Scheikunde samenvatting
Paragraaf 1
Macroniveau : niveau waarop je met je zintuigen kunt waarnemen
Microniveau : niveau van de kleinste deeltjes
Meestal bestaan die uit moleculen combinaties van twee of meer atomen
Zuivere stof : als een stof bestaat uit 1 soort bouwstof atomen of moleculen
De temperatuur blijft tijdens de faseovergang hetzelfde
De stof heeft een smeltpunt en een kookpunt
Element : als de bouwstenen van zuivere stof uit 1 soort atomen bestaan
Verbinding : als de bouwstenen van zuivere stof uit twee of meer soorten atomen bestaan
Element & verbinding kom je bij macro en micro niveau tegen.
Mengsel: als een stof bestaat uit 2 of meer soorten bouwstoffen of atomen
De temperatuur loopt tijdens de proef langzaam op
Je hebt dan een smelttraject en een kooktraject.
Bron 1.4 blz 9 bekijken
Er zijn 3 soorten mengsels
1. Oplossingen een helder mengsel van vloeistoffen of van een vloeistof met een
vast stof of gas, zijn tot kleinste deeltje ( microniveau ) gemengd
2. Suspensies een troebel mengsel van een vaste stof en een vloeistof, waarbij de
vaste stof niet is opgelost, door verschil in dichtheid zakt de vaste stof meestal na de
bodem
3. Emulsies troebel mengsel van twee vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn, door
verschil in dichtheid gaat 1 vloeistof na de bodem tweelagensysteem
Met een emulgator kun je ervoor zorgen dat een emulsie niet ontmengd
Hydrofiel : mengen goed met water
Hydrofoob : mengen niet of slecht met water
, Paragraaf 2
Bezinken : verschil in dichtheid
Centrifugeren : verschil in dichtheid gaat sneller dan indampen
Filteren : verschil in deeltjesgrootte
De vloeistof is het filtraat en de vaste stof is het residu
Indampen : verschil in kookpunt
Destilleren : verschil in kookpunt de vloeistof die verdampt wordt opgevangen, het deel
van het mengsel niet verdampt is het residu, de opgevangen vloeistof is het destillaat
Adsorptie : verschil in aanhechtingsvermogen
Extraheren : verschil in oplosbaarheid
Chromatografie : verschil in oplosbaarheid en aanhechtingsvermogen
Endotherm : gaat er energie in meer energie in de stoffen
Exotherm : gaat er energie uit minder energie in de stoffen
Paragraaf 1
Macroniveau : niveau waarop je met je zintuigen kunt waarnemen
Microniveau : niveau van de kleinste deeltjes
Meestal bestaan die uit moleculen combinaties van twee of meer atomen
Zuivere stof : als een stof bestaat uit 1 soort bouwstof atomen of moleculen
De temperatuur blijft tijdens de faseovergang hetzelfde
De stof heeft een smeltpunt en een kookpunt
Element : als de bouwstenen van zuivere stof uit 1 soort atomen bestaan
Verbinding : als de bouwstenen van zuivere stof uit twee of meer soorten atomen bestaan
Element & verbinding kom je bij macro en micro niveau tegen.
Mengsel: als een stof bestaat uit 2 of meer soorten bouwstoffen of atomen
De temperatuur loopt tijdens de proef langzaam op
Je hebt dan een smelttraject en een kooktraject.
Bron 1.4 blz 9 bekijken
Er zijn 3 soorten mengsels
1. Oplossingen een helder mengsel van vloeistoffen of van een vloeistof met een
vast stof of gas, zijn tot kleinste deeltje ( microniveau ) gemengd
2. Suspensies een troebel mengsel van een vaste stof en een vloeistof, waarbij de
vaste stof niet is opgelost, door verschil in dichtheid zakt de vaste stof meestal na de
bodem
3. Emulsies troebel mengsel van twee vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn, door
verschil in dichtheid gaat 1 vloeistof na de bodem tweelagensysteem
Met een emulgator kun je ervoor zorgen dat een emulsie niet ontmengd
Hydrofiel : mengen goed met water
Hydrofoob : mengen niet of slecht met water
, Paragraaf 2
Bezinken : verschil in dichtheid
Centrifugeren : verschil in dichtheid gaat sneller dan indampen
Filteren : verschil in deeltjesgrootte
De vloeistof is het filtraat en de vaste stof is het residu
Indampen : verschil in kookpunt
Destilleren : verschil in kookpunt de vloeistof die verdampt wordt opgevangen, het deel
van het mengsel niet verdampt is het residu, de opgevangen vloeistof is het destillaat
Adsorptie : verschil in aanhechtingsvermogen
Extraheren : verschil in oplosbaarheid
Chromatografie : verschil in oplosbaarheid en aanhechtingsvermogen
Endotherm : gaat er energie in meer energie in de stoffen
Exotherm : gaat er energie uit minder energie in de stoffen