Hoofdstuk 1
1981- verplicht engels op basisscholen
EIBO= engels in het basisonderwijs
Reden invoering vreemde taal
- 1969 besloot regering vanaf 10e jaar minimaal 1 taal aanleren.
- kinderen leren het sneller en beter. 10-12j kunnen beter immiteren. ook vinden
jongen kinderen het leuk en puber eigenlijk al niet meer.
- nadeel kind kan alleen goed imiteren maar kan niet makkelijk de regels leren, je
moet ze dus standaard zinnen aanleren.
- je leert kinderen abstract denken, tafel kan je ook tisch zeggen dus heeft
meerdere namen.
Voor meertalige leerlingen is engels bv de 3e taal. Zij moeten eerst nederlands leren en dan pas
engels waardoor ze een achterstand oplopen. Echter is het aanleren van engels wel weer makkelijker
omdat zij het proces al hebben meegemaakt. voor sommige heb de moedertaal geen enkele
overeenkomst met engels dat is extra lastig
Vervolgonderwijs zegt: beginsituatie loopt sterk uiteen. de aanleverende basisscholen werken heel
verschillend. het effect van EIBO verdwijnt snel
- opleiding leerkrachten zijn slecht en spreken het slecht, het kan niet in cito toets want dan krijgen
de kinderen de lessen te productiegericht. Verschillende methodes is ook lastig.
Taalportfolio: kan je je eigen taal niveau bekijken. je kan daarmee dan een talenpaspoort aanleggen.
VO en BO moeten gaan samenwerken.
Hoofdstuk 2: Doelstellingen
taalmiddelen:
- taalfuncties: wat je aan met taal doet. je emotie uitdrukken, sociale contacten leggen en onderhoud
- taalnoties: je deelt iets mee en je vraagt iets. dus bv persoonlijke gegevens, woonomgeving enz.
- kerndoel 1: de leerlingen begrijpen eenvoudige gesproken teksten over alledaagse situaties.
- kerndoelen 2: de leerlingen begrijpen voldoende engelse woorden om gesproken mededelingen te
kunnen begrijen over persoonlijke gegevens, eten en drinken, woonomgeving en tijdsaanduiding.
- kerndoel 3: de leerlingen kunnen met elkaar praten over alledaagse situaties; ze hanteren daarbij
een begrijpelijke uitspraak.
- kerndoel 4: de leerlingen begrijpen de hoofdzaken van een eenvoudige, geschreven tekst
- kerndoel 5: de leerlingen kunnen een woordenboek gebruiken en zo de betekenis van woorden
achterhalen.
, Hoofdstuk 3: didactische methoden:
De 4 didactische methoden:
1. de structurele benadering
- de grammatica-vertaalmethode
- de audiolinguale methode
2. de communicatieve benadering
- de functuineel-notionele methode (F-N) ( ook wel: communicatieve methode)
- receptieve methode
Nadruk op Receptieve vaardigheden Productieve vaardigheden
Structuur Grammatica-vertaal methode Audiolinguale methode
Communicatie Receptieve methode F-N-methode
Productief Receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven lezen
* de mondelinge vaardigheden zijn het belangrijkste. (audiolinguale en F-N methode)
de receptieve vaardigheden zijn het belangrijkst. (grammatica vertaalmethode en receptieve)
schrijfvaardigheid is niet belangrijk. maar dit heeft niet te maken met de spelling maar juist
briefschrijven.
- structurele benadering: stelt in de lessen een bepaald grammaticaal probleem centraal, bv
meervoud, het lidwoord enz.
- communicatieve benadering: overbrengen van boodschap staat centraal. de lessen zijn
gegroepeerd rond een taalgebruiksituatie. er wordt geen speciale aandacht geschonken aan de
taalstructuur.
- een methode is een didactische aanpak gebaseerd op leerpsychologische of onderwijskundige
principes op het gebied van doelstelling, selectie, ordening en overdracht en is een abstract begrip,
terwijl een leerpakket de concrete invulling is van een methode. Een leerpakket kan meerdere dingen
in een zijn en zo kan 1 methode de grondslag voren voor een groot aantal leerpakketten.
De grammatica- vertaalmethode: oudste methode, lijkt op de manier waarop men eeuwenlang de
klassieke(dode) talen leerde. je gaat dan niet uit van gesproken taal maar van grammatica. je kreeg
daarbij rijtjes werkwoorden/zn/bn enz. je kreeg woordenlijsten met 2 talen dit omdat de leerlingen
teksten konden vertalen. toen een levende taal kwam deden ze zelfde alleen maar vertalen leren.
kenmerkend is dus: regels en woorden uit het hoofd leren en een tekst kunnen vertalen.
-deductieve grammatica:uitgaan van een regel en dan met voorbeelden onderbouwen.
- inductief grammatica: uitgaan van concrete voorbeelden waaruit regel is af te leiden. dus
zonder grammatica regels te letterlijk te leren.
*nadeel: je krijgt spreekangst want je weet alle regels maar wil ze wel goed toepassen. de kinderen
leren dus niet om met elkaar te praten.