Hoofdstuk 6 - Licht
Overal Natuurkunde 3 VWO
Dit hoofdstuk gaat verder waar Hoofdstuk 2 - Licht (Overal Nask 1-2 havo/vwo) is geëindigd.
Basiskennis
Wat is de spiegelwet? De hoek van inval = de
hoek van terugkaatsing.
Hoe teken je een spiegelbeeld? Ga naar het
gedeelte “Tussendoortjes” voor meer uitleg.
Introductie
Deze samenvatting is gemaakt om je een goede basis aan kennis te geven, samen met
duidelijk inzicht en wat leuke "tussendoortjes". Dat zijn kleine onderwerpen die je apart kunt
leren. Terwijl je de samenvatting doorkijkt, zul je merken dat ik soms praat over die
"tussendoortjes". Geen zorgen, ik leg die allemaal aan het einde uit.
Voor elk onderwerp in het hoofdstuk heb ik ook gezorgd voor handige visuele uitleg. Dat
maakt het allemaal wat makkelijker te snappen. Dus eigenlijk kun je deze samenvatting ook
zien als wat extra uitleg.
,6.1 Licht en Beeld
De basis draait om het tekenen van lichtstralen.
Wanneer een lichtstraal op een spiegel valt, gebruiken
we de spiegelwet om de weerkaatsende lichtstraal te
tekenen. Zo’n terugkaatsende lichtstraal wordt ook wel
reflectie genoemd.
Een spiegel kan plat, bol of hol zijn. De stappen om een
weerkaatsende lichtstraal te tekenen blijven hetzelfde,
maar de uitkomst op alle 3 de spiegels is anders. In het
“Tussendoortjes” gedeelte vind je de stappen per type
spiegel uitgelegd.
Er zijn twee soorten verlichting:
1. Primair licht, dit is licht afkomstig van een
lichtbron (lamp, zon, vuur)
2. Secundair licht, dit is licht dat wordt reflecteert door een voorwerp
Licht heeft 3 belangrijke eigenschappen
1. Licht beweegt in een rechte lijn van de bron af met 300.000 km/s
2. Licht bevat kleuren, dat komt omdat onze hersenen verschillende kleuren toekennen
aan verschillende soorten licht
3. De stralengang is omkeerbaar. Een straal van A naar B zou hetzelfde zijn als van B
naar A.
Waar geluid een bron, medium en ontvanger nodig heeft, bevat licht alleen een bron en
ontvanger. Een medium is niet nodig, want het beweegt zelfs door vacuüm.
Licht dat op een oppervlak valt kan 3 dingen doen:
1. Absorberen
Het oppervlak neemt het licht op en zet de energie om in warmte. Het licht wordt niet
weerkaatst. Bijvoorbeeld licht dat op een zwart papier valt. Het papier blijft nog
steeds zwart.
2. Doorlaten
Bepaalde stoffen laten het licht door. Een voorbeeld is glas.
3. Weerkaatsen
Licht kan op 2 manieren weerkaatsen/reflecteren. Een terugkaatsende lichtstraal noemen
we ook wel reflectie:
1. Diffuus
Het licht weerkaatst alle kanten op. Als het licht diffuus wordt weerkaatst op een voorwerp,
dan kunnen we het voorwerp van alle kanten zien. Bijna elk voorwerp weerkaatst diffuus.
, 2. Spiegelend
Het licht weerkaatst 1 richting op. Kijk
maar door een spiegel, dan zien we
maar 1 richting. Als we een stap opzij
doen, zien we weer een ander beeld.
Wat is een voorwerp: Als we het
hebben over een voorwerp van een
spiegel dan bedoelen we hetgeen dat voor de spiegel staat. De weerspiegeling noemen we
het beeld of spiegelbeeld.
Wat is een beeld: We spreken van een beeld als van ieder punt van een voorwerp 1 punt
op het beeld is. Elk punt wordt scherp en duidelijk afgebeeld als 1 punt in de afbeelding.
Beelden kunnen spiegels vergroten of verkleinen. Hoeveel keer deze worden vergroot of
verkleind, geven we aan met een vergrotingsfactor.
In een platte spiegel wordt niet vergroot/verkleind. Vergrotingsfactor is 1.
In een bolle spiegel wordt het beeld verkleind. Vergrotingsfactor is kleiner dan 1.
In een holle spiegel wordt het beeld vergroot. Vergrotingsfactor is groter dan 1.
Bij zowel een holle als een bolle spiegel staat het beeld verder van je vandaan.
