Oefententamen Supply Chain Management
Normale tekst = eigen antwoord.
Dikgedrukt = goede antwoord.
schuingedrukt = toelichtng
1. Geef een omschrijving van het begrip TCO (Total cost of ownership)
De totale kosten die verbonden zijn bij de aanschaf van een product of dienst, dus niet alleen de
aanschafosten maar ook de kosten voor gebruik en onderhoud, bijv. bij een printer. een goedkope
printer kan dure cartridges met zich meebrengen. Auto’s zijn ook een voorbeeld.
Alle kosten van een producteeiddel gedurende de coeplete gebruiksperiode.
2. 3 verschillende bedrijven hebben een compleet verschillend inkoopaandeel, nl 20%, 50% en
70%. – Licht toe welk percentage past bij resp. een handelsbedrijf, een productebedrijf en
een dienstverlenend bedrijf.
20% dienstverlenend bedrijf. Deze bedrijven hebben eenmaal weinig inkoopkosten omdat ze vaak
weinig/geen materiaal nodig hebben
50% productebedrijf, omdat ze gedeeltelijk inkopen en gedeeltelijk zelf maken
70% handelsbedrijf, omdat ze alleen inkopen en verkopen
20% dienstverlenend bedrijf, geen fysiek product. Inkoop is prieair facility inkoop. Loonkosten
zijn hier doeinant.
50% productebedrijf, wel toegevoegde waarde aan product. Loonkosten zijn naar verhouding
hoger dan een handelsbedrijf
70% handelsbedrijf, geen toegevoegde waarde aan product. Inkoopkosten zijn de belangrijkste
kostenpost
Normaal gesproken vallen loonkosten niet onder inkoop, omdat je er geen factuur van hebt.
3. een professioneel inkoper maakt regelmatg een leveranciersanalyse. Onderstaand tref je
een grafsche weergave van zo’n analyse aan.
a. Welke eenheid staat er op de x-as, resp. (respectevelijk) de y-as van deze grafekk
x-as: aantal leveranciers
y-as: inkoopvolume
x-as: leveranciers (gerangschikt van groot naar klein)
y-as: inkoopvoluee (inkoopoezet/-bedrag etc.)
b. Licht toe hoe ook in deze situate het Pareto-principe van toepassing is.
eet 20% v/d leveranciers wordt 80% v/d inkopen gerealiseerd
Normale tekst = eigen antwoord.
Dikgedrukt = goede antwoord.
schuingedrukt = toelichtng
1. Geef een omschrijving van het begrip TCO (Total cost of ownership)
De totale kosten die verbonden zijn bij de aanschaf van een product of dienst, dus niet alleen de
aanschafosten maar ook de kosten voor gebruik en onderhoud, bijv. bij een printer. een goedkope
printer kan dure cartridges met zich meebrengen. Auto’s zijn ook een voorbeeld.
Alle kosten van een producteeiddel gedurende de coeplete gebruiksperiode.
2. 3 verschillende bedrijven hebben een compleet verschillend inkoopaandeel, nl 20%, 50% en
70%. – Licht toe welk percentage past bij resp. een handelsbedrijf, een productebedrijf en
een dienstverlenend bedrijf.
20% dienstverlenend bedrijf. Deze bedrijven hebben eenmaal weinig inkoopkosten omdat ze vaak
weinig/geen materiaal nodig hebben
50% productebedrijf, omdat ze gedeeltelijk inkopen en gedeeltelijk zelf maken
70% handelsbedrijf, omdat ze alleen inkopen en verkopen
20% dienstverlenend bedrijf, geen fysiek product. Inkoop is prieair facility inkoop. Loonkosten
zijn hier doeinant.
50% productebedrijf, wel toegevoegde waarde aan product. Loonkosten zijn naar verhouding
hoger dan een handelsbedrijf
70% handelsbedrijf, geen toegevoegde waarde aan product. Inkoopkosten zijn de belangrijkste
kostenpost
Normaal gesproken vallen loonkosten niet onder inkoop, omdat je er geen factuur van hebt.
3. een professioneel inkoper maakt regelmatg een leveranciersanalyse. Onderstaand tref je
een grafsche weergave van zo’n analyse aan.
a. Welke eenheid staat er op de x-as, resp. (respectevelijk) de y-as van deze grafekk
x-as: aantal leveranciers
y-as: inkoopvolume
x-as: leveranciers (gerangschikt van groot naar klein)
y-as: inkoopvoluee (inkoopoezet/-bedrag etc.)
b. Licht toe hoe ook in deze situate het Pareto-principe van toepassing is.
eet 20% v/d leveranciers wordt 80% v/d inkopen gerealiseerd