100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Eindexamen stof Economie

Rating
-
Sold
-
Pages
28
Uploaded on
12-10-2023
Written in
2022/2023

Dit document bevat alles voor het eindexamen van Economie. het is gebaseerd op de boeken van praktische economie die bestaan uit verschillende modules. Zelf heb ik een 6.8 gehaald uiteindelijk voor het eindexamen, dus jullie kunnen dit ook ;)

Show more Read less
Level
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Secondary school
Level
Course
School year
6

Document information

Uploaded on
October 12, 2023
Number of pages
28
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

Module 2 + 3
De wet van de vraag = hoe hoger de prijs, hoe kleiner de gevraagde hoeveelheid.
Individuele vraag = het aantal eenheden dat een consument ergens van wil kopen bij een bepaalde
prijs.

1. Verschuiving op / langs de vraaglijn
 Als prijs verandert, verandert de vraag
 De vraaglijn zelf verandert niet
2. Verschuiving van de vraaglijn
 Prijs van andere producten
 Inkomen van de consument
 Behoeften van de consument
 Het aantal consumenten

Consumentensurplus = optelsom van het individuele consumentensurplus van alle consumenten die
het product kopen.

Individuele consumentensurplus = verschil tussen de prijs en de betalingsbereidheid voor alle
eenheden die een consument van een product koopt.

Substitueerbare producten = producten die inwisselbaar zijn – de individuele vraag naar een product
vermindert als er substituten voor bestaan.
Complementaire producten = producten die elkaar aanvullen – producten die alleen in combinatie
met elkaar een behoefte kunnen bevredigen.
Exogene factoren = omstandigheden waar de consument geen invloed op heeft.

Paragraaf 2 – de collectieve vraag

Collectieve vraag = aantal eenheden dat een groep consumenten wil kopen bij een bepaalde prijs.

Ceteris paribus = overige blijft gelijk
Collectieve consumentensurplus = optelsom van het individuele consumentensurplus van alle
individuen die het product kopen.

Paragraaf 3

Omzet = prijs x gevraagde hoeveelheid

Procentuele verandering gevraagde hoeveelheid
Prijselasticiteit =
procentuele verandering prijs
Prijselasticiteit = 0  Gevraagde hoeveelheid verandert niet bij % verandering van de prijs, vraag is
volkomen inelastisch  Omzet stijgt

-1 < prijselasticiteit < 0  % verandering van de gevraagde hoeveelheid is kleiner dan de %
verandering van de gevraagde prijs, vraag is inelastisch  omzet stijgt

Prijselasticiteit = -1  % verandering van de gevraagde hoeveelheid is gelijk aan de % verandering
van de prijs, de vraag is inelastisch en elastisch  Omzet blijft g elijk

Prijselasticiteit < -1  % verandering van gevraagde hoeveelheid is groter dan de % verandering van
de prijs, de vraag is elastisch  Omzet daalt

,Prijselasticiteit = - oneindig  % verandering van de gevraagde hoeveelheid is oneindig veel groter
dan de % verandering van de prijs, vraag is elastisch  Omzet verdwijnt.

Elastische vraag = % daling van de gevraagde hoeveelheid is groter dan de % stijging van de prijs.

Inelastische vraag = % daling van de gevraagde hoeveelheid is kleiner dan de % stijging van de prijs.

Giffengoederen = product met een positieve waarde voor de prijselasticiteit

Inkomenseffect = invloed van de verandering van het inkomen op de gevraagde hoeveelheid.

% verandering gevraagde hoeveelheid
Kruislingse prijselasticiteit=
% verandering prijs ander product
Door prijsverhoging van het ene product neemt de vraag naar het andere product toe -> de
producten zijn substitueerbaar.

Onafhankelijke producten als de kruislings prijselasticiteit gelijk is aan 0

Paragraaf 4 – Inkomenselasticiteit

% verandering gevraagde hoeveelheid
Inkomenselasticiteit=
% verandering inkomen
Normale goederen = de inkomenselasticiteit groter dan 0

Luxegoederen = inkomenselasticiteit is boven de 1. Positief verband tussen vraag en inkomen. Er is
een drempelinkomen.

