Taak 2 – blok 1
Probleemstelling: Wat moet je doen voor een gezonde zwangerschap?
Brainstormen:
- 1 Roken (passief/actief)
- 3 Stamcellen
- 3 Ontwikkeling kindje
- 1 Medicijnen
- 2 Betrouwbaarheid pil
- 3 Menstruatiecyclus
- 1 Alcohol
- 1 Schadelijke stoffen en activiteiten tijdens de zwangerschap (rol van de man)
- 4 Controles (verloskundige)
- 3 Bevruchting (wanneer, waar, etc.)
- 4 Zwangerschapstest
- 2 Voorbereidingen van een zwangerschap
- 4 Samen ‘zwanger zijn’ dus samen zorgen voor een gezonde zwangerschap
- 4 Rol van de verloskundige (biologisch, emotioneel, begeleiding (van bijv. stoppen met
roken))
- 2 Leeftijd
Clustering:
1. Negatieve effecten (stoffen, activiteiten, etc.)
2. Voorbereiding van de zwangerschap
3. Ontwikkeling van de zwangerschap
4. Tijdens de zwangerschap
Leerdoelen.
1. Hoe vindt de ontwikkeling van de eicel en de ontwikkeling van de zaadcel plaats?
2. Hoe vindt de bevruchting plaats?
3. Hoe verloopt de menstruatiecyclus en wanneer is de vrouw het meest vruchtbaar?
Hoe werkt de anticonceptiepil?
4. Hoe verloopt de embryonale ontwikkeling tot 20-23 dagen?
5. Wat voor een effect heeft roken op de zwangerschap?
6. Wat zijn embryonale stamcellen?
7. Hoe kan de verloskundige ervoor zorgen dat Marieke stopt met roken?
1. Hoe vindt de ontwikkeling van de eicel en de ontwikkeling van de zaadcel plaats?
Mitose is een celproces waarbij je van één cel, naar twee precies dezelfde kopieën gaat.
Mitose vindt plaats in alle lichaamscellen, behalve in de geslachtscellen (zaadcel/eicel). Dit
proces gaat in een aantal fasen:
1. Interfase.
DNA rolt zich op
, Zichtbaar onder lichtmicrosoop hiermee zie je de chromosomen liggen. In een cel zitten 46
chromosomen. Eén chromosoom bevat twee verschillende kleuren strengen. Een
chromosoom bestaat uit twee strengen die aan elkaar zitten, deze strengen noemen we
chromatiden. Als ze samen in een chromosoom zitten noemen we ze zuster-chromatiden.
Deze twee chromatiden zijn met elkaar verbonden door een centromeer. In beide cellen
bevindt zich dus hetzelfde DNA.
Het kernmembraan, waar de chromosomen normaal gesproken in zitten, verdwijnt.
Dit is nodig omdat de chromosomen
dan in de cel kunnen bewegen,
waardoor je twee nieuwe cellen krijgt.
Er zijn 46 chromosomen en 92 chromatiden,
want in één chromosoom bevinden zich twee
chromatiden.
2. Profase.
DNA rolt zich op (strakker dan bij
interfase)
Dit DNA, dat in twee chromatiden ligt, bevindt zich samen in één chromosoom.
De celkern verdwijnt helemaal, waardoor de chromosomen nu door de hele cel
kunnen bewegen. Aan het uiteinde van de cel ontstaan spoellichamen.
3. Metafase.
Chromosomen bewegen zich naar het midden van de cel en komen in een rij te liggen. De
zone waarin de chromosomen dan komen te liggen, noemt men het metavlak. Dit is een
belangrijke zone, omdat de chromosomen zich hier goed kunnen gaan opsplitsen. Het
metavlak bevindt zich alleen in de metafase.
Vanuit de spoellichamen ontstaan trekdraden. Deze spreiden zich uit door de hele cel en
binden zich aan de centromeren. Niet alle trekdraden komen bij een centromeer uit.
4. Anafase.
De zuster-chromatiden worden in deze fase losgekoppeld van elkaar, de centromeer
verdwijnt dus. De zuster-chromatiden komen naast elkaar te liggen, waardoor de trekdraden
zich terugtrekken. Doordat ze zichzelf terugtrekken nemen ze de chromatiden mee naar hun
spoellichaam. Hierdoor ontstaat één cel met aan twee kanten chromosomen (elke kant 46).
Zodra chromatiden losgekoppeld zijn, veranderen ze in chromosomen.
5. Telofase.
De spoellichamen breken af een gaan langzaam verdwijnen. Om de chromosomen kan zich
dan een nieuwe celkern vormen. De chromosomen gaan zich ontvouwen en komen losser bij
elkaar te liggen. Je had dus twee kanten met chromosomen, waarbij om beide kanten een
nieuwe celkern is gevormd elke celkern bevat nu 46 chromosomen. Er bestaat dus nog
steeds maar één cel, maar er bestaan wel al twee celkernen.
6. Cytokinese
Mitose bij deze fase al klaar.
