14/02/18
SESSIE 1: VRAGENLIJSTEN
OPSTELLEN
1. Inleiding
Variabelen waarvan de waarden als getallen uit te drukken zijn = vragenlijste, observaties, …
KWANTITATIEF
Variabelen waarvan de waarden niet als getallen uit te drukken zijn = in,terviews en gesprekken
KWALITATIEF
Bij kwantitatieve variabelen gaan we PRIMAIRE GEGEVENS verzamelen.
2. Meetfouten
Wat is de meest gebruikte manier in marktonderzoek om variabelen te meten?
vragenlijsten
Voordelen goede vragenlijsten = kunnen de variabelen goed kan meten.
Bestaat er een perfecte ( foutloze) meting?
Neen, elke meting kan fouten bevatten
Er zijn 2 soorten fouten:
Toevallige fouten = Random error
Systematische fouten = Bias
Voorbeelden toevallige fouten
De respondent is slecht gezind en geeft daardoor een lagere tevredenheidsscore
Voorbeeld systematische fouten:
Een flitspaal die dicht bij een vangrail staat, meet altijd een te hoge snelheid.
,14/02/18
X = geobserveerde waarde van de variabelen (= meting)
T = Werkelijke waarde van de variabele
e = Meetfout
X = geobserveerde waarde van de variabele (= meting)
T = Werkelijke waarde van de variabele
er = Random error
es = Bias (systematic error)
Wat moeten we zoveel mogelijk proberen te vermijden bij het opstellen van vragenlijsten?
systematic en random error
Systematic en random error = hebben negatieve invloed op de betrouwbaarheid en validiteit van de
meting.
3. Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid = de mate waarin een meting vrij is van toevalsmatige fouten en zo leidt tot
consistentie resultaten.
Bij een BETROUWBAAR-onderzoek ga je bij herhaalde steekproeven een GELIJKAARDIG-resultaat
bekomen.
,14/02/18
Lage betrouwbaarheid
Hoge betrouwbaarheid
Toevalsmatige fouten hebben bij HERHAALDE METINGEN geen invloed op het gemiddelde, wel op de
spreiding.
Toevalsmatige fouten betrouwbaarheid heeft dus betrekking op er
Twee methoden om de betrouwbaarheid van een vragenlijst te beoordelen
Test-hertest (Retest)
Interne consistentie
, 14/02/18
Test-Hertest = dezelfde respondent vult dezelfde vragenlijst op twee tijdstippen in. Hoe meer de
antwoorden met elkaar overeenkomen, hoe groter de betrouwbaarheid van de vragenlijst.
Probleem: tijd tussen twee testen bepalen
Te weinig tijd tussen de respondent herinnert zich de antwoorden nog
Te veel tijd tussen werkelijke waarde van de variabele kan gewijzigd zijn.
Interne consistentie = één variabele wordt meestal gemeten via verschillende meetvragen. Bij een
betrouwbare meting verwachten we dat de score op deze verschillende meetvragen ene hoge
correlatie heeft.
Interne consistentie van een variabele wordt gemeten door het berekenen van het controlegetal
Cronbach’s alpha.
Cronbach’s alpha = geeft de correlatie tussen de verschillende vragen die een variabelen meten.
α < 0,6 = wijst op grote problemen van betrouwbaarheid
Sessie 2 : Schaalmeting
Inleiding
Een schaal = een kwantitatief meetinstrument waarmee attitudes en imago’s gemeten kunnen
worden.
1. Attitudes en Imago
1.1. Attitude
Attitude = een houding van een individu ten opzichte van een stimulus of object
Houding van een individu = meningen, emotionele gevoelens, gedrag en gedragsintenties
Stimulus of object = product, merk, bedrijf,etc
1.2. Imago
Imago = het beeld dat over een stimulus of object bestaat in de geest van individuen en dat
betrekking heeft over de attitudes van die individuen ten opzichte van het object.
