Leerdoelen Psychologie
De student kent het onderscheid tussen sensatie en perceptie.
Sensatie versus perceptie
Sensatie is te vergelijken met het nemen van een foto, informatie die binnen komt.
Perceptie is de gefotoshopte versie van sensatie, hoe de informatie wordt geïnterpreteerd, dat
wat het brein ervan maakt.
De student kent het verschil tussen bottom-up en top-downprocessen in perceptie.
De student kan het concept aandacht koppelen aan de concepten bottom-up en top-down
en perceptuele blind en en veranderingsblindheid. Subdoel onderzoek: de student kent
de beperkingen van observeren als onderzoeksmethode.
Sensorische adaptatie: onze zintuigen zijn op zoek naar verandering.
Absolute waarneming: dat wat je nog net kan waarnemen met je zintuigen.
Signaal detectie
Wat merken we op en wat niet dat hangt af van verschillende factoren, bv.:
Verwachtingen die we hebben
Ruis (wat leidt af)
Absolute en verschildrempels
Aandacht
Perceptie
Perceptie geeft betekenis aan sensatie
Het doel van perceptie: grip op de wereld overleven!
Bijeffect: illusies, vertekening van de realiteit.
Je interpretatie van de informatie die binnenkomt in je hersenen (jouw realiteit).
Deze komt meestal overeen met de prikkels die middels je zintuigen zijn
binnengekomen.
Je hersenen maken automatisch een logisch geheel van je waarnemingen.
Perceptuele/veranderingsblindheid: je kan iets verkeerd zien, bijv. als jij zelf mishandeld bent
zie je dat sneller bij andere kinderen dan iemand anders.
Top down: waarneming uit hersenen gestuurd
Bottom-up: waarneming vanuit zintuigen
Bottom-up
• De waarneming wordt door de zintuigen gestuurd
• Het is een stimulus gestuurde verwerking
• Je voelt, hoort, ziet, ruikt, proeft iets en daar gaat je aandacht naar toe.
Top-down
• De waarneming wordt vanuit de hersenen gestuurd
, • Het is een conceptueel gestuurde verwerking
• Vanuit je interpretatie/ verwachting/ visie zoek je naar bepaalde informatie.
• Je neemt van daaruit selectief (aandacht) waar
De student weet hoe herinneringen worden opgeslagen.
Coderen:
Input, kijken met een bepaalde bril, informatie invoeren in systeem. Hiervoor heb je aandacht
nodig.
Opslag en retrieval (terughalen):
Sommige dingen kun je makkelijk bij, sommige dingen zitten in een laatje, en sommige
hebben een etiket erop, sommige niet.
Het geheugen is het meest nauwkeurig
• Als we aandacht schenken aan de informatie zorgt ervoor dat je opslaat
• Als het onze interesse heeft
• Als het ons emotioneel raakt
• Als het aansluit bij eerdere ervaringen
• Bij informatie die we repeteren
, Drie geheugenstadia
Hoe vormen we herinneringen?
Elk van de drie geheugenstadia codeert en legt herinneringen op een andere manier vast, maar
samen zorgen ze ervoor dat de sensorische ervaring wordt omgezet in een blijvend
geheugenspoor met een bepaald patroon of een bepaalde betekenis.
De bottleneck van het werkgeheugen
Structuur van het werkgeheugen
• Centrale bestuurder: het distributiecentrum voor informatie
• Fonologische lus: verbale patronen worden in akoestische vorm opgeslagen
• Het schetsboek: codeert visuele beelden en mentale representaties van
voorwerpen in de ruimte
• Episodische buffer: maakt van verschillende informatie een coherente episode
• Semantische buffer: geeft betekenis aan woorden die we zien of horen
De student kent het onderscheid tussen sensatie en perceptie.
Sensatie versus perceptie
Sensatie is te vergelijken met het nemen van een foto, informatie die binnen komt.
Perceptie is de gefotoshopte versie van sensatie, hoe de informatie wordt geïnterpreteerd, dat
wat het brein ervan maakt.
De student kent het verschil tussen bottom-up en top-downprocessen in perceptie.
De student kan het concept aandacht koppelen aan de concepten bottom-up en top-down
en perceptuele blind en en veranderingsblindheid. Subdoel onderzoek: de student kent
de beperkingen van observeren als onderzoeksmethode.
Sensorische adaptatie: onze zintuigen zijn op zoek naar verandering.
Absolute waarneming: dat wat je nog net kan waarnemen met je zintuigen.
Signaal detectie
Wat merken we op en wat niet dat hangt af van verschillende factoren, bv.:
Verwachtingen die we hebben
Ruis (wat leidt af)
Absolute en verschildrempels
Aandacht
Perceptie
Perceptie geeft betekenis aan sensatie
Het doel van perceptie: grip op de wereld overleven!
Bijeffect: illusies, vertekening van de realiteit.
Je interpretatie van de informatie die binnenkomt in je hersenen (jouw realiteit).
Deze komt meestal overeen met de prikkels die middels je zintuigen zijn
binnengekomen.
Je hersenen maken automatisch een logisch geheel van je waarnemingen.
Perceptuele/veranderingsblindheid: je kan iets verkeerd zien, bijv. als jij zelf mishandeld bent
zie je dat sneller bij andere kinderen dan iemand anders.
Top down: waarneming uit hersenen gestuurd
Bottom-up: waarneming vanuit zintuigen
Bottom-up
• De waarneming wordt door de zintuigen gestuurd
• Het is een stimulus gestuurde verwerking
• Je voelt, hoort, ziet, ruikt, proeft iets en daar gaat je aandacht naar toe.
Top-down
• De waarneming wordt vanuit de hersenen gestuurd
, • Het is een conceptueel gestuurde verwerking
• Vanuit je interpretatie/ verwachting/ visie zoek je naar bepaalde informatie.
• Je neemt van daaruit selectief (aandacht) waar
De student weet hoe herinneringen worden opgeslagen.
Coderen:
Input, kijken met een bepaalde bril, informatie invoeren in systeem. Hiervoor heb je aandacht
nodig.
Opslag en retrieval (terughalen):
Sommige dingen kun je makkelijk bij, sommige dingen zitten in een laatje, en sommige
hebben een etiket erop, sommige niet.
Het geheugen is het meest nauwkeurig
• Als we aandacht schenken aan de informatie zorgt ervoor dat je opslaat
• Als het onze interesse heeft
• Als het ons emotioneel raakt
• Als het aansluit bij eerdere ervaringen
• Bij informatie die we repeteren
, Drie geheugenstadia
Hoe vormen we herinneringen?
Elk van de drie geheugenstadia codeert en legt herinneringen op een andere manier vast, maar
samen zorgen ze ervoor dat de sensorische ervaring wordt omgezet in een blijvend
geheugenspoor met een bepaald patroon of een bepaalde betekenis.
De bottleneck van het werkgeheugen
Structuur van het werkgeheugen
• Centrale bestuurder: het distributiecentrum voor informatie
• Fonologische lus: verbale patronen worden in akoestische vorm opgeslagen
• Het schetsboek: codeert visuele beelden en mentale representaties van
voorwerpen in de ruimte
• Episodische buffer: maakt van verschillende informatie een coherente episode
• Semantische buffer: geeft betekenis aan woorden die we zien of horen