Samenvatting wiskunde in de klas
De rekenvoorwaarden
➔ Zaken die getest worden in het 3de Kleuter om door te kunnen gaan naar het 1ste leerjaar.
1. Lichaamsschema als basis van het handelen
2. Ordenen van tijd en ruimte toepassen van ruimtelijke begrippen op voorstellingsniveau
3. Ontstaan van bewegings- en handelingsvoorstellingen
a. Je moet hiervoor een voorstelling kunnen maken in je hoofd en een beweging
kunnen voorstellen.
4. Snel visueel kunnen overzien van een willekeurig gestrooide hoeveelheid vijf
5. Kennis van de vijf onderdelen met betrekking tot logisch denken
a. Maatbegrip
b. Classificatiebegrip
c. Conservatiebegrip
d. Één-één-relatie
e. Seriatiebegrip
6. Kennis van relatie-, hoeveelheids- en verhoudingsbegrippen
7. Kennis van een reeks en de bijhorende begrippen voorste, volgende, middelste, achterste, …
8. Technische voorwaarden als: het kennen van cijfernamen, het kunnen tellen, het kennen van
cijfer- en bewerkingssymbolen
9. Operationeel bewerkingen kunnen uitvoeren (erbij, eraf) en kunnen splitsen/ verdelen
Begrippen van nr. 5
Classificeren
➔ Het groeperen van een verzameling voorwerpen (rood bij rood, blauw
bij blauw, appels bij appels, …)
➔ Volgende stap: vragen in welke verzameling er meer zijn
Conservatie
Inhoud:
,Aantal:
Meestal doe je de hoeveelheden in rijen. Om door te hebben om goed te kunnen tellen kan je de 2
de rij een beetje uit elkaar trekken.
lengte:
Één één relatie
➔ Manier om hoeveelheden te vergelijken en de vraag te stellen van welke groep er meer zijn
o (zijn er meen bananen of appels?)
➔ Hoe doe je dat?
o In rijen naast elkaar lijken en zien hoeveel er meer zijn.
= er is 1 appel meer.
,Seriatie
- Ordenen
Naar lengte :
De kinderen zien wat de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken zijn van lengte
Naar breedte:
De kinderen zien wat de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken zijn van breedte
Naar gewicht:
De kinderen zien wat de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken zijn van gewicht
Naar oppervlakte:
De kinderen zien de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken van oppervlakte
, Rekenen tot 20
Het verzamelbegrip:
→Voorwerpen verzamelen met eenzelfde eigenschap. De eigenschap kan van heel specifiek (bv
rood) naar heel algemeen gaan (dingen).
Éen meer/één minder
Seriatie van hoeveelheden
????
Het tellen van aantallen
Tellen bestaat uit 2 grote onderdelen:
- Procedureel: juist tellen
- Conceptueel: de kennis die begrijpt hoe het tellen in elkaar zit
Conceptueel is opgesplits in 5 onderdelen:
1. Één op één relatie
1. elk vw één keer tellen
2. Stabiele volgorde
1. getallen worden in dezelfde volgorde toegekend.
3. Kardinaliteit
1. het laatst genoemde getal = hoeveelheid
4. Abstractie
1. alle soorten vw kunnen geteld worden
5. Irrelevantie volgorde
1. vw kunnen in willekeurige volgorde geteld worden
We leren kinderen best hoeveelheden vergelijken met als regel :
leeftijd +1. Een kleuter van 4 kan dus best hoeveelheden
vergelijken tot 5
De rekenvoorwaarden
➔ Zaken die getest worden in het 3de Kleuter om door te kunnen gaan naar het 1ste leerjaar.
1. Lichaamsschema als basis van het handelen
2. Ordenen van tijd en ruimte toepassen van ruimtelijke begrippen op voorstellingsniveau
3. Ontstaan van bewegings- en handelingsvoorstellingen
a. Je moet hiervoor een voorstelling kunnen maken in je hoofd en een beweging
kunnen voorstellen.
4. Snel visueel kunnen overzien van een willekeurig gestrooide hoeveelheid vijf
5. Kennis van de vijf onderdelen met betrekking tot logisch denken
a. Maatbegrip
b. Classificatiebegrip
c. Conservatiebegrip
d. Één-één-relatie
e. Seriatiebegrip
6. Kennis van relatie-, hoeveelheids- en verhoudingsbegrippen
7. Kennis van een reeks en de bijhorende begrippen voorste, volgende, middelste, achterste, …
8. Technische voorwaarden als: het kennen van cijfernamen, het kunnen tellen, het kennen van
cijfer- en bewerkingssymbolen
9. Operationeel bewerkingen kunnen uitvoeren (erbij, eraf) en kunnen splitsen/ verdelen
Begrippen van nr. 5
Classificeren
➔ Het groeperen van een verzameling voorwerpen (rood bij rood, blauw
bij blauw, appels bij appels, …)
➔ Volgende stap: vragen in welke verzameling er meer zijn
Conservatie
Inhoud:
,Aantal:
Meestal doe je de hoeveelheden in rijen. Om door te hebben om goed te kunnen tellen kan je de 2
de rij een beetje uit elkaar trekken.
lengte:
Één één relatie
➔ Manier om hoeveelheden te vergelijken en de vraag te stellen van welke groep er meer zijn
o (zijn er meen bananen of appels?)
➔ Hoe doe je dat?
o In rijen naast elkaar lijken en zien hoeveel er meer zijn.
= er is 1 appel meer.
,Seriatie
- Ordenen
Naar lengte :
De kinderen zien wat de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken zijn van lengte
Naar breedte:
De kinderen zien wat de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken zijn van breedte
Naar gewicht:
De kinderen zien wat de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken zijn van gewicht
Naar oppervlakte:
De kinderen zien de wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken van oppervlakte
, Rekenen tot 20
Het verzamelbegrip:
→Voorwerpen verzamelen met eenzelfde eigenschap. De eigenschap kan van heel specifiek (bv
rood) naar heel algemeen gaan (dingen).
Éen meer/één minder
Seriatie van hoeveelheden
????
Het tellen van aantallen
Tellen bestaat uit 2 grote onderdelen:
- Procedureel: juist tellen
- Conceptueel: de kennis die begrijpt hoe het tellen in elkaar zit
Conceptueel is opgesplits in 5 onderdelen:
1. Één op één relatie
1. elk vw één keer tellen
2. Stabiele volgorde
1. getallen worden in dezelfde volgorde toegekend.
3. Kardinaliteit
1. het laatst genoemde getal = hoeveelheid
4. Abstractie
1. alle soorten vw kunnen geteld worden
5. Irrelevantie volgorde
1. vw kunnen in willekeurige volgorde geteld worden
We leren kinderen best hoeveelheden vergelijken met als regel :
leeftijd +1. Een kleuter van 4 kan dus best hoeveelheden
vergelijken tot 5