Hoofdstuk 1: inleiding ............................................................................................................................. 2
Hoofdstuk 2: de dierlijke cel .................................................................................................................... 6
Hoofdstuk 3: celdeling, voortplanting en ontwikkeling ........................................................................ 11
Hoofdstuk 4: biologische diversiteit ...................................................................................................... 18
Hoofdstuk 5: protozoa........................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 6: Porifera ............................................................................................................................ 29
Hoofdstuk 7: Cnidaria / neteldieren ...................................................................................................... 31
Hoofdstuk 8: plathyelmenthes .............................................................................................................. 34
Hoofdstuk 9: Nematoda of rondwormen .............................................................................................. 40
Hoofdstuk 10: Mollusca......................................................................................................................... 46
Hoofdstuk 11 : Annelida ........................................................................................................................ 51
Hoofdstuk 12: Arthropoda: inleiding..................................................................................................... 54
Hoofdstuk 13: Arthropoda: Classis Arachnida....................................................................................... 63
Hoofdstuk 14: Arthropoda: Subph. Crustacea (kreeftachtigen) ........................................................... 68
Hoofdstuk 15: Arthropoda: Subphylum Incesta .................................................................................... 70
Hoofdstuk 16: Chordata inleiding.......................................................................................................... 74
Hoofdstuk 17: Chordata: Classis Chonrichtyes ...................................................................................... 79
Hoofdstuk 18: Chordata: Classis Osteichyes ......................................................................................... 81
Hoofdstuk19: Chordata: Classis Amphibia ............................................................................................ 84
Hoofdstuk 20: Chordata: Classis Reptilia............................................................................................... 86
Hoofdstuk 21: Chordata: Classis Aves ................................................................................................... 88
,Hoofdstuk 1: inleiding
Een definitie van leven?
Wat is biologie?
Naar diergroep
Malacologie studie van weekdieren
Entomologie studie van insecten
Helminthologie studie van wormen
Parasitologie studie van allerlei groepen van parasieten
Ornithologie studie van vogels
Mammalogie… studie van zoogdieren
Naar vraagstelling
Morfologie studie van vormen
Histologie studie van de weefsels
Fysiologie studie van de levensprocessen in een dier
Ecologie studie van de relaties van een dier met zijn omgeving
Ecofysiologie studie van de processen die zich in een dier afspelen, in relatie tot de
omgevingsfactoren
Systematiek… studie van de verscheidenheid
veel diciplines hebben raakvlakken met andere wetenschappen
Wat is leven?
Er vindt voortdurend evolutie plaats Niet makkelijk om te definiëren, maar toch is het mogelijk
o Unieke chemische samenstelling
- complexere macromoleculen , wel dezelfde wetmatigheden
- 4 grote groepen: nucleïnezuren, proteïnen of eiwitten, koolhydraten en de lipiden
o Hiërarchische organisatieniveaus
hogere organisatieniveaus zijn meer dan de som van de delen
moleculen cellen weefsels organen individuen populaties gemeenschappen
o Voortplanting
-> op verschillende niveaus (cellen maken cellen; individu’s maken andere individu; ..)
Men spreekt hier over erfelijkheid maar ook over variatie
o Genetische code
-> DNA = basis voor de genetische code
Je geeft die door, maar toch kunnen er veranderingen optreden
o Metabolisme
Organismen blijven bestaan door het opnemen van voedingsstoffen, bij het afbreken daarvan
komt energie vrij en of kleine moleculaire componenten om nieuwe verbindingen te maken en
dat noemt men METABOLISME
o Ontwikkeling
Tijdens de levenscyclus is er een ontwikkeling (meestal ook groei)
De levenscyclus kan eenvoudig zijn maar ook zeer complex met soms zelfs metamorfose
,Wat is een dier?
Indeling van levende organismen
Diagnose van de grote onderverdeling
1. Domein van de eubacteria (Bacteria)
microscopische organismen die prokaryoot zijn
primitieve onafhankelijk organismen
foto-autotroof, chemo-autotroof en heterotrofe organismen
Bacteriën zijn vrijwel allemaal ubiquisten (in allerlei biotopen) en meestal saprotroof of parasitair
Indeling = problematisch paar groepen zijn belangrijk geweest bij de evolutie:
Cyanobacteria of blauwwieren
leven in water
fotosynthetisch
produceren zuurstof
Lijkt op plant maar is een prokaryoot
Men denkt dat dit de basis was voor het ontstaan van planten
Proteobacteria of purperbacteriën
Dit zijn ziekteverwekkers (salmonella, Escherichia, …)
Sommige zijn fotosynthetisch
Zouden oorzaak kunnen zijn voor het ontstaan van
mitochondriën
Spirocheten
Zijn ook ziekteverwekkers bij
Binnen het genus Leptospira erge ziektes!
, 2. Domein van de archaebacteria (Archaea)
De meeste zijn anaeroob en ze komen voor is de meest extreme omstandigheden
Ze zijn ook microscopisch klein en prokaryoot
Methanogene bacteriën
Komen het meest in de natuur voor en zijn volledig anaeroob
Hun proces = CO2 CH4 Soms ook productie van CO2
Halofiele bacteriën
Leven in zeer hoge zoutconcentraties (10-30% NaCl)
Ze kleuren zoutlagen roze door de roze catenoïde in hun celwand
Die kleurstof beschermt ook tegen Uv-straling
Thermofiele non-methanogene bacteriën
Leven in extreem zure en hete zwavelhoudende omstandigheden
Er zijn verschillende vormen
3. Regnum Protista
Bevat alle unicellulaire (ééncelligen) die microscopisch klein zijn
De meeste zijn autotroof (bevatten chloroplasten en fotosynthetische pigmenten)
Maar je hebt ook Hetereotrofe
vroeger splitsten ze deze op in de Algae en de Protozoa
Dit wordt beschouwd als een basisgroep waaruit de andere zijn ontstaan
4. Regnum Fungi
Ze zijn heterotroof
Ze kunnen op dood substraat leven maar ook op levend (soms zelfs dodelijke parasieten)
5. Regnum Plantae
Omvat alle planten waarmee we redelijk vertrouwd zijn.
6. Regnum Animalia
eukaryote, meercellige, Hetereotrofe organismen
slaan koolhydraten op (als glycogeen), hebben geen celwand en bezitten spier en zenuwcellen
meestal seksuele voortplanting met een beweeglijke zaadcel
Levende organismen of niet?
1. Virussen
= genoom (kan DNA/RNA zijn in een enkel of dubbelstreng) + eiwitmantel
Je maakt dan ook een onderscheid tussen DNA/RNA virussen
Maken eiwit aan door gastheer
2. Viroiden
Kleiner en eenvoudiger als virussen en komen in plantencellen voor, hebben cirkelvormige RNA-
molecules en maken eiwit aan door het cellulaire apparaat te gebruiken
Grote hoeveelheid RNA brengt de normale werking in de war ziektebeeld
3. Prionen
Eiwitten die hersenaandoeningen veroorzaken
Verspreid via voedsel en hebben een trage werking
Ze zijn een speciaal geplooide vorm van een normaal eiwit en als ze dat eiwit tegenkomen gaan ze
daar ook die plooiing doen ontstaan, dus hoewel ze zich niet voortplanten zijn ze wel infectieus.