Onderwijs in Vlaanderen : een bestuurlijk, historisch en juridisch kader
Digitalisering :proces waarbij steeds meer acties, gegevens en hulpmiddelen een digitale
component krijgen / hebben
• Omnipresentie van digitalisering : alomtegenwoordigheid van technologie
➢ Maakt vraag naar nieuw toepassing voor onderwijs overbodig / onmogelijk
→ Vraag stellen : wat kan niet digitaal ?
Rekening houden met effecten van digitalisering
Verschillende uitdagingen aanwezig
o Sociaal vlak ( digitale kloof )
o Bestuurlijk vlak ( nood aan beheer )
o Financiële vlak ( blijvende investeringen )
o Didactisch vlak ( aandacht van leerling door flikkerend scherm )
o Curriculair vlak ( meer informatie toegankelijk )
o Privaatrechtelijk vlak ( rechten op privacy : persoonsgegevens )
• Transformativiteit : digitalisering zorgt voor nieuwe mogelijkheden + eisen
➢ Analoge wordt vervangen door digitale
→ Zorgt voor beter + sneller + vlotter verloop van zaken
Globalisering : toenemende mate van onderlinge verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid
van mensen en natiestaten
1. Inleiding
• Behandeling van macroniveau
➢ Kijken naar organisatie van onderwijs
→ Focus op rol van overheid en onderwijsverstrekkers
➢ Kijken naar structuur van onderwijsvormen en -niveaus
➢ Kijken naar onderwijsbeleid
2. Organisatie van het Vlaamse onderwijs
• Organisatie = continue in evolutie
➢ 1998 : Vlaanderen wordt bevoegd voor onderwijs
→ Voorafgaand : onderwijsbeleid gebaseerd op niveau van Zuidelijke
Nederlanden ( ZN ) ( = huidig België )
2.1.Historische kijk op onderwijsvrijheid en het ontstaan van de netten
• Onderscheiding van onderwijs
Officieel onderwijs Ingericht door overheid ( gemeenschap / gemeente / provincie )
Vrije onderwijs Ingericht op privéinitiatief ( kloosterorde / bisdom / VZW )
• Europees systeem : zowel officiële als vrije onderwijsinstellingen aanwezig
➢ Vlaams systeem : echter uitzonderlijk
, → Overheid financiert nochtans overgrote delen van middelen
Reden : totstandkoming van machtsevenwicht tussen beide vormen
o Voorlopige uitkomst van strijd over onderwijsbevoegdheden
( dateert van 18de eeuw )
Bron van het onderwijsconflict ( tot 18de eeuw )
• Onderwijs ZN op alle niveaus gedomineerd door rooms-katholieke kerk
➢ Eventuele oprichting van onderwijs = automatisch onder toezicht van de kerk
→ Onderwijs was godsdienstig
→ Neutraal onderwijs was onbestaande
• Reactie op kerk gedomineerde samenleving
➢ Ontstaan van nieuwe ideeën over mens en maatschappij = VERLICHTING
→ Verlichters : onderwijs moet mensen ontvoogden + bevrijden van
onmondigheid
Eisen : breed toegankelijk + neutraal + georganiseerd via overheid
→ Maria-Theresa ( Habsburgse keizerrijk ) = aanhanger verlichte ideeën
Beslissing : colleges vervangen door rijksscholen ( ≠ neutraal )
o 1ste keer dat overheid het onderwijs op niveau inrichtte
o Gevolg : tegenwerking van kerk
Rijksscholen als aantasting van onderwijsmonopolie
• Na Franse Revolutie ( 1789 )
➢ Verlichtingsidealen worden tot uiterste gedreven
→ Kerk wordt verbannen uit publiekelijk leven
➢ Franse bezetting van Zuidelijke Nederlanden ( 1789 – 1814 )
→ Gevolg : KUL gesloten ( enige in regio )
→ Gevolg : Franse republiek richt lagere en secundaire scholen op ( = lycea )
Voorwaarde : geen godsdienst op het programma
Twist : alle scholen onder controle van centrale onderwijsinspectie
• Na nederlaag Napoleon ( 1815 )
➢ Zuidelijke Nederlanden verenigd met Verenigde Provinciën : VK der Nederlanden
→ Staatshoofd : Willem I
Wil absolute controle over onderwijs ( in conflict met katholieke kerk )
o Gevolg : oprichting verschillende scholen
Lagere rijksscholen
Secundaire rijkscholen ( koninklijke athenea )
Rijksnormaalscholen ( opleiding leraren )
