, Week 1
BOEK: H1.8, samenvatting & heel H2
H1.8
Aanleg en omgeving spelen een rol bij het ontstaan van gedrag.
Aanleg en omgeving werkt nauw samen en zullen ook niet zonder elkaar
kunnen. Aanleg wordt ook wel nature genoemd en omgeving wordt ook
wel nurture genoemd. De invloed van erfelijke aanleg zal niet over je hele
leven gelijk zijn en kan dus veranderen door een aantal kenmerken van je
omgeving.
Er bestaan drie typen gen-omgevingscorrelaties die op verschillende
leeftijden actief zijn:
- Passieve gen-omgevingsverband
- Evocatief gen-omgevingsverband
- Actieve gen-omgevingsverband
Wat al in je aanleg aanwezig is kan ook vergroot worden als je dit zal gaan
trainen. Eigenlijk kun je zelf dus je genen aan- en uitzetten maar ook
vergroten.
H2
Hoe een lichaam zich ontwikkeld en al ontwikkeld heeft is mede
afhankelijk van iemands erfelijke aanleg. Maar ook van de omgeving waar
je opgroeit en welke lichamelijke inspanning die je verricht.
Voorbeeld: aantal zweetklieren zal bij iedereen in aanleg evenveel zijn
maar hoeveel je er daadwerkelijk ontwikkeld is bij iedereen anders.
Eigenlijk geldt niet alleen voor je lichaam maar ook voor je hersenen; werk
maakt sterk.
Het brein is een complex orgaan, met enorm veel zenuwcellen en veel
mogelijke verbindingen tussen die zenuwcellen.
Hoe de hersenen zich ontwikkelen en specialiseren is afhankelijk van 3
factoren:
- Erfelijke aanleg
- Omgeving
- Oefening
Er zijn twee processen die zowel de flexibiliteit als de mogelijke
specialisatie van de hersenen bepalen.
- Synaptogenese
- Pruning (terugsnoeien)
Een groep zenuwcellen die samenwerkt bij een bepaalde vaardigheid
noemen we een neutraal netwerk. De netwerken in onze hersenen
waarmee we handelingen en denken aansturen worden sterker als we ze
veel gaan gebruiken.
Niet alle delen van de hersenen ontwikkelen zich in eenzelfde tempo.
Sommige delen ontwikkelen zich eerder dan andere.
De hersenen hebben een enorme capaciteit om te reorganiseren en kan
zowel veranderen in functioneren en in de prestaties.
, De plasticiteit van je hersenen zal wel afnemen naarmate je ouder wordt
maar zal nooit helemaal verdwijnen.
Als iets op jonge leeftijd aanleert zul je dit sneller leren dan op een wat
oudere leeftijd. Het aanleren van sommige vaardigheden kan alleen goed
plaatsvinden als het gebeurt tijdens een sensitieve periode.
Na de geboorte zullen de hersenen ook nieuwe hersencellen aanmaken,
dit heet volwassen neurogenese.
Nieuwe hersencellen worden aangemaakt in de hippocampus.
De hippocampus speelt een rol bij leerprocessen, zoals het opslaan van
informatie in het geheugen maar ook bij je stemming.
De ontwikkeling van de hersenen verschilt per sekse (man/vrouw) maar
ook bij leeftijd.
Bij een beroerte (CVA) is de zuurstoftoevoer naar de hersenen even
verstoord. Krijgt iemand dit in zijn linkerhersenhelft zul je dit zien aan
uitvalsverschijnselen aan de rechterkant van het lichaam. Als je dus een
beroerte krijgt aan de rechterhersenhelft zul je dit zien aan
uitvalsverschijnselen aan de linker kant van het lichaam.
Week 2
BOEK: 3.4 t/m 3.8, en heel H4
H3.4 t/m 3.8
Per seconde worden er duizenden prikkels uit de binnen- en buitenwereld
door onze zintuigen opgevangen. Niet alles kunnen we bewust verwerken
en ook is niet alles even belangrijk om verwerkt te worden.
