Theorie ‘Child, Family, School, Community’ (Berns)
Inhoud
Theorie ‘Child, Family, School, Community’ (Berns)...............................................................................1
H1 Ecology of child.............................................................................................................................2
H2 Ecology of socialization.................................................................................................................4
H4 Ecology of parenting....................................................................................................................10
H10 Ecology of the community.........................................................................................................13
H3 Ecology of the family...................................................................................................................15
H5 Ecology of nonparental Child Care..............................................................................................19
H6 Ecology of the school..................................................................................................................23
H7 Ecology of teaching.....................................................................................................................26
H1 Ecology of child.............................................................................................................................2
H2 Ecology of socialization.................................................................................................................4
H4 Ecology of parenting...................................................................................................................10
H10 Ecology of the community........................................................................................................13
H3 Ecology of the family...................................................................................................................15
H5 Ecology of nonparental Child Care..............................................................................................18
H6 Ecology of the school..................................................................................................................22
H7 Ecology of teaching.....................................................................................................................25
1
,H1 Ecology of child
Ecology: de wisselwerking tussen organismen en de omgeving
Human ecology: hoe de mens functioneert in biologisch, psychologisch, sociale en culturele context,
en hoe dit ontwikkelt.
Adaption: aanpassing op de omgeving, de wijziging van een organisme of zijn gedrag om het meer
geschikt te maken voor de omstandigheden van zijn omgeving
Demographics: gegevens van populatie, zoals leeftijd, inkomen, economie, politiek en technologie
Socialization zorgt ervoor dat het kind mee kan doen in groepen en de samenleving. Bij dit proces
leert het kind bewust en onbewust de normen en waarden en cultuurkenmerken. Socialisatie neemt
plaats in familie, school, leeftijdsgroep, de gemeenschap en op sociale media.
Socialisatie vind plaats over tijd, door interactie met anderen, door middel van communicatie, in
emotionele context.
Taal onderscheid ons van dieren, want taal maakt het mogelijk om actie te vervangen door
gedachten en vervolgens deze gedachten te gebruiken om gedrag te transformeren
>> Internalization: het proces waarbij extern gestuurd gedrag verschuift naar intern of zelfregulerend
gedrag.
2
, Socialisatie is een reciprocal poces (wederzijds) door interactie met anderen en ook een dynamic
proces (dynamisch), waarbij het proces veranderd over tijd > individuen zijn beide producenten van
reacties als producten.
Genotype: genen, tegenovergestelde van fenotype.
>> Ouders geven niet alleen genen door, maar bieden ook een omgeving of context voor
ontwikkeling.
Genotype: genen, tegenovergestelde van fenotype.
Kinderen worden beïnvloedt door hun ouders.
1. Voorbeeld: een kind leert piano spelen omdat zijn ouders muzikanten zijn. Deze interactie
van genotype-omgeving wordt passief (pasive) genoemd.
2. Voorbeeld: een kind leert piano spelen zonder dat de ouders muzikaal zijn. Ouders zullen
wellicht meer hun best doen om dit talent verder te ontwikkelen → evocatief (evocative)
3. Voorbeeld: een vrouw die is opgegroeid in een extraverte cultuur, maar uiteindelijk de
richting van yoga kiest. Een kind zal op oudere leeftijd bepaalde keuzes maken die meer bij
diegene passen → actief (active)
Elk kind reageert op zijn eigen manier op bepaalde ervaringen en heeft dus een bepaald
temperament. Dat kan worden verdeeld in 3 categorieën:
1. Easy (makkelijk, positieve stemming en regelmaat in lichaamsfuncties, ze passen goed bij
verschillende opvoedingsstijlen)
2. Slow-to-warm-up (kinderen trokken zich aanvankelijk terug, maar pasten zich langzaam aan,
kinderen doen het het beste met een bescheiden hoeveelheid aanmoediging en geduld)
3. Difficult (kinderen passen zich langzaam aan, hebben intense reacties en een negatieve
stemming, beloon deze kinderen al bij kleine prestaties)
Hoe de verzorgers omgaan met het soort temperament van het kind heeft invloed op het socialisatie
proces. Is er een ‘goodness of fit’ dan zal het socialisatie proces goed verlopen. Maar als er geen ‘fit’
is tussen het temperament van de verzorger en het kind zal socialisatie moeizaam verlopen.
Maturation: ontwikkeling naarmate het ouder worden. Mensen komen op de wereld met
overgeërfde kenmerken en met bepaalde behoeften, die veranderen naarmate ze ouder worden.
Intentional socialization: de socialisatie opzettelijk, bijvoorbeeld omdat de verzorgen vraagt of het
kind het wil doen gevolgd door goedkeuring voor naleving of een negatieve consequentie.
>> (input beïnvloed gewenste output)
Unintentional socialization: spontane socialisatie door menselijke interacties/ observatie.
De maatschappij verandert vaak (bv. Economische fluctuatie of technologie) de manier waarop
ouders zich hieraan aanpassen heeft indirect invloed op de kinderen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat
kinderen voorop lopen op de ouder (bv. bij technologie) dit kan leiden tot spanningen.
Developmentally appropriate curriculum: omvat het begrijpen van de normale groeipatronen van
kinderen en individuele verschillen (een curriculum waarin staat wat een kind van een bepaalde
leeftijd moet kunnen).
De sociale context van een individueel en ervaringen bepaald de mate waarin een individueel zijn
vaardigheden en potentie ontwikkeld volgens Bronfenbrenner.