Rijksuniversiteiten ( Gent, Leuven, Luik )
o Gevolg : lagere en secundaire scholen op privéinitiatief blijven
Moeten zich schikken naar structuur van overheid
Worden gecontroleerd door rijksinspectie
Krijgen overheidssubsidie voor inrichting + lonen
Twist : negatieve ontvangst van Nederlandse rijksinspectie + sluiting
van katholieke colleges
o Heftige reacties : katholieken zoeken toenadering met
Zuid-Nederlandse liberalen ( monsterverbond )
Aanleiding van Belgische onafhankelijkheid ( 1830 )
,Spanningen tussen vrij en officieel onderwijs in het negentiende-eeuwse België
• 1831 : Belgische staat krijgt progressieve Grondwet
➢ Reden : reactie op despotisme van Willem I
➢ Burgerlijke vrijheden worden vastgelegd in artikel 17
→ “ Onderwijs is vrij + elke preventieve maatregel is verboden+ openbaar
onderwijs, op ’s lands kosten, bij wet geregeld ”
• Vrijheid van onderwijs = betekent impact van staat wordt beheerst
➢ Iedere persoon krijgt recht om gelijk welk onderwijs te organiseren
➢ Verbod op maatregelen ( bemoeienis ) : ontbreken rijkscontrole
→ Leidde tot uitbreiding van het vrije net
Iedereen kan zonder enige formaliteiten een school oprichten
o Gevolg : benutting door bisdommen en congregaties
Geen subsidies : geld doorrekenen aan ouders
Scholen staan buiten staatstoezicht
➢ Belgische overheid ≠ verplicht onderwijs op te richten
• Gebrek aan staatstoezicht : daling van niveau onderwijs
➢ Verschillende redenen
→ Meerderheid van leraren bezitten geen diploma
→ Geen leerplicht + geen vaste lessentabel
→ Geen eindtermen + geen vaste studieduur ( afhankelijk van school tot school )
➢ Vaststelling : grondwettelijke onderwijsvrijheid zorgt voor kwaliteitsdaling
→ Oplossing : twee verschillende meningen
Liberalen : creatie wet die staat mogelijkheid geeft om op alle
onderwijsniveaus scholen op te richten
Katholieken : staat moet zich beperken tot subsidiaire rol
o Geen eigen net ontwikkelen + beperkt tot ondersteuning
bestaande vrije + gemeentelijke scholen
o Claim katholieke kerk : onderwijs + opvoeding + religie als één
Wordt vernietigd als ze van elkaar worden gescheurd
• Eerste wet op lager onderwijs ( 1842 ) : compromis tussen katholieken en liberalen
➢ Inhoud : elke gemeente moet lagere school hebben, gecontroleerd via rijksinspectie
→ Nuance : nieuwe oprichting of overname van bestaande katholieke school
Voorwaarde 1 : godsdienst is verplicht vak
Voorwaarde 2 : inrichting van diocesane ( bisschoppelijke ) inspectie
➢ Gevolg voor verhouding tussen onderwijsverstrekkers : boost van gemeentelijk
onderwijs
• Katholieke greep op onderwijs = doorn in oog van liberalen
➢ Uitslag verkiezingen 1846 : regering zonder katholieken
→ Regering – Rogier : wet op secundaire onderwijs
Uitbreiding van initiatiefrecht staat + vermindering controle van kerk
o Gevolg : meer rijksscholen + godsdienst komt ter discussie
Bisschoppen vrezen voor afwezigheid van katholieke karakter
o Oplossing : afspreken van conventies met gemeentebesturen
Conventie van Antwerpen ( 1854 ) : iedereen moet
verplicht mis volgen + geen strijdige passages in leerboek
, De eerste schoolstrijd ( 1878 – 1884 ) en de verzuiling van de samenleving
• Jaren na wet op secundair onderwijs : stijging van tegenstellingen tussen beide partijen
➢ Katholieke zijde : dominantie van conservatieven die inspeelden op antiliberale
ultramontaanse stroming
→ Geen verzoening met grondwettelijke vrijheden mogelijk
→ Streven naar herstel van katholieke dominantie in alle aspecten van
maatschappelijk leven
➢ Liberale zijde : dominantie van radicalen die compromisloos antiklerikaal waren
• 1878 : liberale fractie kan ministersposten binnen rijven in liberale regering-Frère-Orban