BOEK: H1.8, samenvatting & heel H2
H1.8
Aanleg en omgeving spelen een rol bij het ontstaan van gedrag.
Aanleg en omgeving werkt nauw samen en zullen ook niet zonder elkaar
kunnen. Aanleg wordt ook wel nature genoemd en omgeving wordt ook
wel nurture genoemd. De invloed van erfelijke aanleg zal niet over je hele
leven gelijk zijn en kan dus veranderen door een aantal kenmerken van je
omgeving.
Er bestaan drie typen gen-omgevingscorrelaties die op verschillende
leeftijden actief zijn:
- Passieve gen-omgevingsverband
- Evocatief gen-omgevingsverband
- Actieve gen-omgevingsverband
Wat al in je aanleg aanwezig is kan ook vergroot worden als je dit zal gaan
trainen. Eigenlijk kun je zelf dus je genen aan- en uitzetten maar ook
vergroten.
H2
Hoe een lichaam zich ontwikkeld en al ontwikkeld heeft is mede
afhankelijk van iemands erfelijke aanleg. Maar ook van de omgeving waar
je opgroeit en welke lichamelijke inspanning die je verricht.
Voorbeeld: aantal zweetklieren zal bij iedereen in aanleg evenveel zijn
maar hoeveel je er daadwerkelijk ontwikkeld is bij iedereen anders.
Eigenlijk geldt niet alleen voor je lichaam maar ook voor je hersenen; werk
maakt sterk.
Het brein is een complex orgaan, met enorm veel zenuwcellen en veel
mogelijke verbindingen tussen die zenuwcellen.
Hoe de hersenen zich ontwikkelen en specialiseren is afhankelijk van 3
factoren:
- Erfelijke aanleg
- Omgeving
- Oefening
Er zijn twee processen die zowel de flexibiliteit als de mogelijke
specialisatie van de hersenen bepalen.
- Synaptogenese
- Pruning (terugsnoeien)
Een groep zenuwcellen die samenwerkt bij een bepaalde vaardigheid
noemen we een neutraal netwerk. De netwerken in onze hersenen
waarmee we handelingen en denken aansturen worden sterker als we ze
veel gaan gebruiken.
Niet alle delen van de hersenen ontwikkelen zich in eenzelfde tempo.
Sommige delen ontwikkelen zich eerder dan andere.
De hersenen hebben een enorme capaciteit om te reorganiseren en kan
zowel veranderen in functioneren en in de prestaties.
, De plasticiteit van je hersenen zal wel afnemen naarmate je ouder wordt
maar zal nooit helemaal verdwijnen.
Als iets op jonge leeftijd aanleert zul je dit sneller leren dan op een wat
oudere leeftijd. Het aanleren van sommige vaardigheden kan alleen goed
plaatsvinden als het gebeurt tijdens een sensitieve periode.
Na de geboorte zullen de hersenen ook nieuwe hersencellen aanmaken,
dit heet volwassen neurogenese.
Nieuwe hersencellen worden aangemaakt in de hippocampus.
De hippocampus speelt een rol bij leerprocessen, zoals het opslaan van
informatie in het geheugen maar ook bij je stemming.
De ontwikkeling van de hersenen verschilt per sekse (man/vrouw) maar
ook bij leeftijd.
Bij een beroerte (CVA) is de zuurstoftoevoer naar de hersenen even
verstoord. Krijgt iemand dit in zijn linkerhersenhelft zul je dit zien aan
uitvalsverschijnselen aan de rechterkant van het lichaam. Als je dus een
beroerte krijgt aan de rechterhersenhelft zul je dit zien aan
uitvalsverschijnselen aan de linker kant van het lichaam.
Week 2
BOEK: 3.4 t/m 3.8, en heel H4
H3.4 t/m 3.8
Per seconde worden er duizenden prikkels uit de binnen- en buitenwereld
door onze zintuigen opgevangen. Niet alles kunnen we bewust verwerken
en ook is niet alles even belangrijk om verwerkt te worden.
