Hoofdstuk 5 Goederenrecht
Goed = goederen zijn alle zaken en vermogensrechten
Zaken = zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
Vermogensrecht = overdraagbaar en/of stoffelijk, wardevol
Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend. Auto’s, horloges, computers maar ook snoepjes is
een roerende zaak
In de koopfase gaat het primair om een persoon die moet doen wat hij heeft beloofd, na de
eigendomsoverdracht gaat het vooral om het behoud van het object. Er is een tweedeling binnen het
Vermogensrecht: Verbintenissenrecht en Goederenrecht. Deze vloeien voort uit de wet
(onrechtmatige & rechtmatige daad) en uit de obligatoire overeenkomst. Er zijn hier steeds 2
partijen. Ene partij heeft recht op bepaalde prestatie en de ander is daartoe verplicht.
Bij het goederenrecht staat niet alleen de juridische relatie tussen 2 partijen centraal maar de
relatie tussen persoon en goed.
5.2 Absoluut en relatief recht
Relatief recht = als 2 personen een overeenkomst afsluiten zijn alleen zij die zich verplicht te houden
aan de rechten en plichten van deze overeenkomst. Alleen de personen dit te maken hebben met de
verbintenis hebben hier belang aan.
Bijvoorbeeld hiervan is dus een verbintenis. Deze koppelt namelijk 2 partijen juridisch aan elkaar. En
omdat verbintenissen voortvloeien uit een overeenkomst, onrechtmatige daad of een rechtmatige
daad, ontstaan er relatieve rechten uit het sluiten van een overeenkomst of het begaan van een
rechtmatige of onrechtmatige daad.
Absoluut recht: dit is namelijk niet alleen tegenover bepaalde personen af te dwingen (relatief recht,
het móét gewoon), maar in beginsel tegenover iedereen. Absolute rechten kunnen tegen ieder derde
worden gehandhaafd
,Bijvoorbeeld niemand is bijvoorbeeld gehandhaafd om jouw eigendom te stelen (inbreuk op jouw
eigendomsrecht). Eigendomsrecht is absoluut recht. Goed, zaak en (vermogens)recht
5.3 Goed, zaak en (vermogens)recht.
Art 3:1 BW Goed: goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.
Art 3:2 BW Zaak: zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (materiele
dingen die we kunnen beheersen) bv huizen, vliegtuigen, dieren etc. Gas is geen zaak, dit is niet
stoffelijk. Satelliet uit zijn baan geraakt ook niet. hij is niet meer voor menselijke beheersing vatbaar.
Zaken zijn te scheiden in: roerende en onroerende zaken.
Art 3:3 BW Onroerende zaken:
-Grond;-
Nog niet gewonnen delfstoffen;
-Met de grond verenigde beplantingen;
-Gebouwen- en werken die rechtsreeks of indirect duurzaam met de grond verenigd zijn.
3:3 BW lid 2 : Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend. Auto’s, horloges, computers maar ook
snoepjes is een roerende zaak.
Natrekking: art 5:3 BW luidt: de eigenaar van een zaak is eigenaar van al haar bestanddelen
Art 3:14 BW : De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere
roerende zaak, die als hoofdzaak is aan te merken, overgaat op de eigenaar van deze hoofdzaak. Iets
is een bestanddeel wanneer een zaak niet volwaardig is zonder dit.
Bv een motor van een motorboot, zonder de motor is hij iets volledig dus wordt de motor
eigendom van degene die de motorboot bezit ook al is de motor op afbetaling geleverd.
Goederen bestaan niet alleen uit zaken maar ook uit vermogensrechten. We kunnen stellen dat een
vermogensrecht een recht is (en dus geen zaak) dat een financiële waarde in zich draagt.
Vermogensrecht heeft 2 betekenissen:
1. alle op geld waardeerbare rechten (en plichten), relatief recht ( alleen op de persoon bij vordering)
2. een niet stoffelijk object, kan het niet aanwijzen(naast de zaak) dat geldswaarde heeft.
, 5.4 Uitwerking Absoluut recht
In NL zijn er 8 absolute rechten: worden in Boek 3 en 5 BW genoemd en afzonderlijk behandeld:
1. Het recht van eigendom;
2. Het recht van erfdienstbaarheid;
3. Het recht van erfpacht;
4. Het recht van opstal;
5. Het appartementsrecht;
6. Het recht van vruchtgebruik;
7. Het pandrecht;
8. Het hypotheekrecht.
Als iemand in van deze rechten heeft dat bezit hij een absoluut recht. Dit is tegenover iedereen te
handhaven. Deze absolute rechten hebben dus betrekking op een goed en – zoals we hebben gezien
– dit kan een zaak of vermogensrecht zijn. Sommige absolute rechten kunnen alleen maar op een
zaak (stoffelijk object) worden gevestigd, andere zowel op een zaak als op een vermogensrecht.
Boek 5 BW, Absolute rechten die alleen maar op een zaak (stoffelijk object) kunnen worden
gevestigd:
1. recht op eigendom (titel 1 t/m 5)
2. erfdienstbaarheid (titel 6)
3. erfpacht (titel 7)
4. opstal (titel 8)
5. appartement (titel 9)
Boek 3 BW , Zowel op zaak als vermogensrecht :
- Recht op vruchtgebruik (titel 8)
- pandrecht ( titel 9)
- hypotheekrecht (titel 9)
Kan je eigenaar zijn van een vorderingsrecht? Nee, want het recht van eigendom kan alleen op een
zaak rusten en een vorderingsrecht is geen zaak. Kan ik een hypotheekrecht vestigen op een stuk
grond? Ja, dit absolute recht kan op een goed en dus op een zaak worden gecreëerd.