➢ Pierre Van Humbeeck kreeg portefeuille van nieuw ministerie : Openbaar Onderwijs
→ Kans om invloed van kerk op samenleving te verminderen
Eerste wet ( 1842 ) wordt vervangen door tweede wet ( 1879 )
o Antiklerikale inspiratie : godsdienst schrappen uit programma
Diocesane inspectie verloor controlebevoegdheid
Onderwijzers moesten leken zijn
Gemeente : niet mogelijk om vrij school aan te nemen
• Hevige reactie van katholieken op opgelegde neutraliteit van gemeentelijk onderwijs
➢ Mening : gemeenteschool is “school zonder God”
→ Gevolg : boycot van officieel onderwijs
Reden : om schone ziel van kind te redden
o Gevolg : weigering geestelijken om sacramenten toe te dienen
o Reactie : oprichting van nieuwe katholieke lagere scholen
Overstap van gemeentelijk naar vrij onderwijs : angst
voor kerkelijke banvloek
• Aanhoudende strijd voor “ ziel van kind ” : katholieken halen absolute meerderheid ( 1884 )
➢ Partij blijft aan de macht tot aan WO I
➢ Katholieke regering verving “ ongelukswet van 1879 ”
→ Nuance : nieuwe wet ( 1884 ) ≠ volledige terugkeer naar vroegere situatie
Gevolg 1 : elke gemeente mocht kiezen of godsdienst verplicht was
Gevolg 2 : keuze aan ouders of kinderen schoolplicht hadden
o Opkomst van groep die opgelegde katholieke vorming bestrijd
Conclusie : geen focus op overtuigen van niet-gelovigen
+ versterken van instellingen voor eigen
geloofsgemeenschap
• Katholieke kinderen : kregen eigen katholieke scholen
➢ Eind 19de eeuw : ontstaan van mutualiteiten, vakbonden, ziekenhuizen + vereniging
→ Overheid delegeerde deel van sociale beleid naar maatschappelijke actoren
Gesubsidieerd systeem met gesegregeerde levensbeschouwelijke
gepolariseerde organisatie = VERZUILING
o Systeem bleef kenmerkend voor Belgisch sociaal-politieke
landschap tot eind 1960
Gevolg 1 in heden : vakbond voor werkloosheidsuitkering
Gevolg 2 in heden : mutualiteit voor ziekteverzekering
Digitalisering :proces waarbij steeds meer acties, gegevens en hulpmiddelen een digitale
component krijgen / hebben
• Omnipresentie van digitalisering : alomtegenwoordigheid van technologie
➢ Maakt vraag naar nieuw toepassing voor onderwijs overbodig / onmogelijk
→ Vraag stellen : wat kan niet digitaal ?
Rekening houden met effecten van digitalisering
Verschillende uitdagingen aanwezig
o Sociaal vlak ( digitale kloof )
o Bestuurlijk vlak ( nood aan beheer )
o Financiële vlak ( blijvende investeringen )
o Didactisch vlak ( aandacht van leerling door flikkerend scherm )
o Curriculair vlak ( meer informatie toegankelijk )
o Privaatrechtelijk vlak ( rechten op privacy : persoonsgegevens )
• Transformativiteit : digitalisering zorgt voor nieuwe mogelijkheden + eisen
➢ Analoge wordt vervangen door digitale
→ Zorgt voor beter + sneller + vlotter verloop van zaken
Globalisering : toenemende mate van onderlinge verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid
van mensen en natiestaten
1. Inleiding
• Behandeling van macroniveau
➢ Kijken naar organisatie van onderwijs
→ Focus op rol van overheid en onderwijsverstrekkers
➢ Kijken naar structuur van onderwijsvormen en -niveaus
➢ Kijken naar onderwijsbeleid
2. Organisatie van het Vlaamse onderwijs
• Organisatie = continue in evolutie
➢ 1998 : Vlaanderen wordt bevoegd voor onderwijs
→ Voorafgaand : onderwijsbeleid gebaseerd op niveau van Zuidelijke
Nederlanden ( ZN ) ( = huidig België )
2.1.Historische kijk op onderwijsvrijheid en het ontstaan van de netten
• Onderscheiding van onderwijs
Officieel onderwijs Ingericht door overheid ( gemeenschap / gemeente / provincie )
Vrije onderwijs Ingericht op privéinitiatief ( kloosterorde / bisdom / VZW )
• Europees systeem : zowel officiële als vrije onderwijsinstellingen aanwezig
