H8 Eigen vermogen................................................................................................................................2
8.1 Rubricering van het eigen vermogen............................................................................................2
8.2 Geplaatst kapitaal en agio............................................................................................................2
8.3 Reserves........................................................................................................................................4
8.4 Gebonden en vrij eigen vermogen................................................................................................5
H9 Vreemd vermogen............................................................................................................................5
9.1 Begripsbepaling en onderverdeling..............................................................................................5
9.2 Algemene aspecten van voorzieningen........................................................................................5
9.3 Enige veelvoorkomende voorzieningen........................................................................................6
9.4 Schulden.......................................................................................................................................8
9.5 Niet uit de balans blijkende verplichtngen..................................................................................9
H10 Resultatenrekening.......................................................................................................................10
10.1 Keuzemogelijkheden bij de opstelling van de resultatenrekening............................................10
10.2 Categorisch versus functoneel.................................................................................................10
10.3 Specifeke voorschrifen...........................................................................................................11
10.4 Bijzondere resultaten...............................................................................................................12
10.5 Rechtstreekse vermogensmutates...........................................................................................12
H11 kasstroomoverzicht.......................................................................................................................13
11.1 Functes en status van kasstroomoverzichten..........................................................................13
11.2 Rubricering van het kasstroomoverzicht..................................................................................13
11.3 Voorbeeld kasstroomoverzicht.................................................................................................15
H12 Instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen........................................................16
12.1 Elementen van een winstbepalingsstelsel................................................................................16
H13 Historische kostenstelsel...............................................................................................................17
13.1 Toepassing van historische kosten op vaste actva...................................................................17
13.2 Toepassing van historische kosten op de voorraden................................................................17
13.3 Vermogensbepaling..................................................................................................................18
13.4 Prijsdaling.................................................................................................................................19
13.5 Regelgeving inzake historische kosten......................................................................................19
13.6 Toepassing van het historische kostenstelsel in de praktjk.....................................................19
,H8 Eigen vermogen
8.1 Rubricering van het eigen vermogen
Het eigen vermogen is het verschil tussen de actva en de schulden en de voorzieningen, het is dus
een saldopost, waarvan de hoogte word bepaalt door de hoogte van de actva, de schulden en de
voorzieningen.
De IASB kent geen uitgebreide regels voor de onderverdeling van het eigen vermogen.
Voorgeschreven is dat in de balans in ieder geval een afzonderlijke post Kapitaal en reserves wordt
opgenomen en dat deze post hetzij is de balans hetzij in de toelichtng nader wordt onderverdeeld in
verschillende categorieën, zoals kapitaal, agio en reserves.
De Nederlandse wet en de RJ geven wel een gedetailleerde rebricering:
a. Het geplaatste kapitaal;
b. Agio;
c. Herwaarderingsreserve;
d. Andere wetelijke reserves;
e. Statutaire reserves;
f. Overige reserves;
g. Niet-verdeelde winsten.
Per post van het eigen vermogen dient in de toelichting een mutatieooerzicht te worden
opgenomen. Deze eis wordt door zowel de IASB en de RJ als de Wet gesteld.
Bijvoorbeeld:
1. Geplaatst kapitaal
Stand per 31 dec. 2014 249
Stockdividend 4
Stand per 31 dec. 2015 253
2. Hedgingreseroe
Stand per 31 dec 2014 2.315
Reële waarde aanpassing 1.616-
Mutate belastnglatente 380
Stand per 31 dec 2015 1.079
Een belangrijk verschil tussen de IASB en de Wet en RJ, is dat in de Wet in bepaalde situates wordt
voorgeschreven wordt dat wettelijke reserves gevormd moeten worden. Dit zijn reserves waarvan de
wet bepaalt dat zij niet uitgekeerd mogen worden, zoals de herwaarderingsreserve. Ze behoren tot
het gebonden eigen vermogen van de onderneming. De IASB kent geen bepalingen inzake
kapitaalbescherming en derhalve ook geen weteliijk reseroes.
Opsplitsing van het eigen vermogen in posten als aandelen kapitaal, agio en reserves, vind alleen
plaats in de enkelvoudige jaarrekening.
