100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Natuuronderwijs Inzichtelijk H7

Rating
-
Sold
-
Pages
6
Uploaded on
23-09-2018
Written in
2018/2019

Van het boek natuuronderwijs inzichtelijk is hoofdstuk 7 samengevat. Auteurs: Carla Kersbergen, Amito Haarhuis.

Institution
Course









Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H7,
Uploaded on
September 23, 2018
Number of pages
6
Written in
2018/2019
Type
Summary

Subjects

Content preview

Natuur
Boek: natuuronderwijs inzichtelijk

Hoofdstuk 7 weersverschijnselen en hemellichamen
7.1 weersverschijnselen
Het weerbericht geef je informate ooer het weer oan dit moment en de weersoerwachtng
ooor de komende uren en dagen.
Het weer  toestand oan de atmosfeer (dampkring) op een bepaalde plaats en tjd. De
atmosfeer is het gasoormige omhulsel oan onze planeet.
De laag oan de atmosfeer die zich het dichtst bij de aarde beoindt en waarin het weer zich
afspeelt  troposfeer. Het is een bewegende massa oan lucht en water(damp) die zich
uitstrekt tot 10 tot 15 kilometer booen het aardopperolak. Door de zwaartekracht is het de
laag oan de atmosfeer met de grootste dichtheid. 80% oan alle lucht en bijna al het water uit
de atmosfeer beoindt zich in de troposfeer.
De energie oan de zon en de draaiing oan de aarde houden de lucht en het water
ooortdurend in beweging. Dit zorgt erooor dat het weer steeds oerandert.
Die zich bezighoudt met de weeroerschijnselen  meteorologie. Veel oan de Nederlandse
meteorologen werken ooor het KNMI.
Temperatuur  de zon zendt warmtestraling uit. De atmosfeer kaatst een deel oan deze
warmtestraling meteen terug, andere deel bereikt het aardopperolak en de oceanen. Dit
oerwarmt het aardopperolak.
Hoe hoog de luchtemperatuur wordt is onder andere ahankelijk oan de maximale hoogte
oan de zon booen de horizon. De zonnestand wisselt met de tjd oan de dag en met de
seizoenen. In de zomer staat de zon bij ons hoger dan in de winter. Hoe schuiner, hoe meer
de bundel zonnestralen ooer een groter opperolak oerdeeld moet worden.
De zonnestand oerandert ook gedurende de dag.
De warmte die het aardopperolak ooerdag absorbeert, wordt ’s nachts weer afgegeoen. De
atmosfeer houdt een deel oan deze warmte oast.
Het water in de oceanen heef ook een regulerend efect op de temperatuur. Warmt op
door de straling oan de zon. Doordat het opperolaktewater oan de oceanen op een zonnige
dag een groot deel oan de warmte opneemt en gebruikt ooor oerdamping, loopt de
luchtemperatuur booen de oceanen minder hoog op dan booen land.
De atmosfeer, aardopperolak en het water in de oceanen zorgen er samen ooor dat de
luchtemperatuur ooer het algemeen wordt gematgd.
Luchtdruk  bij mooi weer is er sprake oan hogedrukgebieden en bij slecht weer hebben we
lagedrukgebieden.
Hogedrukgebieden  teoeel aan lucht. Neerwaartse luchtbeweging.
Lagedrukgebied  depressie. Tekort aan lucht. Opgaande luchtbeweging.
Lucht stroomt oan een hoge luchtdruk oia het aardopperolak naar een lage luchtdruk. Hoe
groter het oerschil, des te sneller lucht gaat stromen  wind
Op de weerkaart zijn de punten met dezelfde luchtdruk met elkaar oerbonden tot lijnen 
isobaren.
Tegenwoordig wordt ooor de luchtdruk de eenheid hectopascal (hpa) gebruikt, maar op oeel
barometers (luchtdrukmeters) staat nog de eenheid millibar (mbar). Gemiddelde luchtdruk is
1013 hpa.
Lagedrukgebieden zijn door de isobaren op een weerkaart oaak zichtbaar als cirkels.

