Begrippen Culturele Antropologie 1 - 2017/2018
Week 1
Aanpassing (adaption)
De processen waarmee organismen omgaan met omringende krachten en spanningen (oa cultuur).
Verscheidenheid (diversity) en verandering
Verschillen in aanpassing van de mens, vele variaties en verschillende veranderingen die zij ondergaan.
Holisme
De benadering waarbij alle aspecten van het sociale culturele leven worden bekeken.
Verschil cultuur/natuur/samenleving
Wederzijds beïnvloedende processen te beschrijven die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Denk aan
vuur! Vuurcontrole verandert de mogelijkheden van sociale organisatie, eetgedrag, eten en de spijsvertering,
gebit, en de hersenen!
Etnologie
De systematische vergelijking van de resultaten van etnografisch onderzoek o.a. ten behoeve theorieën te
kunnen samenstellen m.b.t. de menselijke soort.
Etnografie
De beschrijving en analyse van de gebruiken en ideeën (cultuur) die overheersen in een bepaalde groep,
gemeenschap of maatschappij.
Onder differentiatie
Het zien van minder ontwikkelde landen als hetzelfde en daardoor culturele diversiteit negeren.
Enculturatie
Het aanleren en doorgeven van culturele tradities, kennis en gebruiken.
Agency (Practice theory)
Benadrukt dat er een constante wisselwerking is tussen systeem (culturele tradities/patronen/kennis/betekenis)
en agency (individuele invulling en verandering).
1
, Begrippen Culturele Antropologie 1 - 2017/2018
Week 2
Universele/Algemene/Specifieke culturele kenmerken
Kenmerken die in alle samenlevingen worden aangetroffen (familieverband), kenmerken die in de meeste
samenlevingen worden aangetroffen (kerngezin) en kenmerken die specifiek behoren tot een cultuur (tattoo).
Exogamie/ Endogamie
Huwelijk buiten en binnen de aangeboren of eigen groep.
Adaptief/Maladaptief cultuur
Positieve ontwikkeling, bijvoorbeeld de verwarming in de winter maar ook de negatieve effecten hiervan.
Etnocentrisme
Andere culturen en culturele tradities beoordelen vanuit de eigen culturele waarden, met eigen superieure blik.
Cultureel relativisme
Gedrag zou moeten worden geëvalueerd op basis van de context waarin het plaatsvindt in plaats van vanuit een
etnocentrisch perspectief.
Essentialisme
Stelt dat voor (ten minste enkele) entiteiten, een rij van (ten minste enkele) bepalende karakteristieken en
eigenheden is weggelegd.
Acculturatie
Uitwisseling van verschillende culturen tussen groepen door middel van direct contact.
Subculturen
Verschillende culturele tradities die worden geassocieerd met een subgroep binnen een staat.
Mensenrechten
Rechten vanuit individueel uitgangspunt. Rechten zijn superieur wat betreft culturen, landen en religie.
Culturele rechten
Rechten gebaseerd op groepen. Vaak betrekking op het in stand houden van cultureel erfgoed en tradities.
Nationale cultuur
Specifieke culturele kenmerken die zijn uitgegroeid tot een nationale cultuur, zoals klompen.
Internationale cultuur
Grensoverschrijdende culturele gebruiken, zoals voetbal.
Otherness
De vervreemding van de informant en de onderzoeker van de eigen cultuur tijdens veldwerk.
Rite de passage
Overgangsritueel dat de verandering van sociale of seksuele status markeert.
Liminaliteit
De fase tussen rite de passage en de originele staat waar men bij niets specifiek hoort.
Dialectisch process
Het verhaal van twee kanten.
Embodiment
De lichamelijke ervaring en expressie van culturele processen en conventies. Je merkt dat je ze hebt, zodra ze
worden overschreden. Denk aan het ongemakkelijke gevoel als anderen te dicht bij je in de buurt komen –
zoals in Azië meer gebruikelijk is.
Semiotiek
De studie van tekens. Door tekens onderscheiden mensen zich van dieren.
