Inhoud
1. Periode 2............................................................................................................................................1
1. DC trainingsleer..................................................................................................................................2
1.2 energiesystemen...............................................................................................................................5
2. OWL Reflexmodel.............................................................................................................................12
3.OWL hiërarchisch model....................................................................................................................21
4.onderliggende processen van informatieverwerking.........................................................................23
5.dc motoriek 1....................................................................................................................................29
5.1 dc motoriek 2..................................................................................................................................31
6. hiërarchisch model...........................................................................................................................32
7. OWL preventie en trainingsopbouw.................................................................................................33
8. DC tractus circulatorius.....................................................................................................................34
8.1 DC tractus respiratorius..................................................................................................................43
1.Periode 2
, 1. DC trainingsleer
Trainingsleer 1
Doelstelling ;
5 voordelen van training
De 5 grond motorische eigenschappen
De 5 trainingsprincipe
Kennis over trainingsprincipe toepassen op aerobe uithoudingsvermogen.
De 5 voordelen van training
1. Algemeen gevoel en welbevinden
2. Stress reducerend
3. Slaap waakritme en eetpatronen
4. Coördinatie
5. Cardiovasculair & respiratoir
Training = oefenproces waarmee een verbetering in een welbepaald doelgebied
wordt nagestreefd.
Grond motorische eigenschappen ;
1. Kracht
2. Snelheid
3. Uithoudingsvermogen
4. Lenigheid
5. Coördinatie
Anearobe uithoudingsvermogen = voor korte dure activiteit
Aerobe uithoudingsvermogen = intensieve training langer dan 2-3 minuten.
Trainingsprincipes ;
1. Specifiteit
2. Progressieve overload
3. Supercompensatie
, 4. Reversibiliteit
5. Afnemende meeropbrengst
Specifiteit = je wordt alleen beter in datgene wat je traint. ; activiteiten, gebruikte
spieren, energiesystemen, coördinatiepatronen.
Progressieve overload = trainingsprikkel moet lichaam uit evenwicht halen waardoor
er adaptatie plaats vind. ; verstoring fysiologisch evenwicht, afhankelijk van
belastbaarheid,
Reversibiliteit = use it or lose it , effect van training verdwijnt zodra je minder traint.
Afnemende meeropbrengst = hoe minder getraind je bent hoe meer resultaat je krijgt.
Supercompensatie = tijdens training diepte punt ; na training herstel ; het herstel gaat
verder door dan ervoor. En je dus meer aan kan.
Overtraining
Door overtraining vindt er een vermoeidheid plaats mensen gaan meer sporten
maar dit zorgt ervoor dat de overtraining erger wordt.
Wanneer plan je de volgende training ;
- Intensiteit
- Getrainde motorische eenheid
- Individueel
Individualisering =
- Cultuur
- Mentaal
- Groepsdynamiek
- Ontwikkeling lichaam
- Omgevingsfactoren
De FITT factoren
Frequentie = trainingsvolume – aantal trainingssessie per week
Intensiteit = hoe intensief de workout is relatieve intensiteit = % 1rm
1rm = maximale kracht voor 1 herhaling.
Uithoudingsvermogen = % VO2 max , % HF MAX , % HRR ( hartslagreserve = HF
max – HF rust) , lactaatdrempel
Tijd = duur van training ; duur en intensiteit zijn vaak tegengesteld. Aeroob =
minimaal 20 min . kracht = geen tijd maar herhalingen.
Type = soort training ; cardio-respiratoire uithouding ( hardlopen, fietsen) ,
krachttraining ( aeroob en anaeroob) , lenigheid. ( range of motion )
Fitheidsprofiel = bepalen conditie, vaststellen beginsituatie, evaluatie
VO2 max
, Conditie bepalen , vaststellen beginsituatie, evaluatie = fitheidsprofiel.
Submaximaal testen ; Maximaal testen
- Astrand- rhyming test
- Pwc 170 test - Bruce/ balke/ ellestad/ protocol
- Harvard step test - Shuttle run test
- 1km wandel test - Conconi test
- Steptest
- Coopertest
VO2 max hangt af van ;
Spieren
Circulatie
Ventilatie
Hoe bereken je opgenomen VO2 ?
Percentage o2 in lucht = FlO2 – 20,9 %
Percentage uitgeademde o2 = FeO2- 17,9 %
Hoeveelheid ingeademde lucht = Vi ( 100l / min)
Ve = Vi
VO2 = ( Vi x FlO2 ) – ( Ve x FeO2 )
VO2 = ( 100 x 20, ) – ( 100 x17, ) = 3 L / min
VO2 = Ve ( FlO2 – FeO2 ) 100 ( 20,9 – 17,9 ) = 3 L/ min
Relatie VO2 &
hartfrequentie
220- leeftijd = HF max
Herstel ;
Hersteltijd afhankelijk van soort training
Beinvloed door slaap, voeding, huidige conditie, leeftijd, stress
Dynamische cooling down met lichte spiercontracties.
