Reflectie en ethiek PL3
, Onderdeel B: ethiek
Stap 1: oriëntatie
Beschrijf de situatie
Meneer H. is een patiënt van 79-jarig. Hij is op 12 oktober opgenomen voor decompensatio cordis bij
pulmonale hypertensie. Meneer wordt ontwaterd middels furosemide. Meneer H. knapt goed op. Na
het ontwateren krijgt meneer meerdere onderzoeken, om de ernst van de pulmonale hypertensie te
diagnosticeren. Uit de onderzoeken komt naar voren dat hij ernstige pulmonale hypertensie heeft.
Hiervoor wordt hij ingesteld op nieuwe medicatie.
Tijdens opname is meneer gecollabeerd op het toilet. Bij verdenking van een cardiale oorzaak is hij
overgeplaatst naar de CCU. Daar werd het hartritme gemonitord. Ook werd er op de CCU gestart met
nieuwe medicatie voor pulmonale hypertensie. Op 24 oktober is er gestart met antibiotica bij
verdenking van hospital-acquired pneumonie, daarnaast is er ook Airvo gestart. Meneer heeft 17
dagen op de CCU gelegen, op 7 november is meneer weer overgeplaatst naar de longafdeling. De dag
dat meneer overgenomen werd van de CCU zorgde ik voor de patiënt.
Mijn rol was te goede zorg bieden voor de patiënt, doormiddel van vitale functies meten, medicatie
aanreiken en andere handelingen uitvoeren indien van toepassing. Hierbij vind ik het belangrijk dat
er een vertrouwensband met de patiënt wordt opgebouwd. De relatie tussen patiënt en zorgverlener
moet bestaan uit respect, waardigheid en vertrouwen.
Op dit moment is meneer 39 dagen opgenomen. Het betreft een langdurige, zeer complexe opname.
Waarbij het vertrouwen van de patiënt en zijn echtgenoot in de zorgverlening erg is afgenomen.
Daarnaast is er sinds een week bij meneer een verandering van gedrag merkbaar, hij is snel
geagiteerd, lijkt gegeven informatie niet te begrijpen en is soms onprettig in het contact. Echtgenote
van de patiënt herkent het gedrag niet bij hem. Het ziekte-inzicht van meneer was matig. Hiervoor is
de psychiatrie in consult gevraagd.
Het meso-aspect
Dit is een niet alleen een op microniveau een probleem, maar ook op mesoniveau. Door een lange
opname duur en verslechtering van de gezondheidssituatie schaadt het vertrouwen in de
zorgverlening bij de patiënt en diens naasten. Daarnaast ervaren wij vaker bij patiënten met
cognitieve problematiek veel (verbale) agressie. Binnen het verplegend team gaat iedereen anders
met de situatie om. Hierdoor kan er ook bij de patiënt meer frustratie ontstaan, omdat de ene
zorgverlener de agressie wel accepteert en de andere niet.
Morele vraag
De morele vraag die ik heb geformuleerd luidt als volgt: ‘’In hoeverre mogen wij als zorgverleners
verbale agressie accepteren bij een patiënt met cognitieve problematiek?’’
, Onderdeel B: ethiek
Stap 1: oriëntatie
Beschrijf de situatie
Meneer H. is een patiënt van 79-jarig. Hij is op 12 oktober opgenomen voor decompensatio cordis bij
pulmonale hypertensie. Meneer wordt ontwaterd middels furosemide. Meneer H. knapt goed op. Na
het ontwateren krijgt meneer meerdere onderzoeken, om de ernst van de pulmonale hypertensie te
diagnosticeren. Uit de onderzoeken komt naar voren dat hij ernstige pulmonale hypertensie heeft.
Hiervoor wordt hij ingesteld op nieuwe medicatie.
Tijdens opname is meneer gecollabeerd op het toilet. Bij verdenking van een cardiale oorzaak is hij
overgeplaatst naar de CCU. Daar werd het hartritme gemonitord. Ook werd er op de CCU gestart met
nieuwe medicatie voor pulmonale hypertensie. Op 24 oktober is er gestart met antibiotica bij
verdenking van hospital-acquired pneumonie, daarnaast is er ook Airvo gestart. Meneer heeft 17
dagen op de CCU gelegen, op 7 november is meneer weer overgeplaatst naar de longafdeling. De dag
dat meneer overgenomen werd van de CCU zorgde ik voor de patiënt.
Mijn rol was te goede zorg bieden voor de patiënt, doormiddel van vitale functies meten, medicatie
aanreiken en andere handelingen uitvoeren indien van toepassing. Hierbij vind ik het belangrijk dat
er een vertrouwensband met de patiënt wordt opgebouwd. De relatie tussen patiënt en zorgverlener
moet bestaan uit respect, waardigheid en vertrouwen.
Op dit moment is meneer 39 dagen opgenomen. Het betreft een langdurige, zeer complexe opname.
Waarbij het vertrouwen van de patiënt en zijn echtgenoot in de zorgverlening erg is afgenomen.
Daarnaast is er sinds een week bij meneer een verandering van gedrag merkbaar, hij is snel
geagiteerd, lijkt gegeven informatie niet te begrijpen en is soms onprettig in het contact. Echtgenote
van de patiënt herkent het gedrag niet bij hem. Het ziekte-inzicht van meneer was matig. Hiervoor is
de psychiatrie in consult gevraagd.
Het meso-aspect
Dit is een niet alleen een op microniveau een probleem, maar ook op mesoniveau. Door een lange
opname duur en verslechtering van de gezondheidssituatie schaadt het vertrouwen in de
zorgverlening bij de patiënt en diens naasten. Daarnaast ervaren wij vaker bij patiënten met
cognitieve problematiek veel (verbale) agressie. Binnen het verplegend team gaat iedereen anders
met de situatie om. Hierdoor kan er ook bij de patiënt meer frustratie ontstaan, omdat de ene
zorgverlener de agressie wel accepteert en de andere niet.
Morele vraag
De morele vraag die ik heb geformuleerd luidt als volgt: ‘’In hoeverre mogen wij als zorgverleners
verbale agressie accepteren bij een patiënt met cognitieve problematiek?’’