Probleemstelling: Wat moet je doen voor een gezonde zwangerschap?
Brainstormen:
- 1 Roken (passief/actief)
- 3 Stamcellen
- 3 Ontwikkeling kindje
- 1 Medicijnen
- 2 Betrouwbaarheid pil
- 3 Menstruatiecyclus
- 1 Alcohol
- 1 Schadelijke stoffen en activiteiten tijdens de zwangerschap (rol van de man)
- 4 Controles (verloskundige)
- 3 Bevruchting (wanneer, waar, etc.)
- 4 Zwangerschapstest
- 2 Voorbereidingen van een zwangerschap
- 4 Samen ‘zwanger zijn’ dus samen zorgen voor een gezonde zwangerschap
- 4 Rol van de verloskundige (biologisch, emotioneel, begeleiding (van bijv. stoppen met
roken))
- 2 Leeftijd
Clustering:
1. Negatieve effecten (stoffen, activiteiten, etc.)
2. Voorbereiding van de zwangerschap
3. Ontwikkeling van de zwangerschap
4. Tijdens de zwangerschap
Leerdoelen.
1. Hoe vindt de ontwikkeling van de eicel en de ontwikkeling van de zaadcel plaats?
2. Hoe vindt de bevruchting plaats?
3. Hoe verloopt de menstruatiecyclus en wanneer is de vrouw het meest vruchtbaar?
Hoe werkt de anticonceptiepil?
4. Hoe verloopt de embryonale ontwikkeling tot 20-23 dagen?
5. Wat voor een effect heeft roken op de zwangerschap?
6. Wat zijn embryonale stamcellen?
7. Hoe kan de verloskundige ervoor zorgen dat Marieke stopt met roken?
1. Hoe vindt de ontwikkeling van de eicel en de ontwikkeling van de zaadcel plaats?
Mitose is een celproces waarbij je van één cel, naar twee precies dezelfde kopieën gaat.
Mitose vindt plaats in alle lichaamscellen, behalve in de geslachtscellen (zaadcel/eicel). Dit
proces gaat in een aantal fasen:
1. Interfase.
DNA rolt zich op
, Zichtbaar onder lichtmicrosoop hiermee zie je de chromosomen liggen. In een cel zitten 46
chromosomen. Eén chromosoom bevat twee verschillende kleuren strengen. Een
chromosoom bestaat uit twee strengen die aan elkaar zitten, deze strengen noemen we
chromatiden. Als ze samen in een chromosoom zitten noemen we ze zuster-chromatiden.
Deze twee chromatiden zijn met elkaar verbonden door een centromeer. In beide cellen
bevindt zich dus hetzelfde DNA.
Het kernmembraan, waar de chromosomen normaal gesproken in zitten, verdwijnt.
Dit is nodig omdat de chromosomen
dan in de cel kunnen bewegen,
waardoor je twee nieuwe cellen krijgt.
Er zijn 46 chromosomen en 92 chromatiden,
want in één chromosoom bevinden zich twee
chromatiden.
2. Profase.
DNA rolt zich op (strakker dan bij
interfase)
Dit DNA, dat in twee chromatiden ligt, bevindt zich samen in één chromosoom.
De celkern verdwijnt helemaal, waardoor de chromosomen nu door de hele cel
kunnen bewegen. Aan het uiteinde van de cel ontstaan spoellichamen.
3. Metafase.
Chromosomen bewegen zich naar het midden van de cel en komen in een rij te liggen. De
zone waarin de chromosomen dan komen te liggen, noemt men het metavlak. Dit is een
belangrijke zone, omdat de chromosomen zich hier goed kunnen gaan opsplitsen. Het
metavlak bevindt zich alleen in de metafase.
Vanuit de spoellichamen ontstaan trekdraden. Deze spreiden zich uit door de hele cel en
binden zich aan de centromeren. Niet alle trekdraden komen bij een centromeer uit.
4. Anafase.
De zuster-chromatiden worden in deze fase losgekoppeld van elkaar, de centromeer
verdwijnt dus. De zuster-chromatiden komen naast elkaar te liggen, waardoor de trekdraden
zich terugtrekken. Doordat ze zichzelf terugtrekken nemen ze de chromatiden mee naar hun
spoellichaam. Hierdoor ontstaat één cel met aan twee kanten chromosomen (elke kant 46).
Zodra chromatiden losgekoppeld zijn, veranderen ze in chromosomen.
5. Telofase.
De spoellichamen breken af een gaan langzaam verdwijnen. Om de chromosomen kan zich
dan een nieuwe celkern vormen. De chromosomen gaan zich ontvouwen en komen losser bij
elkaar te liggen. Je had dus twee kanten met chromosomen, waarbij om beide kanten een
nieuwe celkern is gevormd elke celkern bevat nu 46 chromosomen. Er bestaat dus nog
steeds maar één cel, maar er bestaan wel al twee celkernen.
6. Cytokinese
Mitose bij deze fase al klaar.