8.2 Geplaatst kapitaal en agio
Bij het kapitaal van een nv of een bv kan onderscheid gemaakt worden tussen de begrippen
maatschappelijk, geplaatst en gestort kapitaal.
Het maatschappelijk kapitaal is het nominale bedrag aan aandelenkapitaal dat vervolgens de
statuten maximaal mag worden uitgegeven.
Het geplaatste kapitaal is het daadwerkelijk uitgegeven deel van het maatschappelijk
kapitaal.
Het gestorte kapitaal is het door de aandeelhouders op het geplaatste kapitaal gestorte
bedrag.
Bijvoorbeeld;
, Maatschappelijk kapitaal 2.000
- Aandelen in portefeuille 500-
= Geplaatst kapitaal 1.500
- Aandeelhouders nog te storten 1.000-
= Gestorte kapitaal(ten minste 45.000 euro) 500
Bedragen keer 1.000
Inkoop oan eigen aandelen; intrekking en afstempeling
Onder inkoop van eigen aandelen vallen niet alleen de aandelen of certfcaten van aandelen die de
rechtspersoon zelf inkoopt, maar ook die door een dochtermaatschappij worden ingekocht. Inkoop
van eigen aandelen is alleen toegestaan wanneer de aandelen zijn volgestort.
De ingekochte eigen aandelen hebben het karakter van aandelen in portefeuille. Voor de no is een
maximum aan de inkoop van eigen aandelen gesteld van 50% van het geplaatste kapitaal.
Ingekochte eigen aandelen dienen in mindering te worden gebracht op de vrije reserves. De RJ
schrijf dit ook voor, waarbij de voorkeur lijkt uit te gaan naar afoeking op de post Overige reserves.
Wanneer ingekochte aandelen op een later tjdstp weer worden uitgegeven, wordt de opbrengst
rechtstreeks in het eigen vermogen gemuteerd; hiervoor dient dezelfde post te worden gebruikt als
waarop de ingekochte eigen aandelen destjds in mindering zijn gebracht. Winsten en verliezen uit
‘handel’ in eigen aandelen worden dus niet in de resultatenrekening opgenomen, de IASB verbied dit
expliciet.
Het geplaatste kapitaal kan worden verminderd door intrekking van de aandelen of door
afstempeling.
Bij intrekking wordt het door de aandeelhouders gestorte kapitaal terugbetaald.
Zijn de aandelen bij inkoop van eigen aandelen in principe tjdelijk in bezit van de onderneming, bij
intrekking kunnen ze niet worden uitgegeven. Dit leidt tot een negateve emissie en een
afwaardering van de agio en het geplaatst kapitaal.
Afstempeling vindt meestal plaats in crisissituates die nopen tot een fnanciële reorganisate. De
aandeelhouders geven een gedeelte van hun rechten prijs. De afoeking van het gestorte kapitaal
doet het gecumuleerde verlies verminderen.
Verstrekken oan personeelsopties
De werknemer krijgt met een opte recht om gedurende of aan het einde van een vooraf
overeengekomen periode aandelen in de onderneming van de werkgever te kopen tegen een vooraf
vastgestelde prijs.
In de regelgeving komen twee oerwerkingsmethoden voor:
1. De reële waarde methode; en
2. De intrinsieke waarde methode.
De IASB schrijf de reële waarde methode voor, tenzij het niet mogelijk is deze vast te stellen, in dat
geval wordt de intrinsieke waarde methode toegepast.
De RJ schrijf inzake personeelsoptes voor dat een keuze dient te worden gemaakt voor verwerking
hetzij op basis van reële waarde, hetzij op basis van intrinsieke waarde.
De intrinsieke waarde bestaat uit het (positeve) verschil tussen de beurskoers van het
achterliggende aandeel en de uitoefenprijs.
De tijdswaarde of verwachtingswaarde is de extra waarde van de opte gebaseerde op de
mogelijkheid dat er nog meer voordeel zal ontstaan.
1 Reële waarde methode
Koers aandeel:
2017 18euro
2018 14euro
2019 24euro