WEEK1
HR onbehoorlijk gedrag (legaliteitsbeginsel, lex certa-beginsel)
De verdachte vrouw heeft zich “onbehoorlijk gedragen”, ze heeft namelijk haar geschoeide voeten op
een stoel gelegd. Bovendien heeft ze vervolgens agenten van de spoorwegpolitie uitgescholden en
weigerde ze weg te gaan.
Onbehoorlijk gedrag werd haar ten laste gelegd op grond van art. 4 Algemeen Reglement Vervoerd.
In het artikel is “op enig gedeelte van de stations of in treinen te vechten dan wel op een andere wijze
onbehoorlijk te gedragen” verboden gesteld.
De verdachte stelt dat de term “onbehoorlijk gedrag” een te vage term is en daarom in strijd is met
het legaliteitsbeginsel van art. 1 Sr en het lex certa-beginsel. Een delictsomschrijving moet voldoende
concreet zijn om een bepaalde gedraging strafbaar te kunnen stellen. Het is volgens de verdachte
onvoldoende duidelijk welk gedrag als onbehoorlijk kan worden gezien.
Rechtsregel:
Volgens de HR is onbehoorlijk gedrag een geoorloogde vage term. Voor sommige situaties zijn
onduidelijk termen namelijk onvermijdelijk in de delictsomschrijving. De wetgever zou in dit soort
gevallen honderden gedragingen moeten omschrijven. Vage termen zijn niet altijd in strijd met het
lex certa-beginsel. Men moet op basis van gebruikelijke waarden en normen kunnen weten wat als
onbehoorlijk gedrag op station en in treinen aangemerkt moet worden.
Het legaliteitsbeginsel in Staatsburg perspectief (legaliteitsbeginsel, verbod op
terugwerkende kracht)
De verdachte wordt veroordeeld binnen het huwelijk. De man is echter van mening dat art. 7 EVRM is
geschonden. Op grond van art. 7 EVRM mag niemand worden veroordeeld voor een gedraging die op
het moment van plegen nog niet strafbaar was gesteld (verbod op terugwerkende kracht). Zijn
veroordeling is in strijd met het legaliteitsbeginsel, stelt hij.
Rechtsregel:
Het Hof bepaalt dat het vernederende karakter van verkrachting, dermate evident is, dat de
veroordeling van de verdachte niet in strijd is met het doel van de strekking van art. 7 EVRM.
Verkrachting is een dermate ernstig delict dat de man redelijkerwijs had moeten voorzien dat het
strafbaar gedrag is. Het legaliteitsbeginsel en art. 7 EVRM zijn niet geschonden.