Het neuron (week 1)
Bouw van een neuron =
- Receptief deel = hier kan de cel prikkels ontvangen. Dit bestaat uit het cellichaam en de korte uitlopers
(dendrieten).
- Conductief deel = bestaat uit de lange uitloper (axon). Hier wordt de prikkel door het zenuwstelsel
heengeleid.
- Transmissief deel = hier wordt de prikkel overgedragen op de volgende
cel, bijv. zenuw- of spiercel. Dus bij het presynaptisch membraan.
Neuron = zenuwcel.
- Functie = ontvangen, geleiden en weer doorgeven van prikkels.
Neuriet = uitloper (dendriet/axon).
Motorisch neuron = cellichaam in het ruggenmerg.
Sensorisch neuron = ligt het cellichaam in het spinaal ganglion bij een uitstulping van het axon.
Ionenflux wordt bepaald =
- Concentratiegradient: verschil in concentratie binnen en buiten de cel.
- Elektrische gradient: de binnenkant heeft een elektrisch verschil ten opzichte van e buitenkant.
- Permeabilitiet: van de membraan.
Na-K pomp functie = instand houden van een rustpotentiaal (-70 mv). ATP nodig.
- Word negatief door kalium.
Actiepotentiaal = als een elektrische signaal een neuron bereikt stroom er Na+ de cel in. Als er veel prikkels tegelijk
komen stijgt de drempelwaarde (-55mV) overschreden en stijgt het membraanmotentiaal van -70mV naar + 30mV
(depolarisatie). Vervolgens loopt het potentiaal weer af naar -70mV (repolarisatie). Het potentiaal wordt iets
negatiever (-85 mV) voordat het weer terugkeert op de rustwaarde (hyperpolarisatie), doordat de K+ kanalen niet
snel genoeg sluiten → actiepotentiaal.
1. langzame depolarisatie (rustfase) → 2. snelle depolarisatie → 3. repolarisatie → 4. hyperpolarisatie
1
,Wanneer je bij een wc doorspoelt is het bijna onmogelijk om gelijk weer door te spoelen. Je moet dus een paar
seconden wachten, dit is hetzelfde als bij de refractaire periode. Het is dus onmogelijk om weer een actiepotentiaal
te laten plaatsvinden. Het zorgt ervoor dat een prikkel in een sensorische zenuw alleen naar het ruggenmerg toe
verloopt en niet weer terug (eenrichtingsverkeer dus).
Calcium zorgt voor: lozing van de neurotransmitterstof in de synaps.
- Tijdens de periode van hyperpolarisatie zijn sterkere of meer signalen nodig om een actiepotentiaal te
induceren, er is dan sprake van een relatieve refractaire periode.
- In de absolute refractaire période zijn er nog te veel kanalen inactief om opnieuw een depolarisatie te laten
plaatsvinden die de drempelwaarde overschrijdt, waardoor er nooit een nieuw actiepotentiaal kan ontstaan.
Dus er geldt =
- Rust = Na+ kanalen dicht & K+ kanaal dicht.
- Depolarisatie = Na+ kanaal open & K+ kanaal dicht (Na+ cel in).
- Repolarisatie = Na+ kanaal dicht & K+ kanaal open (K+ cel uit).
- Hyperpolarisatie = Na+ kanaal dicht & K+ kanaal open.
-Wanneer de actiepotentiaal op stand komt is die altijd even sterk.
-Prikkeloverdracht van een neuron naar een spier is altijd faciliterend (depolariserend).
-De prikkel zorgt voor een release van neurotransmitters in de synaps waardoor een prikkel van de ene cel naar de
andere wordt overgedragen.
Prikkelvoorwaarden: zijn meerdere prikkels nodig om de membraanpotentiaal te laten stijgen.
- Summatie van plaats: meer dendrieten ontvangen een actiepotentiaal tegelijk.
- Summatie van tijd: meer prikkels worden achter elkaar gegeven.
Motorische vezels =
- Sneller en (zeer) langzamer
- Vegetatief
Myelineschede = versnelt de geleidingssnelheid van de zenuw.
- Bij dunne smalle axonen gaat de transport langzamer, dikke vezels → sneller
Ongemyeliseerde vezel = continue geleiding.
- 2m per sec (niet snel genoeg), daarom >
- Als een patient een gestoorde pijnzin heeft dan is de vitale sensibiliteit aangetast. Dit betreft dunne,
ongemyeliniseerde vezels
Gemyeliseerde vezel = sprongsgewijze geleiding.
- (120m per sec) bedacht door het lichaam.
Refractaire periode = tussen de start van depolarisatie en wanneer membraanpotentiaal hersteld is → -70 Mv. Lastig
om dat deel te prikkelen, om Na+ en K+ kanalen te openen.
- Zorgt ervoor dat een prikkel in een sensorische zenuw alleen naar het ruggenmerg toe verloopt en niet weer
terug.
- K+ staan open.
Synaps = voor de overdracht van een prikkel op andere zenuwcel, kunnen nieuwe synapsen vormen of verdwijnen,
basis van plasticiteit (vervormbaarheid).
Opbouw perifere zenuwvezel =
- Epineurium: omvat ‘zenuw’.
- Perineurium: omvat een fascikel (bundel van axonen).
- Enodeurium: omvat een enkel axon.
Faciliterend (depolariserend) = potentiaal verhoogd naar drempelwaarde (bevorderend prikkeloverdracht).
Inhibberend (hyperpolariserend) = potentiaal verlaagd (remt prikkeloverdracht).
2
, Organisatie van het zenuwstelsel
Perifeer sensorisch neuron =
- Pijn en temperatuur: dun.
- Mechanoreceptoren: dikker.
- Propriocepsis: dikst.
Afferente zenuwen (arrives) = sensorisch.
- Geleiden impulsen naar het ZS
- Sensibiliteit
Efferente zenuwen (exit) = motorisch.
- Geleiden impulsen van het ZS af
- Spieren & klieren
- Cellichaam ligt in de voorhoorn.
(Huid → ZS → Spier).
Dermatoom = alle delen van de huid geïnnerveerd vanuit één segment.
Segment = bestaat uit een verzameling van weefsels en organen, geïnnerveerd door één spinale zenuw en de zich
daarbij voegende orthosympatische zenuwvezels. Verzorgd een stukje:
- Dermatoom: (huid)
- Myotoom: (spier)
- Sclerotoom: (bot)
- Sudotoom: (zweetklier)
- Viscerotoom: (orgaan)
Gebieden van dermatomen =
- Area radicularis: verzorgingsgebied van een radix ventralis en radix dorsalis.
• Segmentaal.
• Dermatomen bijv. L4
• Beschadiging hiervan heb je nog enige besturing, omdat het opgevangen wordt door andere
zenuwen.
- Area nervina: verzorgingsgebied van een perifere zenuw.
• Perifeer probleem bijv. ulnaris.
• Geen functie meer in het gebied, dus altijd letsel.
Een laesie van radix Th8 kan je niet onderscheiden van een laesie van de n.
intercostalis Th8 op basis van sensorische uitval, omdat ze allebei uit de romp
komen.
Radiculair = spinale zenuw tussen de wervels → gaat over in een plexus → vanuit de plexus gaan de zenuwen los dit
worden perifere zenuwen genoemd.
Onderzoek bij PNA =
- Voorhoorn aangetast → problemen in de motoriek.
- Dorsaal ganglion aangetast → sensorische problemen.
- Radix aangedaan → sensibiliteitsproblemen, zoals hernia.
- Plexus aangedaan → bijv. trauma bij een baby
wanneer de arm in een extreme houding komt.
Verschillende zenuwbanen =
- Achterstrengbaan: gaat over gnostische
sensibiliteit. Gaat via dorsale ganglion de
achterhoorn binnen en stijgt op. Hij kruist en gaat
naar de andere kant in de hersenen. Tractus
gracilis en tractus cuteanus.
o A-alfa/beta/gamma vezels.
- Voorstrengbaan: gaat over de vitale sensibiliteit
(grove tast). Verschil is dat deze naar dezelfde kant
in de hersenen gaan.
o C-vezels + A-delta vezels.
- Zijstrengbaan: is voor pijn en temperatuur.
o C-vezels + A-delta vezels.
