ECONOMIC ESSENTIALS
(PPT+NOTITIES)
1e periode (per3) – Hoofdstuk 1-2.5
INHOUD
Dit is een samenvatting van de PowerPoints die gebruikt werden tijdens de lessen
aangevuld met notities van de lessen.
Dit document gaat tem hoofdstuk 2 onderdeel 5, daarna heb ik enkel het boek
samengevat (zie ander document). Ik heb deze samenvatting enkel gelezen, want het
boek is veel ‘uitgebreider’ en duidelijker naar mijn mening, maar dan krijg je toch al
een overzicht van de PowerPoints zelf.
, Economic Essentials
1. Inleiding
1) Doel van de economische wetenschap
De elementen van de keuze
Economie?
ð = de wetenschap die bestudeert hoe de mens met schaarse middelen
handelt om zijn behoeften te bevredigen
ð = de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften
met behulp van schaarse middelen
< behoefte?
ð = het aanvoelen van een tekort en het streven dit tekort te bevredigen
ð Persoonlijk & wijzigen in tijd
ð Soorten
Primaire/levensnoodzakelijke behoeften vs. Secundaire behoeften
Materiële vs. Immateriële behoeften
I = eerder diensten (bv. onderwijs, ontspanning, …)
Individuele vs. Collectieve behoeften
C = maatschappij voelt aan dat velen die behoefte hebben en gaan
dat ‘collectief’ te organiseren
o Bv. weg (vervoer)
1
, < schaarse goederen of economische goederen?
ð Schaars ≠ zeldzaam
= Verlangde Q > beschikbare Q
indien gratis ter beschikking!
Bv. appelen & peren indien gratis = tekort
ð Door schaarste ontstaat:
een markt (V & A)
een prijs
< nut & keuzeprobleem?
ð Economisch principe
= gewenste behoeftebevrediging met minimum inzet economische
middelen
ð Nut?
= mate van behoeftebevrediging
middelen inzetten om behoeften optimaal te bevredigen
voor iedereen verschillend
individu stelt preferentieschema op afhankelijk van zijn subjectief nut
2) Welvaart en welzijn
2
, 3) Soorten goederen
Algemene indeling
Economische
Vrije goederen = goederen =
niet-schaarse schaarse
goederen goederen
Zuiver Rivaliserend
individuele Uitsluitend
goederen Aanbod door privébedrijven
Quasi- Kunnen zuiver individueel zijn maar
collectieve aanbod wordt door overheid
goederen geregeld
Zuiver
collectieve Niet-rivaliserend
goederen Niet –uitsluitend
Overheid regelt aanbod
ð Vrije goederen ‘niet-schaars’ ~ tijd & omstandigheden (bv. lucht)
ð Economische goederen < goederen & diensten
ZIG = georganiseerd door privébedrijven
Rivaliserend = als jij het koopt, kan ik het niet meer kopen
QCG = door overheid georganiseerd, maar direct betalen indien
gebruik
Bv. openbaar vervoer, …
ZCG = niet direct betalen, maar bijdrage leveren (belastingen)
Bv. weggebruik, …
3
(PPT+NOTITIES)
1e periode (per3) – Hoofdstuk 1-2.5
INHOUD
Dit is een samenvatting van de PowerPoints die gebruikt werden tijdens de lessen
aangevuld met notities van de lessen.
Dit document gaat tem hoofdstuk 2 onderdeel 5, daarna heb ik enkel het boek
samengevat (zie ander document). Ik heb deze samenvatting enkel gelezen, want het
boek is veel ‘uitgebreider’ en duidelijker naar mijn mening, maar dan krijg je toch al
een overzicht van de PowerPoints zelf.
, Economic Essentials
1. Inleiding
1) Doel van de economische wetenschap
De elementen van de keuze
Economie?
ð = de wetenschap die bestudeert hoe de mens met schaarse middelen
handelt om zijn behoeften te bevredigen
ð = de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften
met behulp van schaarse middelen
< behoefte?
ð = het aanvoelen van een tekort en het streven dit tekort te bevredigen
ð Persoonlijk & wijzigen in tijd
ð Soorten
Primaire/levensnoodzakelijke behoeften vs. Secundaire behoeften
Materiële vs. Immateriële behoeften
I = eerder diensten (bv. onderwijs, ontspanning, …)
Individuele vs. Collectieve behoeften
C = maatschappij voelt aan dat velen die behoefte hebben en gaan
dat ‘collectief’ te organiseren
o Bv. weg (vervoer)
1
, < schaarse goederen of economische goederen?
ð Schaars ≠ zeldzaam
= Verlangde Q > beschikbare Q
indien gratis ter beschikking!
Bv. appelen & peren indien gratis = tekort
ð Door schaarste ontstaat:
een markt (V & A)
een prijs
< nut & keuzeprobleem?
ð Economisch principe
= gewenste behoeftebevrediging met minimum inzet economische
middelen
ð Nut?
= mate van behoeftebevrediging
middelen inzetten om behoeften optimaal te bevredigen
voor iedereen verschillend
individu stelt preferentieschema op afhankelijk van zijn subjectief nut
2) Welvaart en welzijn
2
, 3) Soorten goederen
Algemene indeling
Economische
Vrije goederen = goederen =
niet-schaarse schaarse
goederen goederen
Zuiver Rivaliserend
individuele Uitsluitend
goederen Aanbod door privébedrijven
Quasi- Kunnen zuiver individueel zijn maar
collectieve aanbod wordt door overheid
goederen geregeld
Zuiver
collectieve Niet-rivaliserend
goederen Niet –uitsluitend
Overheid regelt aanbod
ð Vrije goederen ‘niet-schaars’ ~ tijd & omstandigheden (bv. lucht)
ð Economische goederen < goederen & diensten
ZIG = georganiseerd door privébedrijven
Rivaliserend = als jij het koopt, kan ik het niet meer kopen
QCG = door overheid georganiseerd, maar direct betalen indien
gebruik
Bv. openbaar vervoer, …
ZCG = niet direct betalen, maar bijdrage leveren (belastingen)
Bv. weggebruik, …
3