1. Samenvatting boekhouding
1.De balansmethode, de start van dubbel
boekhouden
2. Basisgelijkheid als fundament van dubbel boekhouden
Op 2 manieren naar de onderneming kijken:
- Waar komen de middelen vandaan = bronnen van het vermogen
o Vanwaar: aandeelhouders (permanent in onderneming) of van derden (toekomst
teruggeven)
o Rechterzijde = de passiva
- Hoe heeft de onderneming de middelen besteed = aanwending van het vermogen
o = bezittingen
o Bv: geïnvesteerd in gebouw, voorraad hg, deel liquide middelen beschikbaar
o Linkerzijde = de activa
Opmerking:
- Aanwendingen > bronnen -> kan niet!
- Onderneming -> niet meer middelen aanschaffen dan het vermogen waarover ze beschikt.
- Dit evenwicht = balans
3. Registratie van transacties via de balansmethode
Zonder btw-problematiek (wel hoofdstuk 3,4,5)
4. Verrichting 1: Oprichting
- Inbreng in geld: geen kapitaal = bv, nv
o Bedoeling: permanent in onderneming -> = aandeelhouder van het bedrijf
- Boeking:
o Aanwendingen: bank (+)
o Bronnen: inbreng (+)
5. Verrichting 2: Investeren in een machine
- Koopt een machine aan en schrijft over via bankrekening
- Boeking:
o Aanwendingen: machine (+)
o Aanwendingen: bank (-)
6. Verrichting 3: Aangaan van een lening
- Gaat lening aan bij bank
- Boeking:
o Aanwendingen: bank (+)
o Bronnen: schuld aan bank / lev (+)
7. Verrichting 4: Investeren in een gebouw
- Koopt gebouw aan
- Boeking:
o Aanwending: gebouw (+)
o Aanwending: bank (-)
1
,8. Verrichting 5: Aankoop grondstoffen
- Koopt grondstoffen aan en leverancier geeft uitstel van betaling
- Boeking:
o Aanwendingen: voorraad grondstoffen (+)
o Bronnen: schuld aan leverancier (+)
9. Verrichting 6: Personeelskost
- Bedrijf neemt personeel in dienst om grondstoffen te verwerken -> producten.
- Loon afgesproken dat via de bank betaald wordt
- Inzetten personeel = kost voor onderneming, kan je niet recupereren.
- Boeking:
o Aanwending: bank (-)
o Bronnen: verminderen, want kosten (+)
Begrip kost + kenmerk:
= de in geldwaarde uitgedrukte offers van ingezette productiemiddelen (zoals: arbeid, materialen of
kapitaal).
= steeds iets opgeofferd wordt (in dit geval: arbeid) in het productieproces.
Opbrengst – kosten = resultaat -> inbreng
Tegengestelde kost:
= opbrengst: de onderneming door het realiseren van opbrengsten eigen vermogen gaat bij creëren.
10. Verrichting 7: Materiaalverbruik grondstoffen
Product -> gereed product -> winkel
- Bedrijf gebruikt in productieproces grondstoffen.
- Boeking:
o Aanwendingen: voorraad grondstoffen (-)
o Bronnen: dalen, want kosten (+)
Grondstoffen worden opgeofferd in productieproces = materiaalverbruik
Grondstoffen zijn weg = kost
11. Verrichting 8: Alle afgewerkte producten worden naar het
magazijn gebracht (aanpassing voorraad gereed product)
- Producten zijn klaar en plaatst ze in het magazijn.