Volgens Bronfenbrenner’s bio-ecologische theorie zijn er 4 basis structuren, waarin relaties en
interacties plaatsvinden die een patroon vormen dat effect heeft om menselijk ontwikkeling:
3
Inhoud
Theorie ‘Child, Family, School, Community’ (Berns)...............................................................................1
H1 Ecology of child.............................................................................................................................2
H2 Ecology of socialization.................................................................................................................4
H4 Ecology of parenting....................................................................................................................10
H10 Ecology of the community.........................................................................................................13
H3 Ecology of the family...................................................................................................................15
H5 Ecology of nonparental Child Care..............................................................................................19
H6 Ecology of the school..................................................................................................................23
H7 Ecology of teaching.....................................................................................................................26
H1 Ecology of child.............................................................................................................................2
H2 Ecology of socialization.................................................................................................................4
H4 Ecology of parenting...................................................................................................................10
H10 Ecology of the community........................................................................................................13
H3 Ecology of the family...................................................................................................................15
H5 Ecology of nonparental Child Care..............................................................................................18
H6 Ecology of the school..................................................................................................................22
H7 Ecology of teaching.....................................................................................................................25
1
,H1 Ecology of child
Ecology: de wisselwerking tussen organismen en de omgeving
Human ecology: hoe de mens functioneert in biologisch, psychologisch, sociale en culturele context,
en hoe dit ontwikkelt.
Adaption: aanpassing op de omgeving, de wijziging van een organisme of zijn gedrag om het meer
geschikt te maken voor de omstandigheden van zijn omgeving
Demographics: gegevens van populatie, zoals leeftijd, inkomen, economie, politiek en technologie
Socialization zorgt ervoor dat het kind mee kan doen in groepen en de samenleving. Bij dit proces
leert het kind bewust en onbewust de normen en waarden en cultuurkenmerken. Socialisatie neemt
plaats in familie, school, leeftijdsgroep, de gemeenschap en op sociale media.
Socialisatie vind plaats over tijd, door interactie met anderen, door middel van communicatie, in
emotionele context.
Taal onderscheid ons van dieren, want taal maakt het mogelijk om actie te vervangen door
gedachten en vervolgens deze gedachten te gebruiken om gedrag te transformeren
>> Internalization: het proces waarbij extern gestuurd gedrag verschuift naar intern of zelfregulerend
gedrag.
2
, Socialisatie is een reciprocal poces (wederzijds) door interactie met anderen en ook een dynamic
proces (dynamisch), waarbij het proces veranderd over tijd > individuen zijn beide producenten van
reacties als producten.
Genotype: genen, tegenovergestelde van fenotype.
>> Ouders geven niet alleen genen door, maar bieden ook een omgeving of context voor
ontwikkeling.
Genotype: genen, tegenovergestelde van fenotype.
Kinderen worden beïnvloedt door hun ouders.
1. Voorbeeld: een kind leert piano spelen omdat zijn ouders muzikanten zijn. Deze interactie
van genotype-omgeving wordt passief (pasive) genoemd.
2. Voorbeeld: een kind leert piano spelen zonder dat de ouders muzikaal zijn. Ouders zullen
wellicht meer hun best doen om dit talent verder te ontwikkelen → evocatief (evocative)
3. Voorbeeld: een vrouw die is opgegroeid in een extraverte cultuur, maar uiteindelijk de
richting van yoga kiest. Een kind zal op oudere leeftijd bepaalde keuzes maken die meer bij
diegene passen → actief (active)
Elk kind reageert op zijn eigen manier op bepaalde ervaringen en heeft dus een bepaald
temperament. Dat kan worden verdeeld in 3 categorieën:
1. Easy (makkelijk, positieve stemming en regelmaat in lichaamsfuncties, ze passen goed bij
verschillende opvoedingsstijlen)
2. Slow-to-warm-up (kinderen trokken zich aanvankelijk terug, maar pasten zich langzaam aan,
kinderen doen het het beste met een bescheiden hoeveelheid aanmoediging en geduld)
3. Difficult (kinderen passen zich langzaam aan, hebben intense reacties en een negatieve
stemming, beloon deze kinderen al bij kleine prestaties)
Hoe de verzorgers omgaan met het soort temperament van het kind heeft invloed op het socialisatie
proces. Is er een ‘goodness of fit’ dan zal het socialisatie proces goed verlopen. Maar als er geen ‘fit’
is tussen het temperament van de verzorger en het kind zal socialisatie moeizaam verlopen.
Maturation: ontwikkeling naarmate het ouder worden. Mensen komen op de wereld met
overgeërfde kenmerken en met bepaalde behoeften, die veranderen naarmate ze ouder worden.
Intentional socialization: de socialisatie opzettelijk, bijvoorbeeld omdat de verzorgen vraagt of het
kind het wil doen gevolgd door goedkeuring voor naleving of een negatieve consequentie.
>> (input beïnvloed gewenste output)
Unintentional socialization: spontane socialisatie door menselijke interacties/ observatie.
De maatschappij verandert vaak (bv. Economische fluctuatie of technologie) de manier waarop
ouders zich hieraan aanpassen heeft indirect invloed op de kinderen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat
kinderen voorop lopen op de ouder (bv. bij technologie) dit kan leiden tot spanningen.
Developmentally appropriate curriculum: omvat het begrijpen van de normale groeipatronen van
kinderen en individuele verschillen (een curriculum waarin staat wat een kind van een bepaalde
leeftijd moet kunnen).
De sociale context van een individueel en ervaringen bepaald de mate waarin een individueel zijn
vaardigheden en potentie ontwikkeld volgens Bronfenbrenner.
Volgens Bronfenbrenner’s bio-ecologische theorie zijn er 4 basis structuren, waarin relaties en
interacties plaatsvinden die een patroon vormen dat effect heeft om menselijk ontwikkeling:
3