SESSIE 1: VRAGENLIJSTEN
OPSTELLEN
1. Inleiding
Variabelen waarvan de waarden als getallen uit te drukken zijn = vragenlijste, observaties, …
KWANTITATIEF
Variabelen waarvan de waarden niet als getallen uit te drukken zijn = in,terviews en gesprekken
KWALITATIEF
Bij kwantitatieve variabelen gaan we PRIMAIRE GEGEVENS verzamelen.
2. Meetfouten
Wat is de meest gebruikte manier in marktonderzoek om variabelen te meten?
vragenlijsten
Voordelen goede vragenlijsten = kunnen de variabelen goed kan meten.
Bestaat er een perfecte ( foutloze) meting?
Neen, elke meting kan fouten bevatten
Er zijn 2 soorten fouten:
Toevallige fouten = Random error
Systematische fouten = Bias
Voorbeelden toevallige fouten
De respondent is slecht gezind en geeft daardoor een lagere tevredenheidsscore
Voorbeeld systematische fouten:
Een flitspaal die dicht bij een vangrail staat, meet altijd een te hoge snelheid.
,14/02/18
X = geobserveerde waarde van de variabelen (= meting)
T = Werkelijke waarde van de variabele
e = Meetfout
X = geobserveerde waarde van de variabele (= meting)
T = Werkelijke waarde van de variabele
er = Random error
es = Bias (systematic error)
Wat moeten we zoveel mogelijk proberen te vermijden bij het opstellen van vragenlijsten?
systematic en random error
Systematic en random error = hebben negatieve invloed op de betrouwbaarheid en validiteit van de
meting.
3. Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid = de mate waarin een meting vrij is van toevalsmatige fouten en zo leidt tot
consistentie resultaten.
Bij een BETROUWBAAR-onderzoek ga je bij herhaalde steekproeven een GELIJKAARDIG-resultaat
bekomen.
,14/02/18
Lage betrouwbaarheid
Hoge betrouwbaarheid
Toevalsmatige fouten hebben bij HERHAALDE METINGEN geen invloed op het gemiddelde, wel op de
spreiding.
Toevalsmatige fouten betrouwbaarheid heeft dus betrekking op er
Twee methoden om de betrouwbaarheid van een vragenlijst te beoordelen
Test-hertest (Retest)
Interne consistentie
, 14/02/18
Test-Hertest = dezelfde respondent vult dezelfde vragenlijst op twee tijdstippen in. Hoe meer de
antwoorden met elkaar overeenkomen, hoe groter de betrouwbaarheid van de vragenlijst.
Probleem: tijd tussen twee testen bepalen
Te weinig tijd tussen de respondent herinnert zich de antwoorden nog
Te veel tijd tussen werkelijke waarde van de variabele kan gewijzigd zijn.
Interne consistentie = één variabele wordt meestal gemeten via verschillende meetvragen. Bij een
betrouwbare meting verwachten we dat de score op deze verschillende meetvragen ene hoge
correlatie heeft.
Interne consistentie van een variabele wordt gemeten door het berekenen van het controlegetal
Cronbach’s alpha.
Cronbach’s alpha = geeft de correlatie tussen de verschillende vragen die een variabelen meten.
α < 0,6 = wijst op grote problemen van betrouwbaarheid
Sessie 2 : Schaalmeting
Inleiding
Een schaal = een kwantitatief meetinstrument waarmee attitudes en imago’s gemeten kunnen
worden.
1. Attitudes en Imago
1.1. Attitude
Attitude = een houding van een individu ten opzichte van een stimulus of object
Houding van een individu = meningen, emotionele gevoelens, gedrag en gedragsintenties
Stimulus of object = product, merk, bedrijf,etc
1.2. Imago
Imago = het beeld dat over een stimulus of object bestaat in de geest van individuen en dat
betrekking heeft over de attitudes van die individuen ten opzichte van het object.