H14 Zenuwstelsel
Biologie 14.1: Centraal zenuwstelsel
Indeling zenuwstelsel
Het CZS: neuronen van de hersenen en het ruggenmerg.
Het perifeer zenuwstelsel: aan- en afvoerende uitlopers van het CZS.
Centraal zenuwstelsel
De cellen van de haarvaten in de hersenen vormen samen met astrocyten (gliacellen) de
bloed-hersenbarrière → bescherming.
Grote hersenen
De grote hersenen zijn verbonden door de hersenbalk. Functies: logisch denken, wil,
bewustzijn, geheugen, emoties en de verwerking van prikkels.
Hersenschors
De primaire motorische schors bestaat uit kleine gebieden met neuronen die allemaal een
eigen groep spieren aansturen. De secundaire motorische schors bevat de informatie voor de
coördinatie van bewegingen.
De linkerkant van de motorische schors bestuurt de rechterkant van het lichaam en andersom.
Prikkels gaan van het primaire naar het secundaire centrum die bij het zintuig horen. Hoe
complexer de informatie, hoe groter de centra.
Hersenstam + Kleine hersenen
De hersenstam regelt alles waar we geen controle over hebben → vitale centra. Onderdelen:
De pons: verbindt de grote en kleine hersenen, een tussenstation tussen je
evenwichtszintuig en de kleine hersenen;
Middenhersenen: beloningscentrum;
Het verlengde merg: verbindt je hersenen met het ruggenmerg.
De kleine hersenen coördineren bewegingen.
Hypothalamus
De hypothalamus is betrokken bij de homeostase en stuurt de hypofyse aan.
Thalamus
De thalamus selecteert welke prikkels naar welke delen van de hersenschors gaan. Hij kan ook
impulsen remmen. ADHD: het voorste deel van de hersenschors is te weinig actief → tekort
aan dopamine.
Ruggenmerg
Je ruggenmerg bevat hoofdzenuwkabels met een aan- en afvoerend deel. Vlak voor het
ruggenmerg zit de spinale ganglion = een ruggenmergzenuwknoop.
Buiten het ruggenmerg liggen nog 2 grote zenuwbanen: de grensstreng en de zwervende
zenuw → remmen of stimuleren organen.
Reflexen
Reflex = reactie op een prikkel zonder een bewustwording → snelle reacties, evenwicht en
ontlasten de hersenen. Reflexen kunnen aangeboren zijn of aangeleerd. Ze gaan via de
ruggenmerg of via de hersenstam. De reflexboog = de weg die een reflex aflegt (neuronen,
sensorische neuronen, schakelcellen, motorische neuronen, spier- of kliercellen).
Biologie 14.2: Cellen in het zenuwstelsel
Biologie 14.1: Centraal zenuwstelsel
Indeling zenuwstelsel
Het CZS: neuronen van de hersenen en het ruggenmerg.
Het perifeer zenuwstelsel: aan- en afvoerende uitlopers van het CZS.
Centraal zenuwstelsel
De cellen van de haarvaten in de hersenen vormen samen met astrocyten (gliacellen) de
bloed-hersenbarrière → bescherming.
Grote hersenen
De grote hersenen zijn verbonden door de hersenbalk. Functies: logisch denken, wil,
bewustzijn, geheugen, emoties en de verwerking van prikkels.
Hersenschors
De primaire motorische schors bestaat uit kleine gebieden met neuronen die allemaal een
eigen groep spieren aansturen. De secundaire motorische schors bevat de informatie voor de
coördinatie van bewegingen.
De linkerkant van de motorische schors bestuurt de rechterkant van het lichaam en andersom.
Prikkels gaan van het primaire naar het secundaire centrum die bij het zintuig horen. Hoe
complexer de informatie, hoe groter de centra.
Hersenstam + Kleine hersenen
De hersenstam regelt alles waar we geen controle over hebben → vitale centra. Onderdelen:
De pons: verbindt de grote en kleine hersenen, een tussenstation tussen je
evenwichtszintuig en de kleine hersenen;
Middenhersenen: beloningscentrum;
Het verlengde merg: verbindt je hersenen met het ruggenmerg.
De kleine hersenen coördineren bewegingen.
Hypothalamus
De hypothalamus is betrokken bij de homeostase en stuurt de hypofyse aan.
Thalamus
De thalamus selecteert welke prikkels naar welke delen van de hersenschors gaan. Hij kan ook
impulsen remmen. ADHD: het voorste deel van de hersenschors is te weinig actief → tekort
aan dopamine.
Ruggenmerg
Je ruggenmerg bevat hoofdzenuwkabels met een aan- en afvoerend deel. Vlak voor het
ruggenmerg zit de spinale ganglion = een ruggenmergzenuwknoop.
Buiten het ruggenmerg liggen nog 2 grote zenuwbanen: de grensstreng en de zwervende
zenuw → remmen of stimuleren organen.
Reflexen
Reflex = reactie op een prikkel zonder een bewustwording → snelle reacties, evenwicht en
ontlasten de hersenen. Reflexen kunnen aangeboren zijn of aangeleerd. Ze gaan via de
ruggenmerg of via de hersenstam. De reflexboog = de weg die een reflex aflegt (neuronen,
sensorische neuronen, schakelcellen, motorische neuronen, spier- of kliercellen).
Biologie 14.2: Cellen in het zenuwstelsel