3
Bouw van een neuron =
- Receptief deel = hier kan de cel prikkels ontvangen. Dit bestaat uit het cellichaam en de korte uitlopers
(dendrieten).
- Conductief deel = bestaat uit de lange uitloper (axon). Hier wordt de prikkel door het zenuwstelsel
heengeleid.
- Transmissief deel = hier wordt de prikkel overgedragen op de volgende
cel, bijv. zenuw- of spiercel. Dus bij het presynaptisch membraan.
Neuron = zenuwcel.
- Functie = ontvangen, geleiden en weer doorgeven van prikkels.
Neuriet = uitloper (dendriet/axon).
Motorisch neuron = cellichaam in het ruggenmerg.
Sensorisch neuron = ligt het cellichaam in het spinaal ganglion bij een uitstulping van het axon.
Ionenflux wordt bepaald =
- Concentratiegradient: verschil in concentratie binnen en buiten de cel.
- Elektrische gradient: de binnenkant heeft een elektrisch verschil ten opzichte van e buitenkant.
- Permeabilitiet: van de membraan.
Na-K pomp functie = instand houden van een rustpotentiaal (-70 mv). ATP nodig.
- Word negatief door kalium.
Actiepotentiaal = als een elektrische signaal een neuron bereikt stroom er Na+ de cel in. Als er veel prikkels tegelijk
komen stijgt de drempelwaarde (-55mV) overschreden en stijgt het membraanmotentiaal van -70mV naar + 30mV
(depolarisatie). Vervolgens loopt het potentiaal weer af naar -70mV (repolarisatie). Het potentiaal wordt iets
negatiever (-85 mV) voordat het weer terugkeert op de rustwaarde (hyperpolarisatie), doordat de K+ kanalen niet
snel genoeg sluiten → actiepotentiaal.
1. langzame depolarisatie (rustfase) → 2. snelle depolarisatie → 3. repolarisatie → 4. hyperpolarisatie
1
,Wanneer je bij een wc doorspoelt is het bijna onmogelijk om gelijk weer door te spoelen. Je moet dus een paar
seconden wachten, dit is hetzelfde als bij de refractaire periode. Het is dus onmogelijk om weer een actiepotentiaal
te laten plaatsvinden. Het zorgt ervoor dat een prikkel in een sensorische zenuw alleen naar het ruggenmerg toe
verloopt en niet weer terug (eenrichtingsverkeer dus).
Calcium zorgt voor: lozing van de neurotransmitterstof in de synaps.
- Tijdens de periode van hyperpolarisatie zijn sterkere of meer signalen nodig om een actiepotentiaal te
induceren, er is dan sprake van een relatieve refractaire periode.
- In de absolute refractaire période zijn er nog te veel kanalen inactief om opnieuw een depolarisatie te laten
plaatsvinden die de drempelwaarde overschrijdt, waardoor er nooit een nieuw actiepotentiaal kan ontstaan.
Dus er geldt =
- Rust = Na+ kanalen dicht & K+ kanaal dicht.
- Depolarisatie = Na+ kanaal open & K+ kanaal dicht (Na+ cel in).
- Repolarisatie = Na+ kanaal dicht & K+ kanaal open (K+ cel uit).
- Hyperpolarisatie = Na+ kanaal dicht & K+ kanaal open.
-Wanneer de actiepotentiaal op stand komt is die altijd even sterk.
-Prikkeloverdracht van een neuron naar een spier is altijd faciliterend (depolariserend).
-De prikkel zorgt voor een release van neurotransmitters in de synaps waardoor een prikkel van de ene cel naar de
andere wordt overgedragen.
Prikkelvoorwaarden: zijn meerdere prikkels nodig om de membraanpotentiaal te laten stijgen.
- Summatie van plaats: meer dendrieten ontvangen een actiepotentiaal tegelijk.
- Summatie van tijd: meer prikkels worden achter elkaar gegeven.
Motorische vezels =
- Sneller en (zeer) langzamer
- Vegetatief
Myelineschede = versnelt de geleidingssnelheid van de zenuw.
- Bij dunne smalle axonen gaat de transport langzamer, dikke vezels → sneller
Ongemyeliseerde vezel = continue geleiding.