- Voorraad wordt gewaardeerd tegen kostprijs (som: personeelskost en materiaalverbruik)
- Overbrengen naar magazijn = een voorraadwijziging gereed product genoemd.
o Lijkt op: verkoop aan onszelf tegen kostprijs
- Boeking:
o Aanwendingen: voorraad gereed product (+)
o Bronnen: stijgen, want opbrengsten (+)
12. Verrichting 9: Alle afgewerkte producten worden verkocht
(en de voorraad wordt aangepast)
- Bedrijf verkoopt alle geproduceerde goederen
- Klant krijgt betalingsuitstel
2
, - 2 BEWEGINGEN:
o Verkoop
o Aanpassing voorraad gereed product
- Boeking 1:
o Aanwendingen: vordering klant (+)
o Bronnen: stijgen, want opbrengsten (+) (verkoop gereed product)
- Boeking 2:
o Aanwendingen: voorraad gereed product (-)
o Bronnen: voorraadwijziging gereed product (-) (omgekeerde verrichting 8
(neutraliseren))
Begrip omzet:
= verkopen van het boekjaar
Begrip permanente voorraadregistratie:
= voorraad onmiddellijk aanpassen na elke verrichting
13. Verrichting 10: Betalen van de leveranciersschuld
- Bedrijf betaalt leveranciersschuld via bankoverschrijving
- Boeking:
o Aanwendingen: bank (-)
o Bronnen: leveranciersschuld (-)
14. Verrichting 11: Afschrijvingen
- Einde van het boekjaar
- Onderneming schat levensduur van gebouw en machine (20,10) (kunnen berekenen)
- Boeking:
o Aanwendingen: gebouw (-), machine (-)
o Bronnen: verminderen, want kosten (+) (afschrijvingen)
Begrip afschrijving:
= het dalen in waarde door het gebruiken van machine / gebouw
= het drukt slijtage uit, het is gebruikt voor ondernemingsactiviteiten.
15. Is er winst of verlies?
- Berekenen resultaat om daarna te bestemmen
- Positief resultaat: opbrengsten groter dan kosten = winst
- Negatief resultaat: kosten groter dan opbrengsten = verlies
Begrip RR:
= Resultatenrekening
= alle kosten en opbrengsten (resultaat van boekjaar)
Begrip RvW:
= Resultaatverwerking
= bepaling van de winst -> moet uiteindelijk 0 zijn
3
, 16. Verrichting 12: Winstverdeling door uitkering aan de
aandeelhouders
- Algemene vergadering: 6 maand na afsluiten boekjaar zeggen wat met winst doen
- Bedrijf kiest -> winst uit te keren aan aandeelhouders
- Uitkering zelf -> kan pas volgend jaar -> wachten goedkeuring algemene vergadering
- Boeking:
o Bronnen: schuld aan aandeelhouders (+)
o Bronnen: dalen, want daling van resultaat (-)
Hierdoor worden kosten en opbrengsten -> terug op 0 gezet.
17. Opmaak van de definitieve jaarrekening
Jaarrekening omvat:
- De eindbalans: overzicht van alle aanwendingen en bronnen -> einde van het boekjaar na
resultaatverwerking.
- De resultatenrekening: overzicht kosten en opbrengsten, om tot resultaat (W/V) te bekomen
- De resultaatverwerking: overzicht van de manier waarop resultaat bestemd werd
Activazijde:
- Onderscheid tussen: vaste activa en vlottende activa
o Gebaseerd op: snelheid waarmee bezittingen kunnen omgezet worden in geld
- Vaste activa: meerdere boekjaren gebruikt
- Vlottende activa: sneller en vlotter omgezet in geld en verdwijnen bij gebruik
- Wettelijk schema: activa opgenomen in stijgende graad van liquiditeit
Passivazijde:
- Onderscheid tussen: eigen vermogen en vreemd vermogen
- Eigen vermogen: permanent ter beschikking (inbreng)
- Vreemd vermogen: op lange of korte termijn terugbetalen (schulden)
- Wettelijk schema: passiva opgenomen in stijgende graad van opvraagbaarheid
De rode kader is weg op eindbalans -> resultaat is verwerkt (resultaatverwerking)
18. Registratie van transacties via de balansmethode:
volgend boekjaar
19. Opening van het boekjaar
- Eindbalans vorig boekjaar: overgenomen
- Schuld aan aandeelhouders: gaat pas verdwijnen als dividenden uitbetaald zijn
20. Verrichting 1: De klant betaalt de openstaande vordering
- Klant betaald openstaande vordering
- Boeking:
4
1.De balansmethode, de start van dubbel
boekhouden
2. Basisgelijkheid als fundament van dubbel boekhouden
Op 2 manieren naar de onderneming kijken:
- Waar komen de middelen vandaan = bronnen van het vermogen
o Vanwaar: aandeelhouders (permanent in onderneming) of van derden (toekomst
teruggeven)
o Rechterzijde = de passiva
- Hoe heeft de onderneming de middelen besteed = aanwending van het vermogen
o = bezittingen
o Bv: geïnvesteerd in gebouw, voorraad hg, deel liquide middelen beschikbaar
o Linkerzijde = de activa
Opmerking:
- Aanwendingen > bronnen -> kan niet!
