100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Kennisbasis Taal/Nederlands Pabo Samenvatting

Rating
-
Sold
-
Pages
21
Uploaded on
15-01-2024
Written in
2023/2024

Een samenvatting gemaakt volgens de handleiding Kennisbasis Nederlands vanuit 10 voor de leraar en het boek: Basiskennis Taalonderwijs. Resultaat: 8,6.

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
Yes
Uploaded on
January 15, 2024
Number of pages
21
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

Kennisbasistoets taal 2023
80 meerkeuze opgaven met 3 of 4 mogelijke antwoorden.
Toetsduur: 2 uur
Beheersing van kennis, toepassing en inzicht van de inhoud.
Afname: 3 oktober 14:00 +/-
Toetsmatrijs:




Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid (11 vragen)
Luisterdoelen en luisterstrategieën




Globaal luisteren: begrijpen van de informatie. De lijn volgen en minder letten op details (begrijpend
luisteren).
Intensief luisteren: Alle details van een verhaal op je nemen voor een zo volledig mogelijk beeld.
Kritisch luisteren: Proberen een mening te vormen tijdens het luisteren. Punten vinden voor
bevraging of tegenstrijdigheden ontdekken.
Gericht luisteren: Selecterend luisteren. Geïnteresseerd zijn in bepaalde aspecten van een verhaal.
Om deze doelen te realiseren, kies je bewust of onbewust een luisterdoel.

,Spreekdoelen en spreekstrategieën
Spreekstrategieën:
 Oriënteren op het spreekdoel (aandacht trekken met bijv. een presentatie).
 Oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis (Wat vertel je wel en niet?
Welke ervaringen? En welke informatie nog nodig?)
 Oriënteren op het soort spreektaak (interactie of monoloog).
 Oriënteren op het publiek of de gesprekspartners (waar bereid je je op voor?).
 Reflecteren op de spreektaak (geeft de informatie goed weer? Komt het verhaal over?).
 Monitoren van de spreektaak (aanpassen: duidelijker zijn of inkorten).
 Evalueren van de spreektaak (wat volgende keer anders?).

Spreekdoelen:
 Informeren
 Amuseren
 Instrueren
 Overtuigen

Taalfuncties
Sociale (communicatieve) taalfuncties: contact maken met anderen
 Zelfhandhaving (zelfbescherming)
 Zelfsturing (ordenen met woorden en handelen aankondigen)
 Sturing van anderen (taal gebruiken om anderen te sturen “Ga je mee?”)
 Structurering van het gesprek (gespreksverloop beinvloeden)

Cognitieve (conceptualiserende) taalfuncties: taal als hulpmiddel om
gedachten te ordenen en greep op de werkelijkheid te krijgen
 Rapporteren (vertellen over iets wat je hebt meegemaakt of gezien: benoemen, etiketteren,
beschrijven en vergelijken. Hoe een auto een fietser aan heeft gereden.)
 Redeneren (chronisch ordenen of conclusies trekken. Kan ook een relatie leggen tussen
midden en doel & oorzaak en gevolg. Of voorstel om probleem op te lossen.)
 Projecteren (verplaatsen in gedachten en gevoelens van anderen.)

Taalverwerving
Kinderen ontwikkelen hun taal op verschillende niveaus:
 Fonologisch: vormen van spraakklanken.
 Morfologisch: de manier van woordvorming, gevald/geloopt.
 Semantisch: betekenis van woord.
 Syntactisch: combineren van woorden (waar bal/waar is de bal?)
 Pragmatisch: regels voor gebruik van taal.

Twee verschillende theorieën over taalverwerving:
Creatieve constructietheorie: Met behulp van taalvermogen kan een kind lef op een creatieve manier
zijn taal construeren.
Interactionele benadering: taalaanbod is belangrijk ij het aangeboren taalleervermogen. De omgeving
en de interactie tussen een kind en andere moedertaalsprekers. Wel moet het taalaanbod afgestemd
zijn op de mogelijkheden van het kind.

In het taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we twee
perioden:
1. De prelinguale periode (van 0 tot 1 jaar):

, Periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt. We spreken nog niet van taal, omdat het kind
nog geen systeem van symbolen en regels hanteert. Wel onsamenhangende reeksen klanken:a-a-u-u.
Toch is deze periode belangrijk in de taalontwikkeling. Wel degelijk communicatie: huilen.
Vocaliseren: Een kind ontdekt de klank van de taal en oefent zijn spraakmechanisme.
Vocaal spel: Een kind oefent met klanken en volwassene gaan hierop in. Een soort interactie. Hierdoor
leert het kind dat je op elkaar reageert en dat een van de basisprincipes van communicatie is.
Brabbelen: Na ongeveer 6 maanden gaat het kind klankgroepen herhalen zonder betekenis.

2. De linguale periode:
 De vroeglinguale periode (van 1 tot 2½ jaar):
Brabbelen gaat over naar betekenisvol taalgebruik. eenwoordzin naar tweewoordzin naar
meerwoordzin.
 De differentiatiefase (van 2½ tot 5 jaar): Op alle vormen van taal ontwikkeld het kind zich.
 De voltooiingsfase (van 5 tot 9 jaar): Alle processen uit vorige fases, worden uitgebreid. De
taal richting volwassenniveau.

Tweedetaalontwikkeling
Eerste taal leer je sneller dan een tweede taal. Eerste taalleerder wordt een volwaardig taalgebruiker,
zeker op syntactisch niveau. Tweedetaalleerders liggen dus onder het niveau, houd vaak een licht
accent.
Simultane tweetaligheid: Twee talen min of meer tegelijkertijd leren. Ook wanneer kinderen voor hun
derde jaar beginnen met het leren van een tweede taal.
Successieve tweetaligheid: Komt vaker voor dan simulatane. Een tweede taal leren na de eerste taal.
Hierbij hebben ze hun kennis van de eerste taal. Interferentiefouten: komen voort uit de verschillen
tussen de talen: wil of wiel, geen lidwoorden gebruiken.

Communicatieve competentie: Het vermogen om de
communicatieve functie van taal te gebruiken.
Of je dit goed kunt, hangt af van je kennis van het taalsysteem en de taalregels, maar ook met de
vaardigheid om een gesprek te voeren (in kroeg anders dan een sollicitatiegesprek).
 De grammaticale competentie (linguistische): Niet alleen het kennen van de grammatica
regels, maar ook om de woordenschat, het correct vervoegen en verbuigen van woorden en
de kennis van de correcte uitspraak van woorden. Alle kennis van taal en de taalregels om te
kunnen communiceren.
 De tekstuele competentie: Kennis van gesproken en geschreven tekst. Je moet weten hoe je
een gesprek begint en eindigt, maar ook kennis over schriftelijke teksten.
 De strategische competentie: Het vermogen van een taalgebruiker om met strategieën een
doel te behalen. Schrijf strategieën en spreek- en luisterstrategieën.
 De functionele competentie: Vermogen om taalgebruik aan te passen aan specifieke situatie.
Brief naar gemeente en chat met vrienden.
De laatste twee is ook wel pragmatische competentie.

Domein 2: Woordenschat (9 vragen)
Productieve woordenschat
Woorden die kinderen gebruiken om te communiceren, actieve woordenschat.
$8.45
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
991225153Q

Get to know the seller

Seller avatar
991225153Q Katholieke Pabo Zwolle
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
6
Member since
2 year
Number of followers
3
Documents
9
Last sold
3 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions