1. Moleculaire samenstelling – opbouw vh menselijk lichaam
2. Aminozuren en eiwitten (proteïnen)
3. Enzymen
4. Lipiden
5. Membranen
6. Koolhydraten en sachariden
7. Energiewinning
8. Nucleïnezuren
9. DNA-replicatie – transcriptie – translatie
, HOOFDSTUK 1: MOLECULAIRE SAMENSTELLING –
OPBOUW VH MENSELIJK LICHAAM
1.1 Wat is biochemie?
Biologie
= leer van het leven
® bestudeert leven
Chemie
= leer vd elementen + verbindingen waaruit stoffen bestaan
® bestudeert chemische processen
Biochemie
= gaat ervan uit dat alle verschijnselen in levende organismen kunnen worden verklaard door
scheikundige processen
¨ Voorbeelden
o Spiersamentrekking : vormverandering in eiwitten
o Spijsvertering : splitsreacties
o Impulsgeleiding zenuw : transport van ionen
o Tandcariës : oplossen van calciumfosfaatzouten
o Parodontitis : afbraak van bindweefseleiwitten
1.2 Kenmerken van leven
Organisme
= eenheid van leven opgebouwd uit levenloze moleculen
o Onderscheiden zich van levenloze dingen door:
1) Hoge mate ordening
2) Zelf in stand houden ordening – uitbreiding door groei + voortplanting
Þ metabolisme1 : aanmaak van moleculen die belangrijk zijn voor bestaan
Doodgaan
= metabolisme is ontregeld en loopt vast
o Oorzaken:
§ In de war raken metabolisme ® ziekte – vergiftiging
§ Tekort aan bouwstenen – energie ® uithongering
Cel
= kleinste eenheid van leven
Eencellige organismen
= al hun functies zitten in één cel
o Prokaryoten ® bacteriën
§ Membraan2
§ geen celkern
1
Stofwisseling
2
Beschermt chemische reacties cel tegen buitenwereld
,Organellen
= orgaantjes vd cel omringd door membranen
o belangrijkste in de cel: de kern ® ligt alle informatie om een cel aan te sturen
Eukaryoten
= organismen met celkern
o aparte ruimtes waarin verschillende chemische reacties kunnen plaatsvinden
1.3 Elementen van levende organismen
Moleculen
= opgebouwd uit atomen
Atomen (elementen3)
= bouwstenen van moleculen ® ong. 100 verschillende
o Levende organismen : 60, waarvan 22 essentieel voor leven
Þ bio-elementen4
o Aantal protonen = atoomnummer
Belangrijkste bio-elementen:
o H : waterstof
o O : zuurstof Vormen 95% vh celgewicht
o C : koolstof
o N : stikstof
o P : fosfor
o S : zwavel
Positief geladen ionen
Þ mineralen
o Na : natrium
o K : kalium
o Mg : magnesium
o Ca : calcium
Negatief gelaten ionen
o Cl : chloor
Sporenelementen5
o Fe : ijzer
o belangrijk: rode bloedcellen – tekort? ® boedarmoede
o Zn : zink
o Cu : koper
o Co : kobalt
o Mn : mangaan
o I : jodium
o belangrijk: schildklier stimulerend hormoon – onvoldoende? ® opzwelling +
struma
3
Element: stof die bestaat uit één type atoom
4
Elementen die bestanddeel uitmaken van levende organismen
5
Elementen die in lage concentraties aanwezig zijn in lichaam
, 1.4 Bouwstenen en biopolymeren
o Elementen vormen bouwstenen van grotere moleculen
Biomolecuul
= molecuul dat van nature voorkomt in een organisme en gevormd kan worden door
organismen
Polymeren
= keten van bouwstenen met min of meer dezelfde structuur
Bio-polymeren
= bouwstenen van complexere structuren
vb: organellen
4 typen biomoleculen
1. Eiwitten
= bouwstenen en werkpaarden6 van een organisme ® regelt chemische reacties
o opgebouwd uit aminozuren
2. Koolhydraten (polysachariden)
= energiebron
o opgebouwd uit enkelvoudige monosachariden
3. Lipiden (vetten)
= reservestof in vetweefsel – bouwstenen van membranen die organellen afgrenzen
o opgebouwd uit vetzuren + glycerol
4. Nucleïnezuren (DNA – RNA)
= opslag van erfelijke informatie
o opgebouwd uit mono-nucleotiden
(2) Lysosomen
= afbraak van stoffen
(3) Mitochondriën
= energiecentrale Organellen
(4) Nucleus
= opslag van DNA in vorm van chromosomen
(9) Endoplasmatisch reticulum
= transport/bewerking van secretie-eiwitten
betrokken bij stofwisselingsprocessen
vb: cholesterol / lipide aanmaak
6
Enzymen