Noodzakelijke goederen = tussen 0 en 1. Positief verband tussen vraag en inkomen en een
verzadigingsinkomen.

Inferieure goederen = inkomenselasticiteit is kleiner dan 0. Negatief verband tussen vraag en
inkomen.

Engelkromme = lijn die het verband aangeeft tussen het inkomen en de gevraagde hoeveelheid van
een bepaald product.

Hoofdstuk 2.1 – productie
Het individuele aanbod is de productie van een individueel bedrijf.

Productiefactoren
- Natuur = alles wat de natuur biedt.
- Arbeid = het menselijk handelen tijdens het productieproces.
- Kapitaal = alles wat al eerder is geproduceerd.
- Ondernemingsactiviteit = de ondernemer voegt de andere 3 productiefactoren samen en zorgt
ervoor dat de doelstellingen van de onderneming worden bereikt.
Alternatieve productiefactoren

Arbeid = het menselijk handelen tijdens het productieproces.
Kennis = alle kunde en vaardigheden die in het productieproces worden ingezet.
Kapitaal = fysiek kapitaal. Alles wat al eerder is geproduceerd of aangeschaft om mee te produceren.
Financieel kapitaal = het geld dat wordt gebruikt.
Locatie = de plaats, waar het plaatsvindt.

, 2.2 – de productiefunctie
Productiefunctie = de wiskundige relatie tussen de inzet van productiefactoren en de bijbehorende
productie .

De productie stijgt bij een grotere inzet van productiefactor arbeid = positieve / toenemende
meeropbrengsten -> meeropbrengst is gelijk aan de extra opbrengst door de inzet van een extra
eenheid productiefactor.

Afnemende meeropbrengsten = grotere inzet van arbeid maar de stijging van productie wordt steeds
minder.

Constante meeropbrengsten = dezelfde toename in de arbeid levert steeds dezelfde
productiestijging op.

2.3 – productiekosten

Totale kosten = vaste kosten + variabele kosten
Vaste kosten = constante kosten
- Veranderen niet als er meer of minder wordt geproduceerd.
- TCK
- Gemiddelde Constante Kosten = GCK = TCK / q
Variabelen kosten
- TVK
- GVK = TVK / q
- Hangen rechtstreeks samen met de productieomvang.
Totale kosten
- TK = TCK + TVK
- GTK = TK / q = om te kijken of er winst is gemaakt  een producent maakt winst als de GTK
lager zijn dan de gemiddelde opbrengst van het product

Om te bepalen hoeveel een producent moet produceren om zijn winst te maximaliseren moet
gekeken worden naar de marginale kosten = extra totale kosten : extra geproduceerde eenheid

Omdat de constante kosten niet afhankelijk zijn van de omvang van de productie, kunnen bij de
stijging van de productie extra kosten alleen veroorzaakt worden door de variabele kosten.

Bij proportioneel variabele kosten geldt : GVK = MK

Als variabele kosten per product steeds hetzelfde bedrag = proportioneel variabele kosten

Paragraaf 4
Totale opbrengst (TO) = prijs x afzet
TO wordt ook wel opbrengst genoemd. Om te bepalen welke productie de winst maximaliseert, zijn 2
afgeleide opbrengstensoorten nodig : de gemiddelde (opbrengst per verkochte eenheid) en
marginale opbrengst ( is gelijk aan de verandering in de TO als er 1 extra eenheid wordt verkocht).

Gemiddelde opbrengst (GO) = TO : productieomvang
GO = TO : q = p x q:q = p als de prijs niet verandert maar de productieomvang wel.
Marginale opbrengst (MO) = Extra TO : extra geproduceerde eenheid
MO = prijs = GO als een aanbieder geen invloed heeft op de prijs

Winst (W) = TO – TK
$7.15
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
marilnepeekstok

Get to know the seller

Seller avatar
marilnepeekstok Erasmus Universiteit Rotterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
1
Member since
2 year
Number of followers
1
Documents
10
Last sold
1 year ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions