Consumenten kiezen de beste bundel die ze zich kunnen veroorloven.
Budgetrechte:
Opportuniteitskost(helling van de budgetrechte)= hoeveel je van x1 moet afgeven om een extra x2 te
krijgen.
Budgetbeperking: p1x1+ p2x2 ≤ m
Vaak volstaan 2 goederen
Soms kan men 1 van de 2 goederen uitdrukken als alle andere goederen.
X2 is dan het geld voor alle andere goederen (p2=1)
X2 is dan een samengesteld goed (composite goed)
Eigenschappen van de budgetrechte
Budget set= bevat alle bundels die men zich kan veroorloven aan de gegeven prijzen en inkomen.
Veranderingen van de budgetrechte
Verandering in inkomen Verandering in prijs
Alle vroegere bundels zijn nog haalbaar en er worden nieuwe toegevoegd consument kan nooit slechter
af geraken door de vermindering van1 prijs.
Numerair goed en prijs
Alle prijzen worden uitgedrukt ten opzichte van de prijs van een goed.
Numeraire prijs= de prijs van numeraire goed in eenheden dat je ervan kan kopen = 1
De gelijke stijging van alle prijzen en het inkomen verandert de budgetrechte niet.
Een keuze heeft niet enkele budgettaire beperkingen, men kan ook andere beperkingen opleggen.
,H3: voorkeuren
Consumenten kiezen de beste bundel die ze zich kunnen veroorloven
Een consument kan steeds de bundels ordenen.
Assumpties i.v.m voorkeren
Volledigheid: alle bundels kunnen vergeleken worden.
Reflexiviteit: elke bundel is minstens zo goed als zichzelf.
Transiviteit: Als de consument denkt dat X beter is dan Y en Y beter is dan Z. X is beter dan Z
Indifferentiecurves
= bevatten de bundels waarvoor de consument indifferent is.
Probleem: toont alleen de bundels waarvoor men indifferent is, niet de bundels die beter zijn.
Indifferentiecurves kunnen niet snijden.
Voorbeelden van indifferentiecurves
Perfecte substituten: consument beschouwt a eenheden van goed 1
gelijk aan 1 eenheid van goed 2.
Bv rode en blauwe potloden
Indifferentiecurves hebben een vaste helling. (-1/a)
Perfecte complementen: consument consumeert goederen in vaste
verhoudingen a eenheden van goed 1 bij iedere eenheid van goed 2.
,Bads: een goed dat de consument niet graag heeft. (Hoe minder hoe
beter).
Neutrals: het maakt de consument niet uit hoeveel hij ervan heeft.
Hier neutraal voor goed 2.
Verzadiging(satiation): consumenten hebben een ideaal punt(bliss
point) Voorbeeld: zout en peper in eten.
Curves verlopen dalend als er te veel of te weinig is van beide goederen
en verlopen stijgend als er te veel 1 goed.
1. negatieve helling en convex 2 goods
2. Positieve helling en convex x1 is een bad en x2 is een
good
3. Positieve helling en concaaf x1 is een good en x2 is
een bad
4. Concaaf en dalend 2 bads
Well-behaved preferences
• Monotoniciteit: meer is beter (geen bads en geen
verzadiging)
Indifferentiecurves verlopen dalend.
• Convexiteit: het gewogen gemiddelde van 2 bundels wordt verkozen boven de 2 bundels.
Strikt convex: het gewogen gemiddelde wordt strikt verkozen boven de 2 bundels.
Volgens B en C zou de consument zich
liever specialiseren in een goed, in plaats
van evenveel van beide te hebben. In
realiteit wil de consument liever een
beetje van beide
, Marginale substitutievoet (MRS)
= geeft aan in welke mate de consument
bereid is goed 2 te ruilen voor goed 1 = helling
van de indifferentiecurve.
Als beide goederen goods zijn dan is MRS < 0.
Als de MRS gelijk is aan de ruilvoet dan wil de
consument niet ruilen.
Andere interpretaties van de
MRS
MRS geeft de marginale betalingsbereidheid
voor goed 1 indien x2= geld voor andere
goederen.
dx1 = MRS * dx2
MRS geeft de mate waarin de consument bereid is goed 2 voor goed 1 te ruilen. Je bent bereid (-) dx1op te
geven indien je daarvoor MRS.dx1 eenheden van goed2 (geld dus-in ruil) krijgt.
Marginale betalingsbereidheid= Indien je dx1 extra krijgt, dan vind je dat prima zolang je (hoogstens) (-)
MRS.dx1 eenheden van goed 2 moet afstaan.
Gedrag van de MRS
Perfecte substituten: MRS = -1/a
Perfecte complementen: MRS= 0 of MRS = ∞
neutrale goederen: MRS = ∞
Voor strikte convexe indifferentiecurves daalt (in
absolute waarde) de helling als we X1 doen toenemen.
Voor elke bijkomende x1 wil je steeds minder x2
opgeven.
• monotoniciteit MRS < 0
• Convexiteit |𝑀𝑅𝑆| daalt met x1
H4: nut
Vroeger werd het nut gezien als een synoniem voor geluk.
Maar vragen over, hoe meten we geluk en is het nutsniveau van mensen gelijk aan elkaar nut enkel een
manier om preferenties te beschrijven.
Doordat enkel de volgorde van de nummers telt en niet de getallen zelf zijn er oneindig manieren om
nutswaarden toe te kennen aan bundels.
Een monotone transformatie= een transformatie die de volgorde van de getallen behoudt.
Kardinaal nut
= theorieën waarin men wel een betekenis geeft aan de grote van de nutswaarde en niet alleen aan de
volgorde.