Samenvatting
Inhoudsopgave
College 1: onderzoeksdesigns- en methoden.................................................................................................. 2
Beschrijvende epidemiologie................................................................................................................................3
Verklarende epidemiologie...................................................................................................................................5
Studiedesigns........................................................................................................................................................7
Soorten variabelen................................................................................................................................................9
College 2: selectie en misclassificatie............................................................................................................ 10
Vertekening.........................................................................................................................................................10
Selectiebias.........................................................................................................................................................10
Informatiebias....................................................................................................................................................11
College 3: validiteit en betrouwbaarheid...................................................................................................... 11
Validiteit..............................................................................................................................................................11
Betrouwbaarheid................................................................................................................................................12
Meetvaliditeit onderzoeken................................................................................................................................13
College 4: confounding & effectmodificatie..................................................................................................16
Confounding.......................................................................................................................................................16
Effectmodificatie.................................................................................................................................................16
Causaliteit...........................................................................................................................................................17
College 5: beschrijvende statistiek en kansrekening......................................................................................19
Verschillende soorten variabelen........................................................................................................................19
Verdelingen.........................................................................................................................................................20
Kansrekening......................................................................................................................................................22
College 6: kansmodellen en centrale limietstelling........................................................................................25
Symboliek............................................................................................................................................................25
Kenmerken van kansprocessen...........................................................................................................................25
Kansmodellen.....................................................................................................................................................26
College 7: schatten en toetsen...................................................................................................................... 29
Hypotheses.........................................................................................................................................................29
Standaardfout.....................................................................................................................................................31
Betrouwbaarheidsinterval..................................................................................................................................31
Eenzijdig en tweezijdig toetsen...........................................................................................................................32
,College 1: onderzoeksdesigns- en methoden
Methodologie
Doelstelling methodologie:
“Richt je onderzoek zó in, dat maar één interpretatie van de gegevens mogelijk
is.”
Betreft het proces tussen een wetenschappelijke vraag en het antwoord daarop.
Gaat niet over de inhoud van het onderzoek of details van het werkveld. Gaat
wel over hoe je onderzoek zó doet, dat je betrouwbare kennis genereert
Het beantwoorden van die wetenschappelijke vraag doe je zo veel mogelijk
objectief. Echter bemoeilijkt variabiliteit die objectiviteit door veel verschillende
factoren:
- Mensen zijn allemaal verschillend.
, - Meetmethode introduceert ook nog eens variatie (zoals dat bloeddruk
meten variabel is door de plek of tijd wanneer het afgenomen wordt).
- Je kunt niet iedereen meten.
- Vele factoren spelen tegelijkertijd en door elkaar heen een rol bij
onderzoek naar gezondheid.
Benodigd: methode om tóch geldige uitspraken te doen.
Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden
Kwantitatief
- Gericht op bevestiging of ontkrachting van een onderzoekshypothese.
- Onderzoeksvragen met een gesloten karakter.
- Statistiek is de scheidsrechter.
- Meting levert getal op (of wordt via protocol omgezet in getal); rol van
onderzoeker (idealiter) minimaal.
- Epidemiologie: wetenschap die zich bezighoudt met onderzoek naar
gezondheid en ziekte bij mensen.
o Epi = bij/in ; demos = bevolking
o Beschrijvende en verklarende epidemiologie
o Epidemiologie is altijd kwantitatief
Kwalitatief
- Vaak gericht op waarom en hoe van menselijk gedrag.
- Onderzoeksvragen met een open karakter.
- Meting via interviews, focusgroepen, observaties; onderzoeker onderdeel
van metingen.
Overeenkomsten
- Systematische benadering.
- Volgorde: onderzoeksvraag –> gegevensverzameling –> analyse –>
rapportage.
Blindering
Er zijn drie soorten blindering:
1. Enkelblind onderzoek: participanten weten niet in welke groep ze zijn
ingedeeld.
2. Dubbelblind onderzoek: participanten en onderzoekers weten niet in welke
groep de participanten zijn ingedeeld.
3. Driedubbelblind onderzoek: participanten, onderzoekers en data-analisten
weten niet in welke groep de participanten zijn ingedeeld.
Beschrijvende epidemiologie
Populaties
Onderzoek vindt plaats aan een steekproef van proefpersonen die model staan
voor een populatie. Je vertaalt uitkomsten in de steekproef naar de populatie
maar daar hoort een mate van onzekerheid bij.
, Populatie ook wel doelpopulatie genoemd.
Steekproef ook wel onderzoekspopulatie genoemd.
Beschrijven
Het soort meting dat je verricht is van belang:
Kwantitatieve kenmerken (ook wel: numeriek, continu)
- Metingen hebben een (af te ronden) getalswaarde
- Lengte, BMI, bloeddruk, energie-inname
Categoriale kenmerken
- Metingen in groepen zonder getalsbetekenis
- In de epidemiologie vaak slechts twee groepen
o Geslacht (man/vrouw), ziekte (ziek/gezond), sterfte (levend/dood).
- 2 kenmerken = dichotoom
- >2 kenmerken = categoriaal
Bestaande en nieuwe gevallen
Het vóórkomen van ziekte (of andere kenmerken) wordt op drie manieren
weergegeven:
(frequentiematen)
- Prevalentie
- Cumulatieve incidentie
- Incidentie dichtheid
Prevalentie: de proportie bestaande gevallen van een ziekte of aandoening
- Proportie mensen met gegeven kenmerk
- Mogelijke waarden tussen de 0 en 1 (of 0-100%)
- Puntprevalentie voor momentopname (transversaal)
- Prevalentie kan ook voor deelpopulaties worden gebruikt
- Periodeprevalentie of lifetime prevalentie
o Welk deel van de bevolking heeft in een bepaalde periode, of
gedurende het leven de ziekte gehad?
o Probleem: aan het begin van periode kan de populatie anders zijn
dan aan het einde
o In epidemiologisch onderzoek maken we onderscheid tussen
cohorten en dynamische populaties
Cumulatieve incidentie: de proportie nieuwe gevallen in de populatie, gemeten
over een gegeven tijdsperiode
- Daarvoor is het nodig om een steekproef in de tijd te volgen (prospectief
cohortonderzoek)
- Afspraak: incidente gevallen gelden alleen voor personen die ‘at risk’ zijn
o Dat betekent dat de aandoening nog voor het eerst moet gaan
optreden (vanaf start studie)