➢ Vlaams systeem : echter uitzonderlijk
, → Overheid financiert nochtans overgrote delen van middelen
Reden : totstandkoming van machtsevenwicht tussen beide vormen
o Voorlopige uitkomst van strijd over onderwijsbevoegdheden
( dateert van 18de eeuw )
Bron van het onderwijsconflict ( tot 18de eeuw )
• Onderwijs ZN op alle niveaus gedomineerd door rooms-katholieke kerk
➢ Eventuele oprichting van onderwijs = automatisch onder toezicht van de kerk
→ Onderwijs was godsdienstig
→ Neutraal onderwijs was onbestaande
• Reactie op kerk gedomineerde samenleving
➢ Ontstaan van nieuwe ideeën over mens en maatschappij = VERLICHTING
→ Verlichters : onderwijs moet mensen ontvoogden + bevrijden van
onmondigheid
Eisen : breed toegankelijk + neutraal + georganiseerd via overheid
→ Maria-Theresa ( Habsburgse keizerrijk ) = aanhanger verlichte ideeën
Beslissing : colleges vervangen door rijksscholen ( ≠ neutraal )
o 1ste keer dat overheid het onderwijs op niveau inrichtte
o Gevolg : tegenwerking van kerk
Rijksscholen als aantasting van onderwijsmonopolie
• Na Franse Revolutie ( 1789 )
➢ Verlichtingsidealen worden tot uiterste gedreven
→ Kerk wordt verbannen uit publiekelijk leven
➢ Franse bezetting van Zuidelijke Nederlanden ( 1789 – 1814 )
→ Gevolg : KUL gesloten ( enige in regio )
→ Gevolg : Franse republiek richt lagere en secundaire scholen op ( = lycea )
Voorwaarde : geen godsdienst op het programma
Twist : alle scholen onder controle van centrale onderwijsinspectie
• Na nederlaag Napoleon ( 1815 )
➢ Zuidelijke Nederlanden verenigd met Verenigde Provinciën : VK der Nederlanden
→ Staatshoofd : Willem I
Wil absolute controle over onderwijs ( in conflict met katholieke kerk )
o Gevolg : oprichting verschillende scholen
Lagere rijksscholen
Secundaire rijkscholen ( koninklijke athenea )
Rijksnormaalscholen ( opleiding leraren )
Rijksuniversiteiten ( Gent, Leuven, Luik )
o Gevolg : lagere en secundaire scholen op privéinitiatief blijven
Moeten zich schikken naar structuur van overheid
Worden gecontroleerd door rijksinspectie
Krijgen overheidssubsidie voor inrichting + lonen
Twist : negatieve ontvangst van Nederlandse rijksinspectie + sluiting
van katholieke colleges
o Heftige reacties : katholieken zoeken toenadering met
Zuid-Nederlandse liberalen ( monsterverbond )
Aanleiding van Belgische onafhankelijkheid ( 1830 )
,Spanningen tussen vrij en officieel onderwijs in het negentiende-eeuwse België
• 1831 : Belgische staat krijgt progressieve Grondwet
➢ Reden : reactie op despotisme van Willem I
➢ Burgerlijke vrijheden worden vastgelegd in artikel 17
→ “ Onderwijs is vrij + elke preventieve maatregel is verboden+ openbaar
onderwijs, op ’s lands kosten, bij wet geregeld ”
• Vrijheid van onderwijs = betekent impact van staat wordt beheerst
➢ Iedere persoon krijgt recht om gelijk welk onderwijs te organiseren
➢ Verbod op maatregelen ( bemoeienis ) : ontbreken rijkscontrole
→ Leidde tot uitbreiding van het vrije net
Iedereen kan zonder enige formaliteiten een school oprichten
o Gevolg : benutting door bisdommen en congregaties
Geen subsidies : geld doorrekenen aan ouders
Scholen staan buiten staatstoezicht
➢ Belgische overheid ≠ verplicht onderwijs op te richten
• Gebrek aan staatstoezicht : daling van niveau onderwijs
➢ Verschillende redenen
→ Meerderheid van leraren bezitten geen diploma
→ Geen leerplicht + geen vaste lessentabel
→ Geen eindtermen + geen vaste studieduur ( afhankelijk van school tot school )
➢ Vaststelling : grondwettelijke onderwijsvrijheid zorgt voor kwaliteitsdaling
→ Oplossing : twee verschillende meningen
Liberalen : creatie wet die staat mogelijkheid geeft om op alle
onderwijsniveaus scholen op te richten
Katholieken : staat moet zich beperken tot subsidiaire rol