2
Week 1
Aanpassing (adaption)
De processen waarmee organismen omgaan met omringende krachten en spanningen (oa cultuur).
Verscheidenheid (diversity) en verandering
Verschillen in aanpassing van de mens, vele variaties en verschillende veranderingen die zij ondergaan.
Holisme
De benadering waarbij alle aspecten van het sociale culturele leven worden bekeken.
Verschil cultuur/natuur/samenleving
Wederzijds beïnvloedende processen te beschrijven die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Denk aan
vuur! Vuurcontrole verandert de mogelijkheden van sociale organisatie, eetgedrag, eten en de spijsvertering,
gebit, en de hersenen!
Etnologie
De systematische vergelijking van de resultaten van etnografisch onderzoek o.a. ten behoeve theorieën te
kunnen samenstellen m.b.t. de menselijke soort.
Etnografie
De beschrijving en analyse van de gebruiken en ideeën (cultuur) die overheersen in een bepaalde groep,
gemeenschap of maatschappij.
Onder differentiatie
Het zien van minder ontwikkelde landen als hetzelfde en daardoor culturele diversiteit negeren.
Enculturatie
Het aanleren en doorgeven van culturele tradities, kennis en gebruiken.
Agency (Practice theory)
Benadrukt dat er een constante wisselwerking is tussen systeem (culturele tradities/patronen/kennis/betekenis)
en agency (individuele invulling en verandering).
1
, Begrippen Culturele Antropologie 1 - 2017/2018
Week 2
Universele/Algemene/Specifieke culturele kenmerken
Kenmerken die in alle samenlevingen worden aangetroffen (familieverband), kenmerken die in de meeste
samenlevingen worden aangetroffen (kerngezin) en kenmerken die specifiek behoren tot een cultuur (tattoo).
Exogamie/ Endogamie
Huwelijk buiten en binnen de aangeboren of eigen groep.
Adaptief/Maladaptief cultuur
Positieve ontwikkeling, bijvoorbeeld de verwarming in de winter maar ook de negatieve effecten hiervan.
Etnocentrisme
Andere culturen en culturele tradities beoordelen vanuit de eigen culturele waarden, met eigen superieure blik.
Cultureel relativisme
Gedrag zou moeten worden geëvalueerd op basis van de context waarin het plaatsvindt in plaats van vanuit een
etnocentrisch perspectief.
Essentialisme
Stelt dat voor (ten minste enkele) entiteiten, een rij van (ten minste enkele) bepalende karakteristieken en
eigenheden is weggelegd.
Acculturatie
Uitwisseling van verschillende culturen tussen groepen door middel van direct contact.
Subculturen
Verschillende culturele tradities die worden geassocieerd met een subgroep binnen een staat.
Mensenrechten
Rechten vanuit individueel uitgangspunt. Rechten zijn superieur wat betreft culturen, landen en religie.
Culturele rechten
Rechten gebaseerd op groepen. Vaak betrekking op het in stand houden van cultureel erfgoed en tradities.
Nationale cultuur
Specifieke culturele kenmerken die zijn uitgegroeid tot een nationale cultuur, zoals klompen.
Internationale cultuur
Grensoverschrijdende culturele gebruiken, zoals voetbal.
Otherness
De vervreemding van de informant en de onderzoeker van de eigen cultuur tijdens veldwerk.
Rite de passage
Overgangsritueel dat de verandering van sociale of seksuele status markeert.
Liminaliteit
De fase tussen rite de passage en de originele staat waar men bij niets specifiek hoort.
Dialectisch process
Het verhaal van twee kanten.
Embodiment
De lichamelijke ervaring en expressie van culturele processen en conventies. Je merkt dat je ze hebt, zodra ze
worden overschreden. Denk aan het ongemakkelijke gevoel als anderen te dicht bij je in de buurt komen –
zoals in Azië meer gebruikelijk is.
Semiotiek
De studie van tekens. Door tekens onderscheiden mensen zich van dieren.
2