, In lagedrukgebieden is er sprake oan opgaande luchtbewegingen. Als de warme lucht
opstjgt komt zij in koudere lagen oan de atmosfeer terecht en koelt zij af. Omdat warme
lucht meer waterdamp kan beoaten dan koude lucht, condenseert de waterdamp tot de
wolkendruppels en ontstaan er wolken. Als ze te zwaar worden ontstaat neerslag.
De luchtkuil oan een lagedrukgebied wordt opgeould met lucht afomstg oan een
hogedrukgebied. Hierdoor ontstaat er wind.
Lagedrukgebied leidt tot neerslag en wind.
In hogedrukgebieden is er sprake oan neergaande luchtbewegingen. Dit ooorkomt de
oorming oan wolken. Hogedrukgebieden zorgen ooor een stralend blauwe hemel.
Hogedrukgebied zorgt in de zomer ooor hoge temperaturen, in de winter ooor lage
temperaturen.
Wind  oerplaatsing oan lucht als geoolg oan een oerschil in luchtdruk.
Windsnelheid en -kracht (schaal oan Beaufort)  hoe groter het oerschil in luchtdruk, des te
harder het waait. De windsnelheid kun je meten met een anemometer. Windsnelheid
uitgedrukt in km/uur. Windkracht wordt uitgedrukt in 12 gradates oan de schaal oan
Beaufort.
Windrichtng  de richtng waar de wind oandaag komt. In Nederland is de ooerheersende
windrichtng de zuidwestelijke. Dit zorgt ooor het zeeklimaat.
Bewolking  wolken bestaan uit heel kleine druppels water of ijs, die zo licht zijn dat de
wolk blijf zweoen. Als de wolkendruppels te zwaar worden ontstaat er neerslag. Wolken
ontstaan door opstjgende lucht. Als het water maar genoeg wordt oerwarmd, oerdampt het
en oerdwijnt het als waterdamp in de warme lucht daarbooen. Warme lucht is lichter dan
koude lucht en stjgt op. Hoe hoger in de atmosfeer, hoe kouder. Koude lucht kan minder
oocht beoaten dan warme lucht. De waterdamp condenseert hierdoor tot kleine
wolkendruppels die samen wolken oormen. Voor de condensate tot een druppel is een kern
nodig. Wolken zijn oerantwoordelijk ooor oeel weersoerschijnselen. De kleur en de oorm oan
wolken die naar ons toe waaien oertellen ons iets ooer het weer oan de komende uren of
dagen.
Cumuluswolken  dikke, donzige stapelwolken
Stratuswolken  laaghangende plate bewolking
Cirruswolken  hoge sluierachtge bewolking
Mist en neoel zijn in feite wolken die op de grond liggen of er olak booen hangen.
Als het zicht in zulke wolken tussen de 1 en 2 km is  neoel.
Als het zicht minder dan 1 km is  mist
Neerslag  in Nederland ontstaat neerslag op plekken waar warme en koude lucht bij elkaar
komen. De plaats waar 2 luchtmassa’s met oerschillende temperaturen elkaar ontmoeten
heet front. Als een luchtmassa met relatef koude lucht in een gebied met warme lucht
arrioeert spreek je oan een koufront. Bij een warmtefront arrioeert een relatef warme
luchtmassa in een gebied met koude lucht.
Koufronten zijn aangegeoen met driehoekjes. Warmtefronten zijn aangegeoen door haloe
bolletjes. Omdat koude lucht zwaarder is dan warme lucht, komt deze altjd onder de warme
lucht te liggen.
Bij een koufront is het frontolak oeel steiler dan bij een warmtefront. Terwijl het koufront
onder de warme lucht schuif wordt de warme lucht heel snel omhooggeduwd. Hierdoor
ontstaan heel hoge buienwolken waaruit zware buiten en onweer kunnen ontstaan.
Het frontolak oan een warmtefront loopt heel langzaam af. De arrioerende warme lucht
schuif heel langzaam ooer de koude lucht heen, waardoor er eerst hoge oederwolken

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
ll1 NHL Stenden Hogeschool
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
142
Member since
8 year
Number of followers
114
Documents
57
Last sold
1 year ago

3.9

38 reviews

5
9
4
18
3
10
2
0
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions