Woordenschatlijst Lektion 9

Die Abrechnung, -en De declarate
abrechnen Afrekenen
der Abschluss, -schlüsse Het diploma
Der Absolvent, -en/ die Absolventn, -nen De afgestudeerde
Abspeichern Opslaan
Akquirieren Werven
Aktvieren Actveren
Am Ende Aan het eind
Analysieren Analyseren
Anhängen Toevoegen, bijvoegen
Ankommen Arriveren
Annehmen Aannemen
Anstrengend Inspannend
Der Arbeiter, - / die Arbeiterin, -nen De arbeider
Die Aufgave, -n De opdracht
Die Ausbildung, -en De (beroeps)opleiding
Ausdrucken Printen
Ausfüllen Invullen
Ausgeben Uitgeven
Aussprechen Uitspreken
Die Auszahlung, -en De uitbetaling
Die Bank, -en De bank
Die Bankverbindung, -en De bankgegevens
Bauen Bouwen
Die Bedingung, -en De voorwaarde
Der Beleg, -e Het bewijs
Die Bemerkung, -en De opmerking
Beraten Adviseren

Berechnen Berekenen
Die Berechnung, -en De berekening
Bereitstellen Klaarzetten
Der Bericht, -e Het rapport
Betreiben Bedienen, laten werken
Betreuen Begeleiden
Der Betriebswirt, -e / Betriebswirtn, -nen De bedrijfseconoom
Die Betriebswirtschaf (nur sg) De bedrijfseconomie
Die Bewirtung, -en Het eten, de traktate
Der BIC
Der Briefopf, -köpfe Het briefoofd
Der Controller, - / die Controllerin, -nen De fnancieel-economische onderzoeker
Die Daten De gegevens
Die Datenbank,- en De database
Das Dokument, -e Het document
Downloaden Downloaden
Einfügen Invoegen