- 2m per sec (niet snel genoeg), daarom >
- Als een patient een gestoorde pijnzin heeft dan is de vitale sensibiliteit aangetast. Dit betreft dunne,
ongemyeliniseerde vezels
Gemyeliseerde vezel = sprongsgewijze geleiding.
- (120m per sec) bedacht door het lichaam.
Refractaire periode = tussen de start van depolarisatie en wanneer membraanpotentiaal hersteld is → -70 Mv. Lastig
om dat deel te prikkelen, om Na+ en K+ kanalen te openen.
- Zorgt ervoor dat een prikkel in een sensorische zenuw alleen naar het ruggenmerg toe verloopt en niet weer
terug.
- K+ staan open.
Synaps = voor de overdracht van een prikkel op andere zenuwcel, kunnen nieuwe synapsen vormen of verdwijnen,
basis van plasticiteit (vervormbaarheid).
Opbouw perifere zenuwvezel =
- Epineurium: omvat ‘zenuw’.
- Perineurium: omvat een fascikel (bundel van axonen).
- Enodeurium: omvat een enkel axon.
Faciliterend (depolariserend) = potentiaal verhoogd naar drempelwaarde (bevorderend prikkeloverdracht).
Inhibberend (hyperpolariserend) = potentiaal verlaagd (remt prikkeloverdracht).
2
, Organisatie van het zenuwstelsel
Perifeer sensorisch neuron =
- Pijn en temperatuur: dun.
- Mechanoreceptoren: dikker.
- Propriocepsis: dikst.
Afferente zenuwen (arrives) = sensorisch.
- Geleiden impulsen naar het ZS
- Sensibiliteit
Efferente zenuwen (exit) = motorisch.
- Geleiden impulsen van het ZS af
- Spieren & klieren
- Cellichaam ligt in de voorhoorn.
(Huid → ZS → Spier).
Dermatoom = alle delen van de huid geïnnerveerd vanuit één segment.
Segment = bestaat uit een verzameling van weefsels en organen, geïnnerveerd door één spinale zenuw en de zich
daarbij voegende orthosympatische zenuwvezels. Verzorgd een stukje:
- Dermatoom: (huid)
- Myotoom: (spier)
- Sclerotoom: (bot)
- Sudotoom: (zweetklier)
- Viscerotoom: (orgaan)
Gebieden van dermatomen =
- Area radicularis: verzorgingsgebied van een radix ventralis en radix dorsalis.
• Segmentaal.
• Dermatomen bijv. L4
• Beschadiging hiervan heb je nog enige besturing, omdat het opgevangen wordt door andere
zenuwen.
- Area nervina: verzorgingsgebied van een perifere zenuw.
• Perifeer probleem bijv. ulnaris.
• Geen functie meer in het gebied, dus altijd letsel.
Een laesie van radix Th8 kan je niet onderscheiden van een laesie van de n.
intercostalis Th8 op basis van sensorische uitval, omdat ze allebei uit de romp
komen.
Radiculair = spinale zenuw tussen de wervels → gaat over in een plexus → vanuit de plexus gaan de zenuwen los dit
worden perifere zenuwen genoemd.
Onderzoek bij PNA =
- Voorhoorn aangetast → problemen in de motoriek.
- Dorsaal ganglion aangetast → sensorische problemen.
- Radix aangedaan → sensibiliteitsproblemen, zoals hernia.
- Plexus aangedaan → bijv. trauma bij een baby
wanneer de arm in een extreme houding komt.
Verschillende zenuwbanen =
- Achterstrengbaan: gaat over gnostische
sensibiliteit. Gaat via dorsale ganglion de
achterhoorn binnen en stijgt op. Hij kruist en gaat
naar de andere kant in de hersenen. Tractus
gracilis en tractus cuteanus.
o A-alfa/beta/gamma vezels.
- Voorstrengbaan: gaat over de vitale sensibiliteit
(grove tast). Verschil is dat deze naar dezelfde kant
in de hersenen gaan.
o C-vezels + A-delta vezels.
- Zijstrengbaan: is voor pijn en temperatuur.
o C-vezels + A-delta vezels.
3