1. Periode 2............................................................................................................................................1
1. DC trainingsleer..................................................................................................................................2
1.2 energiesystemen...............................................................................................................................5
2. OWL Reflexmodel.............................................................................................................................12
3.OWL hiërarchisch model....................................................................................................................21
4.onderliggende processen van informatieverwerking.........................................................................23
5.dc motoriek 1....................................................................................................................................29
5.1 dc motoriek 2..................................................................................................................................31
6. hiërarchisch model...........................................................................................................................32
7. OWL preventie en trainingsopbouw.................................................................................................33
8. DC tractus circulatorius.....................................................................................................................34
8.1 DC tractus respiratorius..................................................................................................................43
1.Periode 2
, 1. DC trainingsleer
Trainingsleer 1
Doelstelling ;
5 voordelen van training
De 5 grond motorische eigenschappen
De 5 trainingsprincipe
Kennis over trainingsprincipe toepassen op aerobe uithoudingsvermogen.
De 5 voordelen van training
1. Algemeen gevoel en welbevinden
2. Stress reducerend
3. Slaap waakritme en eetpatronen
4. Coördinatie
5. Cardiovasculair & respiratoir
Training = oefenproces waarmee een verbetering in een welbepaald doelgebied
wordt nagestreefd.
Grond motorische eigenschappen ;
1. Kracht
2. Snelheid
3. Uithoudingsvermogen
4. Lenigheid
5. Coördinatie
Anearobe uithoudingsvermogen = voor korte dure activiteit
Aerobe uithoudingsvermogen = intensieve training langer dan 2-3 minuten.
Trainingsprincipes ;
1. Specifiteit
2. Progressieve overload
3. Supercompensatie
, 4. Reversibiliteit
5. Afnemende meeropbrengst
Specifiteit = je wordt alleen beter in datgene wat je traint. ; activiteiten, gebruikte
spieren, energiesystemen, coördinatiepatronen.
Progressieve overload = trainingsprikkel moet lichaam uit evenwicht halen waardoor
er adaptatie plaats vind. ; verstoring fysiologisch evenwicht, afhankelijk van
belastbaarheid,
Reversibiliteit = use it or lose it , effect van training verdwijnt zodra je minder traint.
Afnemende meeropbrengst = hoe minder getraind je bent hoe meer resultaat je krijgt.
Supercompensatie = tijdens training diepte punt ; na training herstel ; het herstel gaat
verder door dan ervoor. En je dus meer aan kan.
Overtraining
Door overtraining vindt er een vermoeidheid plaats mensen gaan meer sporten
maar dit zorgt ervoor dat de overtraining erger wordt.
Wanneer plan je de volgende training ;
- Intensiteit
- Getrainde motorische eenheid
- Individueel
Individualisering =
- Cultuur
- Mentaal
- Groepsdynamiek
- Ontwikkeling lichaam
- Omgevingsfactoren
De FITT factoren
Frequentie = trainingsvolume – aantal trainingssessie per week
Intensiteit = hoe intensief de workout is relatieve intensiteit = % 1rm
1rm = maximale kracht voor 1 herhaling.
Uithoudingsvermogen = % VO2 max , % HF MAX , % HRR ( hartslagreserve = HF
max – HF rust) , lactaatdrempel
Tijd = duur van training ; duur en intensiteit zijn vaak tegengesteld. Aeroob =
minimaal 20 min . kracht = geen tijd maar herhalingen.
Type = soort training ; cardio-respiratoire uithouding ( hardlopen, fietsen) ,
krachttraining ( aeroob en anaeroob) , lenigheid. ( range of motion )
Fitheidsprofiel = bepalen conditie, vaststellen beginsituatie, evaluatie
VO2 max
, Conditie bepalen , vaststellen beginsituatie, evaluatie = fitheidsprofiel.
Submaximaal testen ; Maximaal testen
- Astrand- rhyming test
- Pwc 170 test - Bruce/ balke/ ellestad/ protocol
- Harvard step test - Shuttle run test
- 1km wandel test - Conconi test
- Steptest
- Coopertest
VO2 max hangt af van ;
Spieren
Circulatie
Ventilatie
Hoe bereken je opgenomen VO2 ?
Percentage o2 in lucht = FlO2 – 20,9 %
Percentage uitgeademde o2 = FeO2- 17,9 %
Hoeveelheid ingeademde lucht = Vi ( 100l / min)
Ve = Vi
VO2 = ( Vi x FlO2 ) – ( Ve x FeO2 )
VO2 = ( 100 x 20, ) – ( 100 x17, ) = 3 L / min
VO2 = Ve ( FlO2 – FeO2 ) 100 ( 20,9 – 17,9 ) = 3 L/ min
Relatie VO2 &
hartfrequentie
220- leeftijd = HF max
Herstel ;
Hersteltijd afhankelijk van soort training
Beinvloed door slaap, voeding, huidige conditie, leeftijd, stress
Dynamische cooling down met lichte spiercontracties.