B4: waarneming:
videoclip → kader dat beweegt (draait, overklapt)
= gek, kader draait en klapt, iemand ‘schuift’ erdoor = Ames illusie
→ ames heeft een kader ontworpen dat trapeziumvormig is. Dit laten ronddraaien, juiste schaduwen
(klapt)
dus de manier waarop wij diepte zien laat ons dingen zien die er niet zijn.
we maken als mens berekeningen van dingen die rondom ons aan het gebeuren zijn maar die
hoeven niet te kloppen.
inleiding= gewaarwording en waarneming:
mens als een informatieverwerkend systeem.
input (via zintuigen) → verwerking → output (wat we kunnen bestuderen)
zintuigen → zicht, gehoor, reuk, tast, smaak.
6e zintuig bestaat niet.
5 is een onderschatting, zijn er veel.
zintuig is gespecialiseerd voor een bepaald soort van input.
bv: oog is gespecialiseerd voor licht, oor voor luchttrillingen
bv: in huid alleen 4 verschillende types van zintuigen (pijn, textuur, trillingen en druk)
→ elke verschillende technieken die op je huid worden uitgevoerd hebben andere receptoren met
andere zenuwbanen in een ander stuk in de hersenen.
bv goede atleten hebben goede proprioceptie/ kinesthesie → gewrichten vertellen veel over hoe ze zich
verhouden tot de ruimte = ook een zintuig
vestibulaire zintuig → zorgt voor evenwicht, zit in oor
al die info wordt gecombineerd zodat we ons op een gepaste manier kunnen gedragen.
als we verschillende zintuigen hebben die samenwerken → multimodale waarneming.
→ bv smaak en geur, 1 vd 2 uitschakelt is moeilijk om nog smaak te hebben (covid)
→ info valt weg
, distale stimulus = realiteit, buiten ons.
→ je kijkt naar iemand tegenover aan de tafel = jouw distale stimulus
zorgt ervoor dat een beeld op mijn netvlies valt, is dichtbij, dichter kan niet = proximale stimulus
zijn totaal verschillend, lijken niet op elkaar
distale stimulus wordt vertaald tot een proximale stimulus en die moeten naar de hersenen vertaald worden
= transductie
je gaat van de energie die geregistreerd wordt naar vertaling naar zenuwimpulsen → die kunnen gaan
rekenen en op basis daarvan (perceptie) kunnen we tot een percept komen
percept (hond) en distale stimulus komen niet noodzakelijk overeen. → voorkennis, motivatie
bv je bent bang van een hond → ga je de grootte overschatten tov iemand die het gewend is.
vraag → hoe komen we van prikkels in de buitenwereld naar zinvolle voorstelling van die buitenwereld.
bv: kijken (elektromagnetische energie) → ik zie een hond
fysische energie (distale prikkel) wordt altijd via een zintuigspecifieke tussen structuur opgevangen (proximale
prikkel) en vertaald in zenuwimpulsen (transductie) die aanleiding geven tot het percept (bewuste waarneming)
gewaarwording → transductie →
waarneming.
gewaarwording (sensatie) = opname
van stimuli uit omgeving.
waarneming = interpretatie van
prikkel, gebeurt in hersenen.
Organiseren, interpreteren en
begrijpen van die stimuli
videoclip → kader dat beweegt (draait, overklapt)
= gek, kader draait en klapt, iemand ‘schuift’ erdoor = Ames illusie
→ ames heeft een kader ontworpen dat trapeziumvormig is. Dit laten ronddraaien, juiste schaduwen
(klapt)
dus de manier waarop wij diepte zien laat ons dingen zien die er niet zijn.
we maken als mens berekeningen van dingen die rondom ons aan het gebeuren zijn maar die
hoeven niet te kloppen.
inleiding= gewaarwording en waarneming:
mens als een informatieverwerkend systeem.
input (via zintuigen) → verwerking → output (wat we kunnen bestuderen)
zintuigen → zicht, gehoor, reuk, tast, smaak.
6e zintuig bestaat niet.
5 is een onderschatting, zijn er veel.
zintuig is gespecialiseerd voor een bepaald soort van input.
bv: oog is gespecialiseerd voor licht, oor voor luchttrillingen
bv: in huid alleen 4 verschillende types van zintuigen (pijn, textuur, trillingen en druk)
→ elke verschillende technieken die op je huid worden uitgevoerd hebben andere receptoren met
andere zenuwbanen in een ander stuk in de hersenen.
bv goede atleten hebben goede proprioceptie/ kinesthesie → gewrichten vertellen veel over hoe ze zich
verhouden tot de ruimte = ook een zintuig
vestibulaire zintuig → zorgt voor evenwicht, zit in oor
al die info wordt gecombineerd zodat we ons op een gepaste manier kunnen gedragen.
als we verschillende zintuigen hebben die samenwerken → multimodale waarneming.
→ bv smaak en geur, 1 vd 2 uitschakelt is moeilijk om nog smaak te hebben (covid)
→ info valt weg
, distale stimulus = realiteit, buiten ons.
→ je kijkt naar iemand tegenover aan de tafel = jouw distale stimulus
zorgt ervoor dat een beeld op mijn netvlies valt, is dichtbij, dichter kan niet = proximale stimulus
zijn totaal verschillend, lijken niet op elkaar
distale stimulus wordt vertaald tot een proximale stimulus en die moeten naar de hersenen vertaald worden
= transductie
je gaat van de energie die geregistreerd wordt naar vertaling naar zenuwimpulsen → die kunnen gaan
rekenen en op basis daarvan (perceptie) kunnen we tot een percept komen
percept (hond) en distale stimulus komen niet noodzakelijk overeen. → voorkennis, motivatie
bv je bent bang van een hond → ga je de grootte overschatten tov iemand die het gewend is.
vraag → hoe komen we van prikkels in de buitenwereld naar zinvolle voorstelling van die buitenwereld.
bv: kijken (elektromagnetische energie) → ik zie een hond
fysische energie (distale prikkel) wordt altijd via een zintuigspecifieke tussen structuur opgevangen (proximale
prikkel) en vertaald in zenuwimpulsen (transductie) die aanleiding geven tot het percept (bewuste waarneming)
gewaarwording → transductie →
waarneming.
gewaarwording (sensatie) = opname
van stimuli uit omgeving.
waarneming = interpretatie van
prikkel, gebeurt in hersenen.
Organiseren, interpreteren en
begrijpen van die stimuli