o Geen eigen net ontwikkelen + beperkt tot ondersteuning
bestaande vrije + gemeentelijke scholen
o Claim katholieke kerk : onderwijs + opvoeding + religie als één
Wordt vernietigd als ze van elkaar worden gescheurd
• Eerste wet op lager onderwijs ( 1842 ) : compromis tussen katholieken en liberalen
➢ Inhoud : elke gemeente moet lagere school hebben, gecontroleerd via rijksinspectie
→ Nuance : nieuwe oprichting of overname van bestaande katholieke school
Voorwaarde 1 : godsdienst is verplicht vak
Voorwaarde 2 : inrichting van diocesane ( bisschoppelijke ) inspectie
➢ Gevolg voor verhouding tussen onderwijsverstrekkers : boost van gemeentelijk
onderwijs
• Katholieke greep op onderwijs = doorn in oog van liberalen
➢ Uitslag verkiezingen 1846 : regering zonder katholieken
→ Regering – Rogier : wet op secundaire onderwijs
Uitbreiding van initiatiefrecht staat + vermindering controle van kerk
o Gevolg : meer rijksscholen + godsdienst komt ter discussie
Bisschoppen vrezen voor afwezigheid van katholieke karakter
o Oplossing : afspreken van conventies met gemeentebesturen
Conventie van Antwerpen ( 1854 ) : iedereen moet
verplicht mis volgen + geen strijdige passages in leerboek
, De eerste schoolstrijd ( 1878 – 1884 ) en de verzuiling van de samenleving
• Jaren na wet op secundair onderwijs : stijging van tegenstellingen tussen beide partijen
➢ Katholieke zijde : dominantie van conservatieven die inspeelden op antiliberale
ultramontaanse stroming
→ Geen verzoening met grondwettelijke vrijheden mogelijk
→ Streven naar herstel van katholieke dominantie in alle aspecten van
maatschappelijk leven
➢ Liberale zijde : dominantie van radicalen die compromisloos antiklerikaal waren
• 1878 : liberale fractie kan ministersposten binnen rijven in liberale regering-Frère-Orban
➢ Pierre Van Humbeeck kreeg portefeuille van nieuw ministerie : Openbaar Onderwijs
→ Kans om invloed van kerk op samenleving te verminderen
Eerste wet ( 1842 ) wordt vervangen door tweede wet ( 1879 )
o Antiklerikale inspiratie : godsdienst schrappen uit programma
Diocesane inspectie verloor controlebevoegdheid
Onderwijzers moesten leken zijn
Gemeente : niet mogelijk om vrij school aan te nemen
• Hevige reactie van katholieken op opgelegde neutraliteit van gemeentelijk onderwijs
➢ Mening : gemeenteschool is “school zonder God”
→ Gevolg : boycot van officieel onderwijs
Reden : om schone ziel van kind te redden
o Gevolg : weigering geestelijken om sacramenten toe te dienen
o Reactie : oprichting van nieuwe katholieke lagere scholen
Overstap van gemeentelijk naar vrij onderwijs : angst
voor kerkelijke banvloek
• Aanhoudende strijd voor “ ziel van kind ” : katholieken halen absolute meerderheid ( 1884 )
➢ Partij blijft aan de macht tot aan WO I
➢ Katholieke regering verving “ ongelukswet van 1879 ”
→ Nuance : nieuwe wet ( 1884 ) ≠ volledige terugkeer naar vroegere situatie
Gevolg 1 : elke gemeente mocht kiezen of godsdienst verplicht was
Gevolg 2 : keuze aan ouders of kinderen schoolplicht hadden
o Opkomst van groep die opgelegde katholieke vorming bestrijd
Conclusie : geen focus op overtuigen van niet-gelovigen
+ versterken van instellingen voor eigen
geloofsgemeenschap
• Katholieke kinderen : kregen eigen katholieke scholen
➢ Eind 19de eeuw : ontstaan van mutualiteiten, vakbonden, ziekenhuizen + vereniging
→ Overheid delegeerde deel van sociale beleid naar maatschappelijke actoren
Gesubsidieerd systeem met gesegregeerde levensbeschouwelijke
gepolariseerde organisatie = VERZUILING
o Systeem bleef kenmerkend voor Belgisch sociaal-politieke
landschap tot eind 1960
Gevolg 1 in heden : vakbond voor werkloosheidsuitkering
Gevolg 2 in heden : mutualiteit voor ziekteverzekering