H-7 Het zenuwstelsel.
Cellen en weefsels van het zenuwstelsel
Neuronen
Een neuron bestaat uit een cellichaam met zijn uitlopers, één axon en vele
dendrieten.
Bundel axonen= zenuw.
• Delen bijna nooit
• Hebben voortdurend zuurstof en glucose nodig om te overleven
• Chemische energie (ATP) alleen uit glucose halen.
• Produceren en sturen elektrische impulsen die actiepotentialen
heten.
• Sommige wekken deze zenuwprikkels op, en andere zijn een
schakelstation.
• Zenuwprikkels kunne worden geactiveerd als respons op stimuli
van buiten en binnen het lichaam.
• Trasmissie van zenuwsignalen gebeurt zowel elektrisch als
chemisch.
• Signaal van de ene zenuwcel naar de andere in de keten=
chemisch.
Cellichamen
• Zenuwcellen variëren in grootte en vorm.
• Cellichamen vormen de grijze stof van het zenuwstelsel.
• Worden getroffen in het centrale gedeelte van het ruggenmerg, de periferie van de hersenen en rond
het centrale kanaal in het centrale zenuwstelsel en ganglia in het perifere zenuwstelsel.
• Uitzondering =basale kernen in grote hersenen/ basale ganglia.
Axonen en dendrieten
Zijn uitlopers van cellichamenà vormen de witte stof van het zenuwstelsel.
Axonen worden diep in de hersenen gevonden en in groepen (banen) in de periferie van het ruggenmerg.
,Axonen:
• Zenuwcel heeft maar één axon, dat begint bij een taps toelopend deel van het cellichaam= axon-
heuvel.
• Voeren zenuwprikkels van de cel af.
• Langer dan dendrietenà wel 100cm lang.
Structuur axon:
• Membraan=axolemma en omsluit cytoplasma
• Axolemma ligt bij overgang tussen de Schwanncellen bloot.
• Knopen van Ranvier bevorderen de snelle overdracht van zenuwprikkels in gemyeliniseerde neuronen.
• Oligodendrocyt is de myeline-vormende cel van het centrale zenuwstelsel. Vormt de myeline-scheden
rond meerdere axonen.
• Niet-gemyeliniseerd neuronà postganglionare vezels en enkele kleine vezels in het CZ zijn niet-
gemyeliniseerd. Hier is een aantal axonen ingebed in het cytoplasma van de Schwann-cel. De snelheid
van prikkeloverdracht is hier een stuk lager!
Dendrieten:
• Zijn vele korte uitlopers die prikkels ontvangen en naar het cellichaam sturen.
• Zelfde structuur als axonen, maar zijn meestal korter en vertakken zich.
• Bij motorische neuronenà deel uitmaken van synapsen.
• Bij sensorische neuronenà vormen sensorische receptoren die op specifieke stimuli reageren.
De zenuwprikkel (actiepotentiaal)
Prikkel wordt opgewekt doordat de sensorische zenuwuiteinden worden gestimuleerd of een prikkel van een
andere zenuw wordt ontvangen.
Overdracht van prikkels (actiepotentiaal) gebeurd door de verplaatsing van ionen door het celmembraan,
• In rust is membraan van zenuwcel gepolariseerd door verschillen in de concentratie van ionen aan
weerszijden van het plasmamembraan= elektrische lading aan de binnenzijde verschilt van die aan de
buitenzijde=rustpotentiaal.
• In rust is de lading aan de buitenzijde positief en binnenin negatief
• Belangrijkste betrokken ionen= Natrium (extracellulaire kation) en Kalium (intracellulaire kation)
• In rustà Willen: Natrium naar binnen en Kalium naar buiten
• Bij prikkeling veranderd permeabiliteit à natrium stroomt neuron inà voorbij bepaalde drempel leidt
dit tot depolarisatieà zenuwprikkel/actiepotentiaal ontstaat.
• Prikkel slechts in 1 richtingà van punt van stimulering naar gebied van rustpotentiaal.
• Nadat Natrium in neuron is, stroomt Kalium eruità Membraanpotentieel krijgt weel
rustwaarde/refractaire periode= nieuwe stimulering niet mogelijk.
• Gemyeliniseerde neuronenà vooromen de myelineschede het transport van ionenà alleen dus bij de
knopen van Ravier kan een elektrische lading optreden.
• Van knoop tot knoop lopen de prikkels= saltatoire prikkelgeleiding
, • Geleidingssnelheid hangt af van de doorsnede van het neuron= hoe groter, des te sneller de geleiding.
Synapsen en neurotransmitters
Altijd meer dan één neuron betrokken bij het transport ban een zenuwprikkel van zijn oorsprong naar zijn
bestemming.
• Punt van ene neuron naar andere neuron= synaps.
• Aan zijn vrije uiteinde is het axon van het presynaptische neuron fijn vertakt en eindigt elk takje in een
synaptische knop.
• Knoppen bevinden zich dicht bij de dendrieten en het cellichaam van het postsynaptische neuron.
• Ruimte daartussen is de synaptische spleet.
• In synaptische knopà synaptische blaasjes met neurotransmitter.
• Neurotransmitter geloosd in synaptische spleet.
• Neurotransmitters geproduceerd door zenuwcellen, actief getransporteerd over axonen en
opgeslagen in synaptische blaasjes.
• Neurotransmitters vrijgemaakt door exocytose in respons op actiepotentiaal en diffunderen over
synaptische spleet.
• Sommige medicijnen effecten van neurotransmitters nabootsen, neutraliseren of verlengen.
• Meestal neurotransmitters een stimulerend effect (maar soms ook remmend).
• Noradrenaline, adrenaline, dopamine, histamine, serotonine, gamma-aminoboterzuur en
acetylcholine behoren tot neurotransmitters in hersenen en rugmerg.
• Somatische zenuwen transporteren prikkels rechtstreekst naar synapsen op skeletspieren=
neuromusculaire verbindingen.
• In autonome zenuwstelsel worden efferente prikkels over 2 zenuwen en over 2 synapsen
getransporteerd nar de effectororganen (gladde spieren en klieren)
, Zenuwen
Zenuwen bestaat uit vele neuronen die in bundels zijn verzameld. Elke bundel heeft verschillende lagen
beschermend bindweefsel:
• Endoneuriumà omringt elke individuele vezel en vormt een geheel met de septa die vanaf het
perineurium naar binnen gaan.
• Perineuriumà glad bindweefsel dat elke vezelbundel omringt.
• Epineuriumà vezelachtige weefsel dat een aantal bundels met zenuwen omgeeft en omkapseld.
Meeste grote zenuwen omringt door epineurium.
Sensorische of afferente zenuwen
Leiden informatie van het lichaam naar het ruggenmerg.
Prikkels vervolgens naar de hersenen worde geleid of naar de schakelneuronen van de reflexbogen in
ruggenmerg.
• Zintuigen in de huidà nemen pijn, aanraking, warmte en kou waar.
• Proprioceptieà vindt plaats in spieren en gewrichten & draagt bij tot bewaren van evenwicht en
houding.
• Speciale zintuigenà gezichtsvermogen, gehoor, evenwichtsgevoel, smaak en reuk
• Autonome afferent zenuwenà ontspringen uit inwendig organen, klieren en weefsels. Hebben te
maken met regulering van onwillekeurige bewegingen en viscerale pijn.