- Onderneming -> niet meer middelen aanschaffen dan het vermogen waarover ze beschikt.
- Dit evenwicht = balans
3. Registratie van transacties via de balansmethode
Zonder btw-problematiek (wel hoofdstuk 3,4,5)
4. Verrichting 1: Oprichting
- Inbreng in geld: geen kapitaal = bv, nv
o Bedoeling: permanent in onderneming -> = aandeelhouder van het bedrijf
- Boeking:
o Aanwendingen: bank (+)
o Bronnen: inbreng (+)
5. Verrichting 2: Investeren in een machine
- Koopt een machine aan en schrijft over via bankrekening
- Boeking:
o Aanwendingen: machine (+)
o Aanwendingen: bank (-)
6. Verrichting 3: Aangaan van een lening
- Gaat lening aan bij bank
- Boeking:
o Aanwendingen: bank (+)
o Bronnen: schuld aan bank / lev (+)
7. Verrichting 4: Investeren in een gebouw
- Koopt gebouw aan
- Boeking:
o Aanwending: gebouw (+)
o Aanwending: bank (-)
1
,8. Verrichting 5: Aankoop grondstoffen
- Koopt grondstoffen aan en leverancier geeft uitstel van betaling
- Boeking:
o Aanwendingen: voorraad grondstoffen (+)
o Bronnen: schuld aan leverancier (+)
9. Verrichting 6: Personeelskost
- Bedrijf neemt personeel in dienst om grondstoffen te verwerken -> producten.
- Loon afgesproken dat via de bank betaald wordt
- Inzetten personeel = kost voor onderneming, kan je niet recupereren.
- Boeking:
o Aanwending: bank (-)
o Bronnen: verminderen, want kosten (+)
Begrip kost + kenmerk:
= de in geldwaarde uitgedrukte offers van ingezette productiemiddelen (zoals: arbeid, materialen of
kapitaal).
= steeds iets opgeofferd wordt (in dit geval: arbeid) in het productieproces.
Opbrengst – kosten = resultaat -> inbreng
Tegengestelde kost:
= opbrengst: de onderneming door het realiseren van opbrengsten eigen vermogen gaat bij creëren.
10. Verrichting 7: Materiaalverbruik grondstoffen
Product -> gereed product -> winkel
- Bedrijf gebruikt in productieproces grondstoffen.
- Boeking:
o Aanwendingen: voorraad grondstoffen (-)
o Bronnen: dalen, want kosten (+)
Grondstoffen worden opgeofferd in productieproces = materiaalverbruik
Grondstoffen zijn weg = kost
11. Verrichting 8: Alle afgewerkte producten worden naar het
magazijn gebracht (aanpassing voorraad gereed product)
- Producten zijn klaar en plaatst ze in het magazijn.
