Netwerken
Netwerken representeren de relatie van een actor met andere actoren. Actoren handelen als
onderdeel van een netwerk van relaties. Dit is een set van nodes, nodes kunnen individuen
zijn, websites, auteurs of collectivietien zoals teams of landen. Deze nodes zijn verbonden
met ties, lijnen die nodes verbinden met elkaar.
Artikel 1. Theory and research in strategic management: Swings of
a pendulum (Hoskisson, 1999)
Aantekeningen canvas/ colleges
Welke theorieën zijn door de jaren heen dominant
Welke fases zijn er in deze theorieën
Er wordt een slinger gebruikt om de verschuiving van strategisch management van de interne naar
buiten de organisatie is verschoven en sinds 1998 weer terug naar intern in de organisatie
verschoven is. Dit wordt gedaan aan de hand van een literatuurreview waarbij de belangrijkste
literatuur op een rij wordt gezet en de connecties en verschillen worden beschreven. Dit wordt in
een chronologische volgorde gedaan.
In de eerste fase wordt beschreven dat er een sterke focus was op de interne kant van
strategievormen, bijvoorbeeld de rol van de manager. Ook de contingentie theorie werd hier vaak
gebruikt, dat de prestaties afhangen van de strategievorming en strategie dus een contingentie is
voor deze relatie.
Hierna kwamen de institutional organizational economics in het spel die sterk hun stempel hebben
gedrukt op de theorie en methode van strategisch management waarbij de nadruk werd gelegd in
de markt/ industrie waar de organisatie zich bevindt en de structuur hiervan. Daarbij is de positie
van de organisatie binnen deze structuur belangrijk. Porter gaat ook al in op de eigenschappen van
een industrie en hoe je je strategie daarop afstemt. Aan de hand van strategische analyses wordt er
gekeken of er clusters aanwezig zijn tussen vergelijkbare organisaties binnen de industrie. Deze
analyse is deductief en wordt vaak op grote schaal statistisch gedaan.
Hierna slingert hij weer terug naar de interne organisatie waarbij transaction costs economics
centraal staat; waarom organiseer je en ontstaan er hiërarchieën. Organisaties kiezen altijd een
structuur met minimale transactiekosten, deze zijn dus belangrijk voor de strategie. De andere
theorie is de agency theory; er zal altijd een spanningsveld zijn tussen stakeholders die vanuit eigen
belang handelen in plaats van vanuit de belangen van de eigenaar van de organisatie. Hoe kan je tot
bepaalde governance structuren komen zodat managers ook daadwerkelijk doelen van de
organisatie nastreven.
Nu gaat de slinger helemaal terug in de organisatie, de focus op de middelen van een organisatie die
zorgen voor voordeel (productie, geld, intentie). Unieke resources zijn leiderschap, keuzes maken en
kennis. Je kan niet zonder deze unieke mix als je wil concurreren. Deze niet tastbare middelen zijn
moeilijk te meten, hiervoor heb je kwalitatieve/ inductieve case study methoden voor nodig.
, Transaction Cost economics --> Transactiekosten bepaalt organisatiestructuur
Agency theory --> Principaal vs agent asymmetrische informatie
Resource based view
Knowledge based view
Strategisch leiderschap
Voorbeeld Philips
● De start met focus op bedrijf intern
● Om de concurrentie voor te zijn een ander product op de markt brengen
● Door meer kennis over het product, worden medewerkers meer betrokken wat leidde tot
vakschool
Samenvatting askyourpdf
Het artikel bespreekt de ontwikkeling van het vakgebied strategisch management in de afgelopen
twee decennia. Het benadrukt het belang van het begrijpen van de externe omgeving en interne
middelen van een bedrijf om een duurzaam concurrentievoordeel te behalen. Het artikel benadrukt
ook de rol van kenniscreatie en samenwerking binnen organisaties, evenals de impact van
institutionele factoren op strategische besluitvorming. Daarnaast verkent het het concept van
strategische groepen en hun invloed op de prestaties van bedrijven. Het artikel sluit af met een
bespreking van de behoefte aan verder onderzoek op gebieden als interorganisatorische allianties,
marktuittreding en de rol van raden van bestuur in de bedrijfsstrategie.
Begrippen uit het artikel Hoskisson
1. Agency conflict
Verwijst naar het belangenconflict tussen de principaal (aandeelhouders) en de agent
(management) in een bedrijf. Het ontstaat wanneer de acties van de agent mogelijk niet
overeenkomen met de beste belangen van de principaal.
2. Corporate strategy
Verwijst naar het algehele plan en de richting van een bedrijf om zijn langetermijndoelen en -
doelstellingen te bereiken. Het omvat beslissingen over middelenallocatie, competitieve
positionering en waardecreatie.
3. Boards of directors
Verwijst naar de groep personen die door aandeelhouders worden gekozen om toezicht te
houden op het management van een bedrijf. Ze zijn verantwoordelijk voor het nemen van
strategische beslissingen, het verstrekken van begeleiding en het monitoren van de
prestaties van het managementteam.
4. Corporate financial performance
Verwijst naar de financiële resultaten en uitkomsten van een bedrijf, inclusief maatstaven
zoals winstgevendheid, rendement op investering en aandeelhouderswaarde. Het is een
belangrijke indicator van het succes en de effectiviteit van het bedrijf bij het behalen van zijn
financiële doelen.
