Aantekeningen colleges
Taalwetenschap
Eerst enkele termen die voorkomen in de taalwetenschap:
Pragmatiek – begrijpen
Semantiek – betekenis
Formologie – vorm
Fonologie – klank
Etymologie – herkomst
Lexicologie – woordenschat
Taalvariatie – dialect / accent
Morfologie – grammatica / schrijfwijze van een woord
Fonetiek – produceren / interpreteren
Taalverandering – taal in de loop der tijd
Taalverwerving – aanleren moedertaal / tweede taal
College 1
Wat is taal?
Systeem van (audio en visuele) tekens met betekenis wat wordt gebruikt voor communicatie.
Dieren communiceren om drie primaire behoeften:
1. Eten
2. Paren
3. Gevaar
1e functie van taal: Culturele transmissie (cultuur behouden)
- Door middel van interactie met de omgeving
- Dialecten en taalverandering
- Gaat van generatie op generatie
2e functie van taal: Verplaatsing (in tijd en plaats)
- Praten over hier en daar
- Praten over toen en nu
- liegen en ontkennen
3e functie van taal: Productief zijn (open systeem)
- Wel: gebruik van gecombineerde elementen (bijvoorbeeld richting + snelheid)
- Niet: enkel signaal gebruiken (bijvoorbeeld blaffen of grommen)
Kenmerken van taal:
- Niet gearticuleerd: 1 klank met 1 betekenis (vaak 1 letter)
- Gearticuleerd: combinatie van betekenis dragende elementen krijgen samen 1 betekenis ( 1 woord)
- Dubbel gearticuleerd: combinatie van betekenisloze elementen die 1 betekenis hebben ( 1 woord)
die weer kunnen worden gecombineerd tot nieuwe betekenis (zin)
Morfeem woord woord+morfeemverband in zinnen
Morfeem = een lettergreep
, Dubbele articulatie:
Wat heb je nodig om aan dubbele articulatie deel te nemen:
- strottenhoofd -fonetiek en fonologie (voor klanken)
- hersens - morfologie en grammatica (voor woorden en zinnen)
College 2
Taalvariatie
Er zijn verschillende oorzaken voor de verschillende talen, dialecten en accenten die mensen spreken:
- Idiolect (persoon)
- Sociolect (opleiding, leeftijd, situatie, gender, maatschappelijke positie)
- Dialect (regio)
Dialectologie bestudeert regio gebonden taalverschillen en –overeenkomsten. Dialecten zijn lastig te
definiëren, tellen of aan te wijzen.
Isoglosse = grens tussen de dialecten.
Taalattitude = associaties die je hebt met iemand die een dialect spreekt.
College 3
Verschil tussen mannen- en vrouwenpraat:
Man: Vrouw:
- plat praten en schelden is stoer - spreken de klanken netter uit
- zijn meer aanwezig in een gesprek - gebruiken meer verkleinwoorden
- vallen anderen sneller in de rede - willen het goede voorbeeldgeven aan de kinderen
- praten langer
Verschil tussen jongeren- en straattaal:
Jongerentaal: Straattaal:
- groepstaal - soort jongerentaal
- snelle verandering - meertalig
- peergroup - geen onderscheid in de of het
Taalverwerving
Kinderen leren al voor de geboorte de moedertaal. In de eerste vier jaren is het het meest cruciaal als
het op het leren van een taal aankomt. Als ze in die jaren geen taalaanbod krijgen, kunnen ze nooit
meer syntaxis onder de knie krijgen.
Drie theorieën over taalverwerving:
1. Behaviorisme (Skinner) (Nature)
Taalverwerving door imitatie.
Door straffen en belonen leren kinderen het juist.
Taaluitingen wel en niet mogen.
2. Generativisme (Chomsky) (Nature-Nurture)
Poverty of the stimulus: Het taalaanbod is te beperkt om enkel te leren uit imitatie.
Kinderen leren vanzelf de grammatica.
Universele grammatica ontstaat door aangeboren taalvermogen.
