Infectiebeheersing
1 HOOFDSTUK : INFECTIEBEHEERSING
Zorginstelling = vele ziekte mensen samen = risico op besmetting
Geen (extra) infectie oplopen tijdens opname
Veel mensen met verminderde afweer samen in ziekenhuisetting
Bij infectie uitbreiding voorkomen:
- Bij de patiënt zelf, zorgen dat micro organismen niet van de ene naar de andere patiënt gaat
- Ervoor zorgen dat andere patiënten niet besmet geraken
Beheersing zorginfecties: duurzaamheid
“
2 HOOFSTUK : ZORGINFECTIES
2.1 MICROBIOTA VAN DE HUID
Micro organismen (virussen, bacterien en schimmels) en mijten
Microbiota van de huid kan ingedeeld worden in 2 groepen:
Indeling van microbiota
Residente microbiota
Transiente microbiota
,Resisdente microbiota
- Wonen op de huid
- Flora verblijft normaal op de huid
- Leven in evenwicht met ons
Karakteristieken
- Commensalen (beschermende flora)
- MO overleven en vermenigvuldigen op onze huid
- Lage virulentie ( behalve op steriel weefsel)
- Huidopp & huidplooien, talgklieren, haarfollikels
- Persoonsafhankelijk ( geslacht, ras en leeftijd)
- Kunnen conditioneel pathogeen zijn, onder bepaalde omstandigheden kunnen ze schade
toebrengen (bv. Bij verzwakte patiënten door ziekte of behandeling)
Microbiologie
- Bacteriën: voornamelijk GRAM + (staphylococcus spp) op droge plaatsen (huid)
Ook GRAM - warme, vochtige plaatsen ( oksels, liesplooien)
- Virussen
- Schimmels
- Plaatsen waar resistente kiemen in grote aantallen voorkomen: haren, oksels, liezen,
perineum, onder de vingernagels
Commensalen Conditioneel pathogene micro-organismen
- Veroorzaken geen ziekte in normale - Veroorzaken ziekte onder bepaalde
omstandigheden omstandigheden:
- Beschermende functie: onderdrukken Verzwakte weerstand persoon
schadelijke MO Beschadigde huid
Als ze in steriele zones terecht komen
(urineblaas, bij prothesechirurgie)
, Transiente microbiota
Karakteristieken
- Resistente MO die naar de oppervlakte groeien
- MO die via de omgeving worden opgenomen
- Zitten vooral op de oppervlakkige epitheel laag ( huidopp). Deze laag schilfert makkelijk en
wordt in de omgeving gestrooid
- Conditioneel pathogeen: ziekmakend vermogen afhankelijk van soort aantal kiemen,
virulentie en gastheer
- Kruisbesmetting
- Kiemen kunnen zich moeilijk tot niet vermenigvuldigen op de huid
Microbiologie
- Bacterien: GRAM+ en GRAM –
- Virussen
schimmels
2.2 BEGRIPPEN
besmetting (=contaminatie)
- overgang van een MO vanuit een bron via een weg naar iets of iemand
- besmet = niet noodzakelijk ziek
kolonisatie
- na besmetting handhaven MO zich bij de mens
- de MO gaan een deel van de huidmicrobiota vormen zonder nadelige gevolgen voor de
gastheer
- Klein aantal kiemen wordt al vlug een grote hoeveelheid grotere kolonie
Infectie
- Na een besmetting wordt je ziek ( ziekteverschijnselen)
Ziekteverschijnselen infectie
1 HOOFDSTUK : INFECTIEBEHEERSING
Zorginstelling = vele ziekte mensen samen = risico op besmetting
Geen (extra) infectie oplopen tijdens opname
Veel mensen met verminderde afweer samen in ziekenhuisetting
Bij infectie uitbreiding voorkomen:
- Bij de patiënt zelf, zorgen dat micro organismen niet van de ene naar de andere patiënt gaat
- Ervoor zorgen dat andere patiënten niet besmet geraken
Beheersing zorginfecties: duurzaamheid
“
2 HOOFSTUK : ZORGINFECTIES
2.1 MICROBIOTA VAN DE HUID
Micro organismen (virussen, bacterien en schimmels) en mijten
Microbiota van de huid kan ingedeeld worden in 2 groepen:
Indeling van microbiota
Residente microbiota
Transiente microbiota
,Resisdente microbiota
- Wonen op de huid
- Flora verblijft normaal op de huid
- Leven in evenwicht met ons
Karakteristieken
- Commensalen (beschermende flora)
- MO overleven en vermenigvuldigen op onze huid
- Lage virulentie ( behalve op steriel weefsel)
- Huidopp & huidplooien, talgklieren, haarfollikels
- Persoonsafhankelijk ( geslacht, ras en leeftijd)
- Kunnen conditioneel pathogeen zijn, onder bepaalde omstandigheden kunnen ze schade
toebrengen (bv. Bij verzwakte patiënten door ziekte of behandeling)
Microbiologie
- Bacteriën: voornamelijk GRAM + (staphylococcus spp) op droge plaatsen (huid)
Ook GRAM - warme, vochtige plaatsen ( oksels, liesplooien)
- Virussen
- Schimmels
- Plaatsen waar resistente kiemen in grote aantallen voorkomen: haren, oksels, liezen,
perineum, onder de vingernagels
Commensalen Conditioneel pathogene micro-organismen
- Veroorzaken geen ziekte in normale - Veroorzaken ziekte onder bepaalde
omstandigheden omstandigheden:
- Beschermende functie: onderdrukken Verzwakte weerstand persoon
schadelijke MO Beschadigde huid
Als ze in steriele zones terecht komen
(urineblaas, bij prothesechirurgie)
, Transiente microbiota
Karakteristieken
- Resistente MO die naar de oppervlakte groeien
- MO die via de omgeving worden opgenomen
- Zitten vooral op de oppervlakkige epitheel laag ( huidopp). Deze laag schilfert makkelijk en
wordt in de omgeving gestrooid
- Conditioneel pathogeen: ziekmakend vermogen afhankelijk van soort aantal kiemen,
virulentie en gastheer
- Kruisbesmetting
- Kiemen kunnen zich moeilijk tot niet vermenigvuldigen op de huid
Microbiologie
- Bacterien: GRAM+ en GRAM –
- Virussen
schimmels
2.2 BEGRIPPEN
besmetting (=contaminatie)
- overgang van een MO vanuit een bron via een weg naar iets of iemand
- besmet = niet noodzakelijk ziek
kolonisatie
- na besmetting handhaven MO zich bij de mens
- de MO gaan een deel van de huidmicrobiota vormen zonder nadelige gevolgen voor de
gastheer
- Klein aantal kiemen wordt al vlug een grote hoeveelheid grotere kolonie
Infectie
- Na een besmetting wordt je ziek ( ziekteverschijnselen)
Ziekteverschijnselen infectie