Didactisch werken A
Doelstellingen:
• De student analyseert de eindtermen/ ontwikkelingsdoelen (les 2)
• De student analyseert kritisch de structuur van de leerplannen (les 2,4)
• De student bepaalt de algemene en specifieke beginsituatie (Les 1,4)
• De student evalueert breed en groeigericht ( Les 4)
• De student gaat om met een dynamische beginsituatie (Les 1,4)
• De student instrueert helder, eenduidig en doelgericht op de doelgroep (Les 4)
• De student kiest (digitale) werkvormen en zet deze adequaat in, afgestemd op de
beginsituatie, leerinhouden en de te bereiken doelen (Les 3,4)
• De student past didactische principes adequaat toe (Les 2,4)
• De student selecteert doelen afgestemd op de beginsituatie van de leerling(en). (Les 2,3,4)
• De student selecteert geschikte groeperingsvormen (Les 3,4)
Les 1
Doelen van les 1 :
• Je vormt een beeld van het dagverloop in een school.
• Je kent de onderdelen van het didactisch model.
• Je kan observeren om een beginsituatie op te stellen.
• Je kan de algemene en specifieke beginsituatie onderscheiden.
• Je kan het didactisch model vertalen naar een lesvoorbereiding.
• Je kent de onderdelen van een lesvoorbereiding en weet hoe je een beginsituatie moet
invullen.
Leren, weten : De definitie van didactiek (op ppt staat de ‘verstaanbare’ versie)
Toepassen in een oefening : Didactisch model is enkel belangrijk om inzicht te krijgen en wat de
verschillen zijn. Je weet wél waar elk onderdeel over handelt.
Didactiek
= wetenschap van het onderwijzen
= de handvaten en hulpmiddelen die ons helpen om een goede les te plannen, geven en evalueren.
Een uitdagende leeromgeving
= een leeromgeving waarin de leerlingen uitgedaagd worden om iets bij te leren waarin de
voorwaarden tot leren zo optimaal mogelijk worden georganiseerd.
,Het didactisch model
Welke vragen kan je jezelf stellen? Dit vertelt je iets over …
Wat weten de kinderen al? De beginsituatie
Welke leerstof is er al aangeboden?
Wat wil ik dat mijn leerlingen leren? De doelen
Hoe hou ik mijn les boeiend? De didactische principes
Hoe zorg ik ervoor dat alle leerlingen betrokken
blijven?
Op welke manier zal ik mijn leerstof aanbieden De werkvormen
aan de leerlingen?
Welke leerstof zal ik aan mijn leerlingen De leerinhoud
aanbieden?
Welke media en didactische materiaal kan ik Media
gebruiken om mijn les aantrekkelijker te
maken?
Hoe weet ik of alle leerlingen mijn les begrepen De evaluatie
hebben?
Op welke manier geef ik mijn les vorm? De lesvoorbereiding
, De beginsituatie
Leren, weten : Belangrijk om alle factoren van de beginsituatie goed te doorlezen.
Bepalen van een beginsituatie te kennen.
Een beginsituatie is dynamisch voorbeelden geven van de verschillende oorzaken.
Toepassen in een oefening : concreet op de lesvoorbereiding – je kan het verschil aantonen tussen
een algemene en specifieke beginsituatie.
• Factoren die een invloed hebben op het pedagogisch-didactisch en organisatorisch verloop
van de les.
De beginsituatie van het kind
De beginsituatie van elk kind kan heel verschillend zijn.
• Voorkennis = de aanwezige kennis bij leerlingen
→ het peilen naar de voorkennis is van groot belang omdat ze in de grote mate
verantwoordelijk is voor de verschillen in resultaten tussen je leerlingen.
• Cognitieve vaardigheden = de elementen die samen de ‘denkhandeling’ bepalen
→ Het is voor jou als leerkracht belangrijk om te weten hoe de leerlingen bepaalde inhouden
verwerken of welke denkstappen ze wel of niet maken.
• Affectief-dynamische vaardigheden = de kenmerken die samen de emoties en de motivaties
van de kinderen bepalen.
→ de affectief-dynamische vaardigheden worden gevormd door verschillende kenmerken van
de leerlingen o.a. interesses, motivatie, zelfbeeld en zelfvertrouwen
→ hoe leerlingen zich voelen en de manier waarop ze omgaan met hun gevoelens, heeft een
grote invloed op hun leerproces.
• Psychomotorische vaardigheden = de ontwikkeling van alle kenmerken die samen beweging
mogelijk maken : het verband tussen waarneming en gedrag.
→ Psychomotoriek slaat terug op de wisselwerking tussen beweging en waarnemen, kennen,
voelen en willen of op de beweging als uitdrukking van wat er in de mens omgaat.
