Samenvatting - geschiedenis - de verlichting
In de zeventiende eeuw vond de wetenschappelijke revolutie plaats. Door rationeel na te
denken en te experimenteren kreeg men meer kennis en werden er veel uitvindingen
gedaan, hierdoor kregen veel mensen een optimistisch wereldbeeld. In de achttiende eeuw
vond de verlichting plaats. Verlichte denkers gingen niet alleen rationeel nadenken over
natuurwetenschap maar ook over alle terreinen van het leven. Verlichte denkers geloofden
dat onwetendheid de wereld duister maakte. De schot Adam Smith geloofde dat mensen
vrij moesten zijn om hun eigen belang na te jagen, hierdoor zou de maatschappij beter
worden. De overheid moest zich daar zo min mogelijk mee bemoeien volgens hem. Hij was
ook tegen het mercantilisme, uit zijn ideeën ontstond later het liberalisme. De Franse filosoof
Voltaire geloofde dat er een god was die ooit de wereld had geschapen, maar zich er
daarna niet meer mee bemoeide en alles aan natuurwetten overliet, dit noem je deïsme.
Ook was hij voor godsdienstvrijheid. De Franse filosoof Rousseau geloofde dat mensen in
hun natuurtoestand gelijk aan elkaar waren, maar dat door de beschaving was de
ongelijkheid ontstaan. De Engelse filosoof Locke was tegen absolute vorsten die stelden dat
ze hun macht van god hadden gekregen. De Franse filosoof Montesquieu vond dat de
macht gespreid moest worden om misbruik te voorkomen. Volgens zijn driemachtenleer
moest de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht bij verschillende personen liggen
voor een eerlijk bestuur. Sommige vorsten waren ook geïnteresseerd in de verlichting. Zij
bleven alle macht in handen houden maar wilden wel verlichte ideeën gebruiken bij het
besturen van hun land. Hierbij hoort de spreuk “alles voor het volk, niets door het volk”. Een
voorbeeld van een verlicht absoluut vorst is Frederik II van Pruisen. Hij nam contact op met
Voltaire en nodigde hem uit aan zijn hof. Hij stelde godsdienstvrijheid in en schafte marteling
als manier van ondervraging af.
In de zeventiende eeuw vond de wetenschappelijke revolutie plaats. Door rationeel na te
denken en te experimenteren kreeg men meer kennis en werden er veel uitvindingen
gedaan, hierdoor kregen veel mensen een optimistisch wereldbeeld. In de achttiende eeuw
vond de verlichting plaats. Verlichte denkers gingen niet alleen rationeel nadenken over
natuurwetenschap maar ook over alle terreinen van het leven. Verlichte denkers geloofden
dat onwetendheid de wereld duister maakte. De schot Adam Smith geloofde dat mensen
vrij moesten zijn om hun eigen belang na te jagen, hierdoor zou de maatschappij beter
worden. De overheid moest zich daar zo min mogelijk mee bemoeien volgens hem. Hij was
ook tegen het mercantilisme, uit zijn ideeën ontstond later het liberalisme. De Franse filosoof
Voltaire geloofde dat er een god was die ooit de wereld had geschapen, maar zich er
daarna niet meer mee bemoeide en alles aan natuurwetten overliet, dit noem je deïsme.
Ook was hij voor godsdienstvrijheid. De Franse filosoof Rousseau geloofde dat mensen in
hun natuurtoestand gelijk aan elkaar waren, maar dat door de beschaving was de
ongelijkheid ontstaan. De Engelse filosoof Locke was tegen absolute vorsten die stelden dat
ze hun macht van god hadden gekregen. De Franse filosoof Montesquieu vond dat de
macht gespreid moest worden om misbruik te voorkomen. Volgens zijn driemachtenleer
moest de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht bij verschillende personen liggen
voor een eerlijk bestuur. Sommige vorsten waren ook geïnteresseerd in de verlichting. Zij
bleven alle macht in handen houden maar wilden wel verlichte ideeën gebruiken bij het
besturen van hun land. Hierbij hoort de spreuk “alles voor het volk, niets door het volk”. Een
voorbeeld van een verlicht absoluut vorst is Frederik II van Pruisen. Hij nam contact op met
Voltaire en nodigde hem uit aan zijn hof. Hij stelde godsdienstvrijheid in en schafte marteling
als manier van ondervraging af.