Overal Natuurkunde 3 VWO
Dit hoofdstuk gaat verder waar Hoofdstuk 2 - Licht (Overal Nask 1-2 havo/vwo) is geëindigd.
Basiskennis
Wat is de spiegelwet? De hoek van inval = de
hoek van terugkaatsing.
Hoe teken je een spiegelbeeld? Ga naar het
gedeelte “Tussendoortjes” voor meer uitleg.
Introductie
Deze samenvatting is gemaakt om je een goede basis aan kennis te geven, samen met
duidelijk inzicht en wat leuke "tussendoortjes". Dat zijn kleine onderwerpen die je apart kunt
leren. Terwijl je de samenvatting doorkijkt, zul je merken dat ik soms praat over die
"tussendoortjes". Geen zorgen, ik leg die allemaal aan het einde uit.
Voor elk onderwerp in het hoofdstuk heb ik ook gezorgd voor handige visuele uitleg. Dat
maakt het allemaal wat makkelijker te snappen. Dus eigenlijk kun je deze samenvatting ook
zien als wat extra uitleg.
,6.1 Licht en Beeld
De basis draait om het tekenen van lichtstralen.
Wanneer een lichtstraal op een spiegel valt, gebruiken
we de spiegelwet om de weerkaatsende lichtstraal te
tekenen. Zo’n terugkaatsende lichtstraal wordt ook wel
reflectie genoemd.
Een spiegel kan plat, bol of hol zijn. De stappen om een
weerkaatsende lichtstraal te tekenen blijven hetzelfde,
maar de uitkomst op alle 3 de spiegels is anders. In het
“Tussendoortjes” gedeelte vind je de stappen per type
spiegel uitgelegd.
Er zijn twee soorten verlichting:
1. Primair licht, dit is licht afkomstig van een
lichtbron (lamp, zon, vuur)
2. Secundair licht, dit is licht dat wordt reflecteert door een voorwerp
Licht heeft 3 belangrijke eigenschappen
1. Licht beweegt in een rechte lijn van de bron af met 300.000 km/s
2. Licht bevat kleuren, dat komt omdat onze hersenen verschillende kleuren toekennen
aan verschillende soorten licht
3. De stralengang is omkeerbaar. Een straal van A naar B zou hetzelfde zijn als van B
naar A.
Waar geluid een bron, medium en ontvanger nodig heeft, bevat licht alleen een bron en
ontvanger. Een medium is niet nodig, want het beweegt zelfs door vacuüm.
Licht dat op een oppervlak valt kan 3 dingen doen:
1. Absorberen
Het oppervlak neemt het licht op en zet de energie om in warmte. Het licht wordt niet
weerkaatst. Bijvoorbeeld licht dat op een zwart papier valt. Het papier blijft nog
steeds zwart.
2. Doorlaten
Bepaalde stoffen laten het licht door. Een voorbeeld is glas.
3. Weerkaatsen
Licht kan op 2 manieren weerkaatsen/reflecteren. Een terugkaatsende lichtstraal noemen
we ook wel reflectie:
1. Diffuus
Het licht weerkaatst alle kanten op. Als het licht diffuus wordt weerkaatst op een voorwerp,
dan kunnen we het voorwerp van alle kanten zien. Bijna elk voorwerp weerkaatst diffuus.
, 2. Spiegelend
Het licht weerkaatst 1 richting op. Kijk
maar door een spiegel, dan zien we
maar 1 richting. Als we een stap opzij
doen, zien we weer een ander beeld.
Wat is een voorwerp: Als we het
hebben over een voorwerp van een
spiegel dan bedoelen we hetgeen dat voor de spiegel staat. De weerspiegeling noemen we
het beeld of spiegelbeeld.
Wat is een beeld: We spreken van een beeld als van ieder punt van een voorwerp 1 punt
op het beeld is. Elk punt wordt scherp en duidelijk afgebeeld als 1 punt in de afbeelding.
Beelden kunnen spiegels vergroten of verkleinen. Hoeveel keer deze worden vergroot of
verkleind, geven we aan met een vergrotingsfactor.
In een platte spiegel wordt niet vergroot/verkleind. Vergrotingsfactor is 1.
In een bolle spiegel wordt het beeld verkleind. Vergrotingsfactor is kleiner dan 1.
In een holle spiegel wordt het beeld vergroot. Vergrotingsfactor is groter dan 1.
Bij zowel een holle als een bolle spiegel staat het beeld verder van je vandaan.
