100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Zwemmen samenvatting, CALO 1e jaar, periode 4

Rating
-
Sold
3
Pages
16
Uploaded on
03-01-2024
Written in
2022/2023

Samenvatting over het tentamen zwemmen in de 4e periode. Alles van dit tentamen wordt behandeld in deze samenvatting, waaronder ook alle zwemslagen met LABCA analyse. CALO 1e jaar, periode 4

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
January 3, 2024
Number of pages
16
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

De techniek van zwemmen
Wat is techniek?
Beschrijven en verklaren
o Beschrijven en verklaren van een beweging, in termen van verandering van
lichaamsdelen ten opzicht van elkaar in tijd en ruimte
o Men analyseert en beschrijft wat men ziet en proberen te verklaren waarom het er
zo uitziet, in de zin van effectiviteit en doelmatigheid

Ontwikkelen van technische denken
Individuele verschillen (persoonlijke stijl) toch zijn overeenkomsten overduidelijk
Je moet goed weten wat je verstaat onder goed zwemmen, maar ook realiseert dat er
meerdere wijzen van goed zwemmen zijn

Reflecteren op eigen beweging: technische reflectie is nodig voor een goede
bewegingsvoorstelling -> het ‘beeld’ dat je hebt van hoe je het zelf doet is vaak onjuist en
onvolledig

Effectief zwemmen
Naast mentale en conditionele factoren spelen technische eisen ook een rol
o Wil de zwemmer snel een grote afstand overbruggen, dan zal zijn zwemmen
gekenmerkt moeten zijn door effectieve stuwfasen, contrabeweging (die weinig
weerstand oproepen), voldoende ontspanningsfasen, ideaal mogelijke ligging en een
goed getimede ademhaling

Niet overschatten en onderschatten
Onderwijs bestaat niet alleen maar uit vergelijken van het bewegingsbeeld
- De lesgever kan beter kiezen in:
1. Wat moet eerst verbeterd worden en wat daarna?
Hij zal zich eerder afvragen:
2. Is het wel fout of veel meer het gevolg van een andere fout?
Maar dan blijft voor hem altijd dan nog dit probleem over:
3. Hoe breng ik mijn leerhulp in de vorm van beleefbare aanwijzingen of hoe moet
ik mijn opdracht wijzigen of het arrangement veranderen om leerresultaat te
boeken




Algemene wetmatigheden

,Drijfvermogen
Door een gunstig drijfvermogen kunnen wij zwemmen
Bij inademen blijf je drijven, bij uitademen zak je naar de bodem
o Individuele verschillen in drijfvermogen komt door verschil in samenstelling van
lichaam -> verhouding spierweefsel, vetweefsel (isolerende/stroomlijn bevorderde
functie) en botweefsel
o Grotere hoeveelheid vetweefsel vergroot drijfvermogen -> vet lichter dan water, bot
en spierweefsel is zwaarder dan water

Dichtheid (soortelijk gewicht) van een stof is de massa (kg) per kubieke meter (1000 L) ->
dichtheid water = 1 kg/m3
Dichtheid voorwerp groter dan dichtheid van water -> zinkt
Dichtheid kleiner dan water -> drijft
Dichtheid gelijk aan water dan blijft het op dezelfde plek liggen
o Dichtheid -> P = m : V
P = dichtheid in kg/m3
M = massa in kg
V = volume in m3
o Dichtheid van zout zeewater is groter dan zuiver water -> makkelijker drijven

Opwaartse kracht/kwalletje van Wiessner
Als iets in beweging is (verandert van plaats ten opzichte van een vast punt) is er een
krachtovershot in de beweegrichting.
Als je op de plaats drijft, zijn de krachten in evenwicht




1. Ingeademd en zoveel mogelijk lichaamsvolume onder water -> drijft optimaal. Als
het water in rust is, is een deel van je rug boven water -> de opwaartse kracht is
even groot als de zwaartekracht geworden
2. Bij uitademing wordt het volume kleiner en wordt de opwaartse kracht kleiner
(zwaartekracht is groter dan de opwaartse kracht) -> je zinkt
3. Voordeel van een groot drijfvermogen is dat je weinig beweging hoeft te maken
om aan het oppervlak te blijven drijven.

Zwaartekracht/opwaartse kracht
Welke kracht werken op ons lichaam bij situatie 1: zwaartekracht (trekt naar de bodem) en
opwaartse kracht (voorkomt naar bodem zakken)
o Hoe dieper onder water hoe groter de druk. Op een bepaalde diepte is de druk op de
onderkant van het lichaam groter dan aan de bovenkant -> overschot aan druk in
opwaartse kracht -> opwaartse kracht
o Opwaartse kracht = druk / kracht in opwaartse richting

Wet van Archimedes

, Voorwerp ondergedompeld in vloeistof ondervind een opwaartse kracht, gelijk aan het
verplaatste water (grote van opwaartse kracht hangt af van hoeveelheid verplaatste water)
De inhoud en het volume bepalen samen het soortelijk gewicht
o Veel volume onder water -> veel opwaartse kracht, grotere mogelijkheid tot drijven
o Opwaartse kracht groter dan zwaartekracht -> overschot kracht in opwaartse richting
(vb: een drenkeling die zijn armen uit het water steekt voor hulp, zal sneller zakken.
Hoe meer lichaamsvolume uit het water is, hoe groter het verlies van opwaartse
kracht is)
o Zwaartekrachtpunt kun je aanpassen door een andere houding aan te nemen

Vormweerstand en ligging
Uitganspunten voor en na de afzet weer, wiessner-afzet:
Als iemand in borst ligging wegdrijft aan het oppervlak (met hoofd in water) zien we
achtereenvolgens een aantal verschijnselen + verklaringen
1. Snelheid neemt af
Lichaam met snelheid door water gaat ontstaat tegenwerkende kracht -> weerstand
De hydrodynamische of vormweerstand bij bepaalde snelheid hangt af van:
1. Wervingsweerstand: vorm van het lichaam en aard van het oppervlak ->
vorm met minste weerstand is de druppelvorm (bolle kant naar
voren) (werkt als onderdruk)
2. Wrijvingsweerstand: hoe glad een oppervlak is -> is te verwaarlozen
3. Frontale weerstand: weerstand op
de voorkant (grootte van het
frontale vlak). Houding van hoofd
is bepalend -> hoofd uit water doet
heup/benen laten zakken ->
frontale weerstand groter

De hydronamische weerstand wordt bepaald en beïnvloed door het drijfvermogen en
bewegingsvaardigheid en niet door lichaamsbouw.
Hoe sneller je door het water beweegt, hoe groter de weerstand.

2. De benen zakken
Als de snelheid minder wordt, wordt de liftwerking ook minder (snelheid geeft lift)
Het zwaartekrachtpunt (2/3 van lichaam) en
drukpunt (navel) liggen niet op dezelfde plek -
> de benen zakken als de liftwerking weg is.
Een lager soortelijk gewicht geeft een hogere
ligging, hoog aan oppervlak en een kleinere afstand tussen de 2 punten een betere
horizontale ligging.

3. Er is een neiging tot kantelen naar rugligging
Kantelen: draaien om de lengte as
Zwaartekracht en opwaartse kracht werken in
tegengestelde richting, ze liggen niet op dezelfde werklijn
dus vormen ze een draaiend effect.
o Punten boven elkaar: stabiel evenwicht, situatie 1
$9.08
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
noalesscher

Get to know the seller

Seller avatar
noalesscher Hogeschool Windesheim
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
10
Member since
2 year
Number of followers
3
Documents
8
Last sold
2 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions