waren geloving
o Zelf onderzoek doen hoefde niet in strijd te gaan tegen geloof
o Natuuronderzoek = god heel slim de wereld geschapen
Deïsme
God had wereld, mens en natuurwetten geschapen maar bemoeide zich na
schepping niet meer met wereld
Ongodisme
o Spinoza
o God niet persoon maar natuurlijke processen
o Streng verboden, straffen
Ideeën over politiek en staat van verlichte denkers
Natuurrechten mensen konden niet in eentje deze rechten beschermen dus
sociaal contract (Locke)
Volkssoevereiniteit (Rousseau)
Scheiding der machten / trias politica (Montesquieu)
Cultuurrelativisme
o Volken buiten Europa niet minderwaardig
o Volken buiten Europa nog in vroege fase ontwikkeling = superioriteitsgevoel
Paragraaf 2
Hoofdstuk 8
Kenmerkende aspecten
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse, verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën
en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het
abolitionisme
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Paragraaf 1
Voltaire = voorstander verlichting
Rationalisme = logisch nadenken
Empirisme = onderzoek via waarneming
Meeste verlichte denkers waren geloving
o Zelf onderzoek doen hoefde niet in strijd te gaan tegen geloof
o Natuuronderzoek = god heel slim de wereld geschapen
Deïsme
God had wereld, mens en natuurwetten geschapen maar bemoeide zich na
schepping niet meer met wereld
Ongodisme
o Spinoza
o God niet persoon maar natuurlijke processen
o Streng verboden, straffen
Ideeën over politiek en staat van verlichte denkers
Natuurrechten mensen konden niet in eentje deze rechten beschermen dus
sociaal contract (Locke)
Volkssoevereiniteit (Rousseau)
Scheiding der machten / trias politica (Montesquieu)
Cultuurrelativisme
o Volken buiten Europa niet minderwaardig
o Volken buiten Europa nog in vroege fase ontwikkeling = superioriteitsgevoel
Paragraaf 2