Taalwetenschap
Eerst enkele termen die voorkomen in de taalwetenschap:
Pragmatiek – begrijpen
Semantiek – betekenis
Formologie – vorm
Fonologie – klank
Etymologie – herkomst
Lexicologie – woordenschat
Taalvariatie – dialect / accent
Morfologie – grammatica / schrijfwijze van een woord
Fonetiek – produceren / interpreteren
Taalverandering – taal in de loop der tijd
Taalverwerving – aanleren moedertaal / tweede taal
College 1
Wat is taal?
Systeem van (audio en visuele) tekens met betekenis wat wordt gebruikt voor communicatie.
Dieren communiceren om drie primaire behoeften:
1. Eten
2. Paren
3. Gevaar
1e functie van taal: Culturele transmissie (cultuur behouden)
- Door middel van interactie met de omgeving
- Dialecten en taalverandering
- Gaat van generatie op generatie
2e functie van taal: Verplaatsing (in tijd en plaats)
- Praten over hier en daar
- Praten over toen en nu
- liegen en ontkennen
3e functie van taal: Productief zijn (open systeem)
- Wel: gebruik van gecombineerde elementen (bijvoorbeeld richting + snelheid)
- Niet: enkel signaal gebruiken (bijvoorbeeld blaffen of grommen)
Kenmerken van taal:
- Niet gearticuleerd: 1 klank met 1 betekenis (vaak 1 letter)
- Gearticuleerd: combinatie van betekenis dragende elementen krijgen samen 1 betekenis ( 1 woord)
- Dubbel gearticuleerd: combinatie van betekenisloze elementen die 1 betekenis hebben ( 1 woord)
die weer kunnen worden gecombineerd tot nieuwe betekenis (zin)
Morfeem woord woord+morfeemverband in zinnen
Morfeem = een lettergreep
, Dubbele articulatie:
Wat heb je nodig om aan dubbele articulatie deel te nemen:
- strottenhoofd -fonetiek en fonologie (voor klanken)
- hersens - morfologie en grammatica (voor woorden en zinnen)
College 2
Taalvariatie
Er zijn verschillende oorzaken voor de verschillende talen, dialecten en accenten die mensen spreken:
- Idiolect (persoon)
- Sociolect (opleiding, leeftijd, situatie, gender, maatschappelijke positie)
- Dialect (regio)
Dialectologie bestudeert regio gebonden taalverschillen en –overeenkomsten. Dialecten zijn lastig te
definiëren, tellen of aan te wijzen.
Isoglosse = grens tussen de dialecten.
Taalattitude = associaties die je hebt met iemand die een dialect spreekt.
College 3
Verschil tussen mannen- en vrouwenpraat:
Man: Vrouw:
- plat praten en schelden is stoer - spreken de klanken netter uit
- zijn meer aanwezig in een gesprek - gebruiken meer verkleinwoorden
- vallen anderen sneller in de rede - willen het goede voorbeeldgeven aan de kinderen
- praten langer
Verschil tussen jongeren- en straattaal:
Jongerentaal: Straattaal:
- groepstaal - soort jongerentaal
- snelle verandering - meertalig
- peergroup - geen onderscheid in de of het
Taalverwerving
Kinderen leren al voor de geboorte de moedertaal. In de eerste vier jaren is het het meest cruciaal als
het op het leren van een taal aankomt. Als ze in die jaren geen taalaanbod krijgen, kunnen ze nooit
meer syntaxis onder de knie krijgen.
Drie theorieën over taalverwerving:
1. Behaviorisme (Skinner) (Nature)
Taalverwerving door imitatie.
Door straffen en belonen leren kinderen het juist.
Taaluitingen wel en niet mogen.
2. Generativisme (Chomsky) (Nature-Nurture)
Poverty of the stimulus: Het taalaanbod is te beperkt om enkel te leren uit imitatie.
Kinderen leren vanzelf de grammatica.
Universele grammatica ontstaat door aangeboren taalvermogen.