1
Enkelvoudige zinnen:
Een persoonsvorm in een zin.
Samengestelde zinnen:
Twee of meer persoonsvormen in een zin
Je vindt de persoonsvormen in de zin door de hele zin van tijd te veranderen. De
werkwoorden die dan veranderen zijn je persoonsvormen.
Je kunt twee zinnen ( met 2 persoonsvormen) aan elkaar maken door gebruik te
maken van een voegwoord of een betrekkelijk voornaamwoord: Hieraan kun je dus
ook zin dat een zin uit twee delen bestaat.
Hoofd- en bijzin:
Hoe maak je onderscheid in hoofd- en bijzinnen?
Hoofdzin:
De persoonsvorm staat aan het begin van de zin of na het eerste zinsdeel.
Pv en onderwerp staan naast elkaar
Pv en onderwerp kunnen niet uit elkaar gehaald worden. Je kan er dus niet het
woordje niet / ook tussen zetten. Je moet dit dus altijd controleren.
Bijzin:
De persoonsvorm niet na het eerste zinsdeel of aan het begin van de zin. (Vaak staat
de persoonsvorm in een bijzin helemaal achteraan.)
Pv en onderwerp kunnen uit elkaar gehaald worden
Pv en onderwerp staan ver uit elkaar. Of naast elkaar als er een woord tussen kan
Zin met enkel hoofdzinnen: Nevenschikking(hoe je voor deze toets niet te weten)
Op het moment dat een samengestelde zin alleen maar uit hoofdzinnen bestaat, noemen we
zo’n zin een nevenschikking. De zinnen worden dan aan elkaar gekoppeld door
nevenschikkende voegwoorden. Deze voorbeelden kunnen handig zijn als je niet helemaal
zeker weet of het een hoofdzin is als het wel aan alle voorwaarden voldoet van de hoofdzin.
Voorbeelden hiervan zijn:
- en
- want
- maar
- of.
, 2
Zin met in ieder geval een hoofdzin en een bijzin: Onderschikking (hoe je ook niet te
weten voor de toets)
Als een samengestelde zin uit in ieder geval één hoofdzin en één bijzin bestaat, dan
noemen we zo’n zin een onderschikking. De zinnen worden dan aan elkaar gekoppeld
door onderschikkende voegwoorden.
Voorbeelden hiervan zijn:
- nadat, doordat, voordat, zodat, totdat en omdat;
- aangezien, als, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, toen, zodra, terwijl, ofschoon.
- of (!)
Zin met verbinding tussen hoofd en bijzin door: betrekkelijke voornaamwoorden
Tevens kunnen betrekkelijke voornaamwoorden hoofd- en bijzinnen met elkaar verbinden.
Voorbeelden van betrekkelijke voornaamwoorden zijn:
- dat
- die
- wat
Enkelvoudige zinnen:
Een persoonsvorm in een zin.
Samengestelde zinnen:
Twee of meer persoonsvormen in een zin
Je vindt de persoonsvormen in de zin door de hele zin van tijd te veranderen. De
werkwoorden die dan veranderen zijn je persoonsvormen.
Je kunt twee zinnen ( met 2 persoonsvormen) aan elkaar maken door gebruik te
maken van een voegwoord of een betrekkelijk voornaamwoord: Hieraan kun je dus
ook zin dat een zin uit twee delen bestaat.
Hoofd- en bijzin:
Hoe maak je onderscheid in hoofd- en bijzinnen?
Hoofdzin:
De persoonsvorm staat aan het begin van de zin of na het eerste zinsdeel.
Pv en onderwerp staan naast elkaar
Pv en onderwerp kunnen niet uit elkaar gehaald worden. Je kan er dus niet het
woordje niet / ook tussen zetten. Je moet dit dus altijd controleren.
Bijzin:
De persoonsvorm niet na het eerste zinsdeel of aan het begin van de zin. (Vaak staat
de persoonsvorm in een bijzin helemaal achteraan.)
Pv en onderwerp kunnen uit elkaar gehaald worden
Pv en onderwerp staan ver uit elkaar. Of naast elkaar als er een woord tussen kan
Zin met enkel hoofdzinnen: Nevenschikking(hoe je voor deze toets niet te weten)
Op het moment dat een samengestelde zin alleen maar uit hoofdzinnen bestaat, noemen we
zo’n zin een nevenschikking. De zinnen worden dan aan elkaar gekoppeld door
nevenschikkende voegwoorden. Deze voorbeelden kunnen handig zijn als je niet helemaal
zeker weet of het een hoofdzin is als het wel aan alle voorwaarden voldoet van de hoofdzin.
Voorbeelden hiervan zijn:
- en
- want
- maar
- of.
, 2
Zin met in ieder geval een hoofdzin en een bijzin: Onderschikking (hoe je ook niet te
weten voor de toets)
Als een samengestelde zin uit in ieder geval één hoofdzin en één bijzin bestaat, dan
noemen we zo’n zin een onderschikking. De zinnen worden dan aan elkaar gekoppeld
door onderschikkende voegwoorden.
Voorbeelden hiervan zijn:
- nadat, doordat, voordat, zodat, totdat en omdat;
- aangezien, als, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, toen, zodra, terwijl, ofschoon.
- of (!)
Zin met verbinding tussen hoofd en bijzin door: betrekkelijke voornaamwoorden
Tevens kunnen betrekkelijke voornaamwoorden hoofd- en bijzinnen met elkaar verbinden.
Voorbeelden van betrekkelijke voornaamwoorden zijn:
- dat
- die
- wat
