Samenvatting plantbescherming 60 vragen deel 2

61. Waarvoor staat “Phasmarhanditis hermaphrodita”?
 Het is een facultatieve endoparasitaire entomopathogene rondworm die naaktslakken en
slakken kan doden

62. Bespreek de levenscyclus van het
aardappelcystenaaltje.
 1. Eitje/larve dat overleeft in een cyste, of bolletje in de bodem
 2. Eieren komen uit door inwerking van lokstoffen door aardappelwortels, dit van eind
maart tot begin april. Dit vergt ook dat het eitje eerst door een koude periode is geweest
(diapauze)
 3. Juveniel/jong aaltje kruipt uit eitje naar plantenwortel en dringt binnen
 4. Juveniel voedt zich met de cellen van de wortel en zwelt op
 5. Achterlijf juveniel wordt zo groot dat het uit de wortel barst, nu zichtbaar met het blote
oog
 6. Het wordt volwassen en het dikke vrouwtje wordt door een mannetje bevrucht
 7. Vrouwtje maakt 100 tot 1000 eitjes aan in haar lichaam
 8. Bij rijpe eitjes sterft het vrouwtje af en valt ze in de bodem. Haar lichaam wordt de
nieuwe cyste. Hierin kunnen de eitjes tot wel 20 jaar overleven. Gebeurt ongeveer in juni
Als hij vraagt om het te tekenen :




63. Waarvoor staat een quarantaine-organisme en geef
een voorbeeld. Waar moeten de
telers/kwekers van plantmateriaal rekening houden in
dit geval? Wat zijn de wettelijke
bepalingen hierrond?
 Quarantaine-organisme = een organisme dat niet mag verplaatst worden tussen de
lidstaten van de EU. Alle wortel-, knol- en bolgewassen die toch zo worden vervoerd
moeten van velden afkomstig zijn die bekend staan als vrij van dit organisme.

, Voorbeeld: aardappelcysteaaltje
 Om besmetting met aardappelcysteaaltjes te voorkomen: verboden meer dan 1x om de 3
jaar op zelfde plaats aardappelen te verbouwen. Momenteel mogen op besmette
percelen geen aardappelen geteeld worden. In België is FAVV verantwoordelijk voor
controle op toepassen van maatregelen.

64. Hoe kunnen we aaltjes vandaag voorkomen (weren
of in toom houden -8 maatregelen) én
beheersen?
 Voorkomen (weren of in toom houden) :
o 1. Bedrijfshygiëne: afkomst nagaan, verwijderen van aangetaste planten, kledij &
materiaal ontsmetten,..
o 2. Plantenpaspoort bij in & export
o 3. Vruchtafwisseling
o 4. Cultuurmaatregelen: verbetering van de groeiomstandigheden
o 5. Resistente rassen verbouwen/Resistente onderstammen gebruiken
o 6. Organische bemesting: stimuleren van predatoren + verandering metabolisme
van plant leidt tot resistentie
o 7. Groenbemesting: Gele mosterd, bladrammenas, Tagetes
o 8. Aaltjesschema opmaken
 Beheersen
o Bv : Bodemfumigatie/begassingsmiddelen, brandontsmetting, systemische
middelen, stomen, thermotherapie

65. Waarvoor staat de term bio-fumigatie?
 Bio-fumigatie = alternatiefsysteem t.o.v. inzet van bijvoorbeeld chemische nematiciden
bij bodemontsmetting tegen bv. aaltjes of andere plantenziekten.



66. Wat zijn bodemfumigantia , geef een voorbeeld en
kunnen we die vandaag nog gebruiken?
Geef ook enkele alternatieven.
 Bodemfumigantia = begassingsmiddelen.
 dichloorpropeen : niet meer erkend
 Alternatieven : dazomet, methylbromide (niet meer toegelaten in België, wel nog elders
in de wereld)

67. Wat is een systemisch nematicide?
 Deze middelen werken niet fytotoxisch. Worden opgenomen door de wortels & beletten
dat aaltjes binnendringen. Ze doden ook de nematoden die in de plant aanwezig zijn.

68. Geef de soort schade en geef de levenscyclus van de
BONENSPINTMIJT of KASSPINTMIJT en
de favoriete omstandigheden en hoe kunnen we die MIJT
bestrijden volgens de principes
van IPM (in beschutte teelt/kasteelt)– waarvoor staat
Phytoseiulus persimilis – Leg het Pre-

, Phytoseiulus-systeem uit ? Werk uit. Markeer
kernwoorden.
 Schade:
o Vraatschade onderaan het blad
o Spinsels of webben op de bladeren, planten bedekt
o Monddelen prikken gaatjes in de onderzijde van bladeren en geven geelwitte
stipjes aan de bovenkant van het blad
o Bij ernstige schade: bladeren verdorren en vallen af
 Levenscyclus: = 5 ontwikkelingsstadia:
o 1. Ei
o 2. Larva : kleurloos & 6 poten
o 3. Nymfochrysalis = rustfase, eerste vervelling  Eerste nimfestadium
(protonymfe)= na vervelling, heeft dan 8 poten
o 4. Deutochrysalis = tweede rustfase  Tweede nimfestadium (deutonimfe)
o 5. Volwassen mijt (adult)
 Ideale omstandigheden zijn droog & warm weer! tussen 12°C en 30°C. Daarbuiten is er
geen ontwikkeling. Hoe warmer het is, hoe sneller de ontwikkeling, bvb 33 dagen bij 15°C
vs 7 dagen bij 30°C.
 Bestrijden:
o Natuurlijke vijand inschakelen : roofmijten bv. roofwants
 Phytoseiulus persimilis:
o Roofmijten!
o Op tomaat gekweekte stam tegen spintmijten (kasspintmijt)
 Pre-Phytoseiulus-Systeem:
o Naast 1 flesje roofmijten ook 2 flesjes spint.
o Op 1 plant op verschillende plekken 2 doses spint gestrooid, waarbij in 1 van
beide uitzetpunten dosis Phytoseiulus.
o Roofmijt zal eerst 1e kolonie uitroeien, dan andere spinthaarden
o Vroege evenwicht = nieuwe spinthaarden vanaf begin kop ingedrukt

69. Geef de soort schade en de levenscyclus van de
ZWARTE BONENLUIS en hoe worden
bladluizen vandaag in de praktijk bestreden in het kader
van IPM? Werk uit. Markeer
kernwoorden.
 Schade
o Zuigschade schors, waardoor de groei oogst wordt belemmerd
o Overbrengen virussen
o Honingdauw, waar ook schimmels in kunnen ontwikkelen
 Levenscyclus
o Start in najaar : eitjes afgezet op winterwaardplanten
o Voorjaar
 Levendbarende, vleugelloze moeder = fundatrix
 Vleugelloze nakomelingen (fundatrigenia)
 Gevleugelde nakomelingen
 Deze vliegen naar de waardplant en planten zich daar ongeslachtelijk
voort
 Bij te grote populatie : vliegen weg naar andere plant
o Najaar : generatie vliegt terug naar winterwaardplant
o Geslachtelijke generatie plant zich voort en legt eitjes in waardplant