Goed = goederen zijn alle zaken en vermogensrechten
Zaken = zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
Vermogensrecht = overdraagbaar en/of stoffelijk, wardevol
Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend. Auto’s, horloges, computers maar ook snoepjes is
een roerende zaak
In de koopfase gaat het primair om een persoon die moet doen wat hij heeft beloofd, na de
eigendomsoverdracht gaat het vooral om het behoud van het object. Er is een tweedeling binnen het
Vermogensrecht: Verbintenissenrecht en Goederenrecht. Deze vloeien voort uit de wet
(onrechtmatige & rechtmatige daad) en uit de obligatoire overeenkomst. Er zijn hier steeds 2
partijen. Ene partij heeft recht op bepaalde prestatie en de ander is daartoe verplicht.
Bij het goederenrecht staat niet alleen de juridische relatie tussen 2 partijen centraal maar de
relatie tussen persoon en goed.
5.2 Absoluut en relatief recht
Relatief recht = als 2 personen een overeenkomst afsluiten zijn alleen zij die zich verplicht te houden
aan de rechten en plichten van deze overeenkomst. Alleen de personen dit te maken hebben met de
verbintenis hebben hier belang aan.
Bijvoorbeeld hiervan is dus een verbintenis. Deze koppelt namelijk 2 partijen juridisch aan elkaar. En
omdat verbintenissen voortvloeien uit een overeenkomst, onrechtmatige daad of een rechtmatige
daad, ontstaan er relatieve rechten uit het sluiten van een overeenkomst of het begaan van een
rechtmatige of onrechtmatige daad.
Absoluut recht: dit is namelijk niet alleen tegenover bepaalde personen af te dwingen (relatief recht,
het móét gewoon), maar in beginsel tegenover iedereen. Absolute rechten kunnen tegen ieder derde
worden gehandhaafd
,Bijvoorbeeld niemand is bijvoorbeeld gehandhaafd om jouw eigendom te stelen (inbreuk op jouw
eigendomsrecht). Eigendomsrecht is absoluut recht. Goed, zaak en (vermogens)recht
5.3 Goed, zaak en (vermogens)recht.
Art 3:1 BW Goed: goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.
Art 3:2 BW Zaak: zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (materiele
dingen die we kunnen beheersen) bv huizen, vliegtuigen, dieren etc. Gas is geen zaak, dit is niet
stoffelijk. Satelliet uit zijn baan geraakt ook niet. hij is niet meer voor menselijke beheersing vatbaar.
Zaken zijn te scheiden in: roerende en onroerende zaken.
Art 3:3 BW Onroerende zaken:
-Grond;-
Nog niet gewonnen delfstoffen;
-Met de grond verenigde beplantingen;
-Gebouwen- en werken die rechtsreeks of indirect duurzaam met de grond verenigd zijn.
3:3 BW lid 2 : Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend. Auto’s, horloges, computers maar ook
snoepjes is een roerende zaak.
Natrekking: art 5:3 BW luidt: de eigenaar van een zaak is eigenaar van al haar bestanddelen
Art 3:14 BW : De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere
roerende zaak, die als hoofdzaak is aan te merken, overgaat op de eigenaar van deze hoofdzaak. Iets
is een bestanddeel wanneer een zaak niet volwaardig is zonder dit.
Bv een motor van een motorboot, zonder de motor is hij iets volledig dus wordt de motor
eigendom van degene die de motorboot bezit ook al is de motor op afbetaling geleverd.
Goederen bestaan niet alleen uit zaken maar ook uit vermogensrechten. We kunnen stellen dat een
vermogensrecht een recht is (en dus geen zaak) dat een financiële waarde in zich draagt.
Vermogensrecht heeft 2 betekenissen:
1. alle op geld waardeerbare rechten (en plichten), relatief recht ( alleen op de persoon bij vordering)
2. een niet stoffelijk object, kan het niet aanwijzen(naast de zaak) dat geldswaarde heeft.
, 5.4 Uitwerking Absoluut recht
In NL zijn er 8 absolute rechten: worden in Boek 3 en 5 BW genoemd en afzonderlijk behandeld:
1. Het recht van eigendom;
2. Het recht van erfdienstbaarheid;
3. Het recht van erfpacht;
4. Het recht van opstal;
5. Het appartementsrecht;
6. Het recht van vruchtgebruik;
7. Het pandrecht;
8. Het hypotheekrecht.
Als iemand in van deze rechten heeft dat bezit hij een absoluut recht. Dit is tegenover iedereen te
handhaven. Deze absolute rechten hebben dus betrekking op een goed en – zoals we hebben gezien
– dit kan een zaak of vermogensrecht zijn. Sommige absolute rechten kunnen alleen maar op een
zaak (stoffelijk object) worden gevestigd, andere zowel op een zaak als op een vermogensrecht.
Boek 5 BW, Absolute rechten die alleen maar op een zaak (stoffelijk object) kunnen worden
gevestigd:
1. recht op eigendom (titel 1 t/m 5)
2. erfdienstbaarheid (titel 6)
3. erfpacht (titel 7)
4. opstal (titel 8)
5. appartement (titel 9)
Boek 3 BW , Zowel op zaak als vermogensrecht :
- Recht op vruchtgebruik (titel 8)
- pandrecht ( titel 9)
- hypotheekrecht (titel 9)
Kan je eigenaar zijn van een vorderingsrecht? Nee, want het recht van eigendom kan alleen op een
zaak rusten en een vorderingsrecht is geen zaak. Kan ik een hypotheekrecht vestigen op een stuk
grond? Ja, dit absolute recht kan op een goed en dus op een zaak worden gecreëerd.