Tentamenstof periode 2 Bedrijfskunde
Uit het boek “Handboek organisatie en management” ;
- Voor 9e druk : 5.3
- Voor 10e druk : 12.6
Moraal = alle normen + waarden die belangrijk zijn voor iemand
Ethiek = subjectief, gaat over toepassing/situatie
Ethisch handelen voor organisaties wordt beïnvloed door normen en waarden die algemeen
geaccepteerd zijn. Zoals bijvoorbeeld : eerlijkheid, rechtvaardigheid, privacy,
omgangsnormen, gewoontes + tradities
3 soorten normen + waarden
- Maatschappelijke normen en waarden > niet overal hetzelfde, wat er geaccepteerd
wordt in die specifieke maatschappij
- Professionele normen en waarden > beroepen die hun eigen regels hanteren, als
hiervan word afgeweken > royement
- Individuele normen en waarden > beïnvloed door opvoeding
3 soorten verantwoordelijkheid
- Aansprakelijkheid : bijv. als je als bestuurder je gordel niet om hebt
- Taakverantwoordelijkheid : afspraken binnen het werk
- Deugdverantwoordelijkheid : bijv. dat als iemand hulp nodig heeft je erheen gaat om
te helpen
5 criteria die beslist of een persoon deugdverantwoordelijkheid bezit;
- Persoon neemt zelfstandige beslissingen
- Persoon neemt zijn/haar verplichtingen serieus
- Persoon weegt verschillende normen tegen elkaar af
- Persoon heeft oog voor de gevolgen va hun handelingen
- Persoon is persoonlijk aanspreekbaar op hun keuze
Een integer persoon heeft 2 karakter eigenschappen ; eerlijkheid en betrouwbaarheid
Integriteit > beschikken over morele zelfsturing
Hierbij zijn 3 vaardigheden nodig;
- Identificatie van morele plichten; als mensen aanvoelen wanneer er sprake is van
een morele verplichting om iets op een bepaalde manier te doen
- Balanceren tussen morele verplichtingen; kan komen uit werk, status of de persoon
zelf
- Beschermen van eigen moraal; bewust bezig zijn en behouden of veranderen van
eigen moraal