Doelstellingen:
• De student analyseert de eindtermen/ ontwikkelingsdoelen (les 2)
• De student analyseert kritisch de structuur van de leerplannen (les 2,4)
• De student bepaalt de algemene en specifieke beginsituatie (Les 1,4)
• De student evalueert breed en groeigericht ( Les 4)
• De student gaat om met een dynamische beginsituatie (Les 1,4)
• De student instrueert helder, eenduidig en doelgericht op de doelgroep (Les 4)
• De student kiest (digitale) werkvormen en zet deze adequaat in, afgestemd op de
beginsituatie, leerinhouden en de te bereiken doelen (Les 3,4)
• De student past didactische principes adequaat toe (Les 2,4)
• De student selecteert doelen afgestemd op de beginsituatie van de leerling(en). (Les 2,3,4)
• De student selecteert geschikte groeperingsvormen (Les 3,4)
Les 1
Doelen van les 1 :
• Je vormt een beeld van het dagverloop in een school.
• Je kent de onderdelen van het didactisch model.
• Je kan observeren om een beginsituatie op te stellen.
• Je kan de algemene en specifieke beginsituatie onderscheiden.
• Je kan het didactisch model vertalen naar een lesvoorbereiding.
• Je kent de onderdelen van een lesvoorbereiding en weet hoe je een beginsituatie moet
invullen.
Leren, weten : De definitie van didactiek (op ppt staat de ‘verstaanbare’ versie)
Toepassen in een oefening : Didactisch model is enkel belangrijk om inzicht te krijgen en wat de
verschillen zijn. Je weet wél waar elk onderdeel over handelt.
Didactiek
= wetenschap van het onderwijzen
= de handvaten en hulpmiddelen die ons helpen om een goede les te plannen, geven en evalueren.
Een uitdagende leeromgeving
= een leeromgeving waarin de leerlingen uitgedaagd worden om iets bij te leren waarin de
voorwaarden tot leren zo optimaal mogelijk worden georganiseerd.
,Het didactisch model
Welke vragen kan je jezelf stellen? Dit vertelt je iets over …
Wat weten de kinderen al? De beginsituatie
Welke leerstof is er al aangeboden?
Wat wil ik dat mijn leerlingen leren? De doelen
Hoe hou ik mijn les boeiend? De didactische principes
Hoe zorg ik ervoor dat alle leerlingen betrokken
blijven?
Op welke manier zal ik mijn leerstof aanbieden De werkvormen
aan de leerlingen?
Welke leerstof zal ik aan mijn leerlingen De leerinhoud
aanbieden?
Welke media en didactische materiaal kan ik Media
gebruiken om mijn les aantrekkelijker te
maken?
Hoe weet ik of alle leerlingen mijn les begrepen De evaluatie
hebben?
Op welke manier geef ik mijn les vorm? De lesvoorbereiding
, De beginsituatie
Leren, weten : Belangrijk om alle factoren van de beginsituatie goed te doorlezen.
Bepalen van een beginsituatie te kennen.
Een beginsituatie is dynamisch voorbeelden geven van de verschillende oorzaken.
Toepassen in een oefening : concreet op de lesvoorbereiding – je kan het verschil aantonen tussen
een algemene en specifieke beginsituatie.
• Factoren die een invloed hebben op het pedagogisch-didactisch en organisatorisch verloop
van de les.
De beginsituatie van het kind
De beginsituatie van elk kind kan heel verschillend zijn.
• Voorkennis = de aanwezige kennis bij leerlingen
→ het peilen naar de voorkennis is van groot belang omdat ze in de grote mate
verantwoordelijk is voor de verschillen in resultaten tussen je leerlingen.
• Cognitieve vaardigheden = de elementen die samen de ‘denkhandeling’ bepalen
→ Het is voor jou als leerkracht belangrijk om te weten hoe de leerlingen bepaalde inhouden
verwerken of welke denkstappen ze wel of niet maken.
• Affectief-dynamische vaardigheden = de kenmerken die samen de emoties en de motivaties
van de kinderen bepalen.
→ de affectief-dynamische vaardigheden worden gevormd door verschillende kenmerken van
de leerlingen o.a. interesses, motivatie, zelfbeeld en zelfvertrouwen
→ hoe leerlingen zich voelen en de manier waarop ze omgaan met hun gevoelens, heeft een
grote invloed op hun leerproces.
• Psychomotorische vaardigheden = de ontwikkeling van alle kenmerken die samen beweging
mogelijk maken : het verband tussen waarneming en gedrag.
→ Psychomotoriek slaat terug op de wisselwerking tussen beweging en waarnemen, kennen,
voelen en willen of op de beweging als uitdrukking van wat er in de mens omgaat.