- Voorraad wordt gewaardeerd tegen kostprijs (som: personeelskost en materiaalverbruik)
- Overbrengen naar magazijn = een voorraadwijziging gereed product genoemd.
o Lijkt op: verkoop aan onszelf tegen kostprijs
- Boeking:
o Aanwendingen: voorraad gereed product (+)
o Bronnen: stijgen, want opbrengsten (+)
12. Verrichting 9: Alle afgewerkte producten worden verkocht
(en de voorraad wordt aangepast)
- Bedrijf verkoopt alle geproduceerde goederen
- Klant krijgt betalingsuitstel
2
, - 2 BEWEGINGEN:
o Verkoop
o Aanpassing voorraad gereed product
- Boeking 1:
o Aanwendingen: vordering klant (+)
o Bronnen: stijgen, want opbrengsten (+) (verkoop gereed product)
- Boeking 2:
o Aanwendingen: voorraad gereed product (-)
o Bronnen: voorraadwijziging gereed product (-) (omgekeerde verrichting 8
(neutraliseren))
Begrip omzet:
= verkopen van het boekjaar
Begrip permanente voorraadregistratie:
= voorraad onmiddellijk aanpassen na elke verrichting
13. Verrichting 10: Betalen van de leveranciersschuld
- Bedrijf betaalt leveranciersschuld via bankoverschrijving
- Boeking:
o Aanwendingen: bank (-)
o Bronnen: leveranciersschuld (-)
14. Verrichting 11: Afschrijvingen
- Einde van het boekjaar
- Onderneming schat levensduur van gebouw en machine (20,10) (kunnen berekenen)
- Boeking:
o Aanwendingen: gebouw (-), machine (-)
o Bronnen: verminderen, want kosten (+) (afschrijvingen)
Begrip afschrijving:
= het dalen in waarde door het gebruiken van machine / gebouw
= het drukt slijtage uit, het is gebruikt voor ondernemingsactiviteiten.
15. Is er winst of verlies?
- Berekenen resultaat om daarna te bestemmen
- Positief resultaat: opbrengsten groter dan kosten = winst
- Negatief resultaat: kosten groter dan opbrengsten = verlies
Begrip RR:
= Resultatenrekening
= alle kosten en opbrengsten (resultaat van boekjaar)
Begrip RvW:
= Resultaatverwerking
= bepaling van de winst -> moet uiteindelijk 0 zijn
3
, 16. Verrichting 12: Winstverdeling door uitkering aan de
aandeelhouders
- Algemene vergadering: 6 maand na afsluiten boekjaar zeggen wat met winst doen
- Bedrijf kiest -> winst uit te keren aan aandeelhouders
- Uitkering zelf -> kan pas volgend jaar -> wachten goedkeuring algemene vergadering
- Boeking:
o Bronnen: schuld aan aandeelhouders (+)
o Bronnen: dalen, want daling van resultaat (-)
Hierdoor worden kosten en opbrengsten -> terug op 0 gezet.
17. Opmaak van de definitieve jaarrekening
Jaarrekening omvat:
- De eindbalans: overzicht van alle aanwendingen en bronnen -> einde van het boekjaar na
resultaatverwerking.
- De resultatenrekening: overzicht kosten en opbrengsten, om tot resultaat (W/V) te bekomen
- De resultaatverwerking: overzicht van de manier waarop resultaat bestemd werd
Activazijde:
- Onderscheid tussen: vaste activa en vlottende activa
o Gebaseerd op: snelheid waarmee bezittingen kunnen omgezet worden in geld
- Vaste activa: meerdere boekjaren gebruikt
- Vlottende activa: sneller en vlotter omgezet in geld en verdwijnen bij gebruik
- Wettelijk schema: activa opgenomen in stijgende graad van liquiditeit
Passivazijde:
- Onderscheid tussen: eigen vermogen en vreemd vermogen
- Eigen vermogen: permanent ter beschikking (inbreng)
- Vreemd vermogen: op lange of korte termijn terugbetalen (schulden)
- Wettelijk schema: passiva opgenomen in stijgende graad van opvraagbaarheid
De rode kader is weg op eindbalans -> resultaat is verwerkt (resultaatverwerking)
18. Registratie van transacties via de balansmethode:
volgend boekjaar
19. Opening van het boekjaar
- Eindbalans vorig boekjaar: overgenomen
- Schuld aan aandeelhouders: gaat pas verdwijnen als dividenden uitbetaald zijn
20. Verrichting 1: De klant betaalt de openstaande vordering
- Klant betaald openstaande vordering
- Boeking:
4