Paragraaf 1: Over zeeën en oceanen
KA=
- De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in
economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
- Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin
van een wereldeconomie.
In de 15de eeuw verslechterde de situatie in de landbouw. Hierdoor stapten boeren van graanteelt
over op rundveehouderij.
Moedernegotie= graanhandel vanuit de gebieden aan de Oostzee.
De stad Amsterdam groeide uit tot het centrum van het handelskapitalisme (=handel drijven met als
doel winst te maken). Amsterdam groeide uit tot de belangrijkste stapelmarkt (= stad, meestal een
haven, waar handelsgoederen worden opgeslagen in afwachting van tekorten en hogere prijzen
elders) van Europa.
Handelscompagnie= onderneming van handelaren die investeringen, risico’s en winsten met elkaar
delen.
Er werd ontdekt dat er schepen van Nederland naar Azië konden komen. Doordat steeds meer
handelscompagnieën schepen naar Azië stuurden, stegen de inkoopprijzen van de specerijen. Er was
steeds meer vraag naar. Tegelijk daalden de verkoopprijzen in Amsterdam doordat de hoeveelheid
specerijen die daar werd verkocht toenam. Om de onderlinge concurrentie te stoppen, werd in 1602
de Verenigde OostIndische Compagnie (VOC) opgericht.
De VOC kreeg van de Staten-Generaal het handelsmonopolie (afspraak om als enige te mogen
handelen in een bepaald product, met een bepaald land, of in een bepaald gebied) op Azië.
Voor de handel met West-Afrika en Amerika organiseerde de Republiek in 1621 de West-Indische
Compagnie (WIC). Ze nam een deel van de Spaanse slavenhandel over en was actief in de kaapvaart.
Wereldeconomie= een economisch systeem waarin goederen uit verschillende delen van de wereld
worden verhandeld.
Paragraaf 2: Om de macht
KA=
- Het streven van vorsten naar absolute macht
- De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in de
economische en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
De Republiek werd bestuurd door regenten (=rijke burger met bestuursfunctie(s)). De macht in de
Republiek werd verdeeld tussen de Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal. De Staten-
Generaal bepaalden het buitenlandbeleid en de verdediging van het land. Elk gewest had een eigen
Gewestelijke Staten. Die besloten alles over hun eigen gewest.