5. Knowledge creation
Netwerken representeren de relatie van een actor met andere actoren. Actoren handelen als
onderdeel van een netwerk van relaties. Dit is een set van nodes, nodes kunnen individuen
zijn, websites, auteurs of collectivietien zoals teams of landen. Deze nodes zijn verbonden
met ties, lijnen die nodes verbinden met elkaar.
Artikel 1. Theory and research in strategic management: Swings of
a pendulum (Hoskisson, 1999)
Aantekeningen canvas/ colleges
Welke theorieën zijn door de jaren heen dominant
Welke fases zijn er in deze theorieën
Er wordt een slinger gebruikt om de verschuiving van strategisch management van de interne naar
buiten de organisatie is verschoven en sinds 1998 weer terug naar intern in de organisatie
verschoven is. Dit wordt gedaan aan de hand van een literatuurreview waarbij de belangrijkste
literatuur op een rij wordt gezet en de connecties en verschillen worden beschreven. Dit wordt in
een chronologische volgorde gedaan.
In de eerste fase wordt beschreven dat er een sterke focus was op de interne kant van
strategievormen, bijvoorbeeld de rol van de manager. Ook de contingentie theorie werd hier vaak
gebruikt, dat de prestaties afhangen van de strategievorming en strategie dus een contingentie is
voor deze relatie.
Hierna kwamen de institutional organizational economics in het spel die sterk hun stempel hebben
gedrukt op de theorie en methode van strategisch management waarbij de nadruk werd gelegd in
de markt/ industrie waar de organisatie zich bevindt en de structuur hiervan. Daarbij is de positie
van de organisatie binnen deze structuur belangrijk. Porter gaat ook al in op de eigenschappen van
een industrie en hoe je je strategie daarop afstemt. Aan de hand van strategische analyses wordt er
gekeken of er clusters aanwezig zijn tussen vergelijkbare organisaties binnen de industrie. Deze
analyse is deductief en wordt vaak op grote schaal statistisch gedaan.
Hierna slingert hij weer terug naar de interne organisatie waarbij transaction costs economics
centraal staat; waarom organiseer je en ontstaan er hiërarchieën. Organisaties kiezen altijd een
structuur met minimale transactiekosten, deze zijn dus belangrijk voor de strategie. De andere
theorie is de agency theory; er zal altijd een spanningsveld zijn tussen stakeholders die vanuit eigen
belang handelen in plaats van vanuit de belangen van de eigenaar van de organisatie. Hoe kan je tot
bepaalde governance structuren komen zodat managers ook daadwerkelijk doelen van de
organisatie nastreven.
Nu gaat de slinger helemaal terug in de organisatie, de focus op de middelen van een organisatie die
zorgen voor voordeel (productie, geld, intentie). Unieke resources zijn leiderschap, keuzes maken en
kennis. Je kan niet zonder deze unieke mix als je wil concurreren. Deze niet tastbare middelen zijn
moeilijk te meten, hiervoor heb je kwalitatieve/ inductieve case study methoden voor nodig.
, Transaction Cost economics --> Transactiekosten bepaalt organisatiestructuur
Agency theory --> Principaal vs agent asymmetrische informatie
Resource based view
Knowledge based view
Strategisch leiderschap
Voorbeeld Philips
● De start met focus op bedrijf intern
● Om de concurrentie voor te zijn een ander product op de markt brengen
● Door meer kennis over het product, worden medewerkers meer betrokken wat leidde tot
vakschool
Samenvatting askyourpdf
Het artikel bespreekt de ontwikkeling van het vakgebied strategisch management in de afgelopen
twee decennia. Het benadrukt het belang van het begrijpen van de externe omgeving en interne
middelen van een bedrijf om een duurzaam concurrentievoordeel te behalen. Het artikel benadrukt
ook de rol van kenniscreatie en samenwerking binnen organisaties, evenals de impact van
institutionele factoren op strategische besluitvorming. Daarnaast verkent het het concept van
strategische groepen en hun invloed op de prestaties van bedrijven. Het artikel sluit af met een
bespreking van de behoefte aan verder onderzoek op gebieden als interorganisatorische allianties,
marktuittreding en de rol van raden van bestuur in de bedrijfsstrategie.
Begrippen uit het artikel Hoskisson
1. Agency conflict
Verwijst naar het belangenconflict tussen de principaal (aandeelhouders) en de agent
(management) in een bedrijf. Het ontstaat wanneer de acties van de agent mogelijk niet
overeenkomen met de beste belangen van de principaal.
2. Corporate strategy
Verwijst naar het algehele plan en de richting van een bedrijf om zijn langetermijndoelen en -
doelstellingen te bereiken. Het omvat beslissingen over middelenallocatie, competitieve
positionering en waardecreatie.
3. Boards of directors
Verwijst naar de groep personen die door aandeelhouders worden gekozen om toezicht te
houden op het management van een bedrijf. Ze zijn verantwoordelijk voor het nemen van
strategische beslissingen, het verstrekken van begeleiding en het monitoren van de
prestaties van het managementteam.
4. Corporate financial performance
Verwijst naar de financiële resultaten en uitkomsten van een bedrijf, inclusief maatstaven
zoals winstgevendheid, rendement op investering en aandeelhouderswaarde. Het is een
belangrijke indicator van het succes en de effectiviteit van het bedrijf bij het behalen van zijn
financiële doelen.
5. Knowledge creation
