SAMENVATTING - antwoorden
Hoofdstuk 1
De Geo LRN-line 3 vwo
, 1. De Verenigde Staten in beeld
§1 Klimaat en landschap
Koude en warme winters
► Verschillende factoren bepalen het klimaat in de VS.
Eén factor is de breedteligging: in het noorden is het kouder dan in het zuiden.
• Het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in de warmste en de koudste maand van
het jaar is de jaaramplitude.
Zee en wind
► Een tweede klimaatfactor is de herkomst van de wind: vanuit zee of vanaf land.
• Langs de westkust waait een aanlandige wind vanaf de Grote Oceaan (Pacific). Het
zeewater heeft een matigende invloed op de temperatuur: verkoeling in de zomer, en
minder kou in de winter.
Seattle in het noorden heeft een zeeklimaat met koele zomers en zachte winters.
Meer zuidelijk is er een Middellandse Zeeklimaat: warme, droge zomers en milde winters
met neerslag.
• Aanlandige wind in het zuidoosten: warme, vochtige zeelucht vanaf de Golf van Mexico.
Het gebied heeft een zeeklimaat, net als Seattle. Verschillen: warmere zomers, milde
winters en meer neerslag.
• Het noordoosten van de VS heeft een landklimaat met warme zomers (overheersende
wind uit de tropen) en koude winters (aflandige wind uit de poolstreken).
Noord-zuidligging van bergen
► Een derde klimaatfactor is het reliëf. Er zijn grote verschillen tussen het oosten (vlak) en
het westen (bergachtig). De grote gebergteketens liggen in een noord-zuidrichting: invloed
van koude winden uit het noorden en warme winden uit het zuiden. Oceaanwinden worden
tegengehouden. Gevolg: landinwaarts grote verschillen tussen de temperatuur in de zomer
en in de winter.
• De ligging van de bergen heeft ook invloed op de neerslag. Langs de westkust: neerslag
aan de loefzijde van de Coast Ranges: stuwingsregen. Aan de lijzijde ligt de lange, smalle
Central Valley in de regenschaduw. Landbouw met irrigatie: citrusfruit, rijst en groenten.
• Meer landinwaarts ligt het Great Basin (Grote Bekken), een droog gebied met
hoogvlakten. Het ligt in de regenschaduw. Er heerst een woestijnklimaat en een
steppeklimaat.
• In het vlakke midden van de VS is er weinig oceaaninvloed door de ligging tussen de Rocky
Mountains en de Appalachen.
■ In het westen liggen de Great Plains: hoogvlakte met een natuurlijke begroeiing van
prairiegrassen (steppe). Dit is de wheatbelt. Ook is er extensieve veeteelt (weinig vee per
hectare).
Laagvlakte (200 - 500 m) in het oosten: de Centrale Laagvlakte. Dit is de cornbelt.
■ De Rocky Mountains: hooggebergte. Het is een jong gebergte met spitse bergtoppen
(meer dan 4.000 m en eeuwige sneeuw). De Appalachen: middelgebergte (500 - 1.500 m).
Het is een oud gebergte met afgeronde bergtoppen. Hoogste top: meer dan 2.000 m.
© 2021 ThiemeMeulenhoff – Samenvatting antwoorden H1 De Geo LRN-line 3 vwo
Hoofdstuk 1
De Geo LRN-line 3 vwo
, 1. De Verenigde Staten in beeld
§1 Klimaat en landschap
Koude en warme winters
► Verschillende factoren bepalen het klimaat in de VS.
Eén factor is de breedteligging: in het noorden is het kouder dan in het zuiden.
• Het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in de warmste en de koudste maand van
het jaar is de jaaramplitude.
Zee en wind
► Een tweede klimaatfactor is de herkomst van de wind: vanuit zee of vanaf land.
• Langs de westkust waait een aanlandige wind vanaf de Grote Oceaan (Pacific). Het
zeewater heeft een matigende invloed op de temperatuur: verkoeling in de zomer, en
minder kou in de winter.
Seattle in het noorden heeft een zeeklimaat met koele zomers en zachte winters.
Meer zuidelijk is er een Middellandse Zeeklimaat: warme, droge zomers en milde winters
met neerslag.
• Aanlandige wind in het zuidoosten: warme, vochtige zeelucht vanaf de Golf van Mexico.
Het gebied heeft een zeeklimaat, net als Seattle. Verschillen: warmere zomers, milde
winters en meer neerslag.
• Het noordoosten van de VS heeft een landklimaat met warme zomers (overheersende
wind uit de tropen) en koude winters (aflandige wind uit de poolstreken).
Noord-zuidligging van bergen
► Een derde klimaatfactor is het reliëf. Er zijn grote verschillen tussen het oosten (vlak) en
het westen (bergachtig). De grote gebergteketens liggen in een noord-zuidrichting: invloed
van koude winden uit het noorden en warme winden uit het zuiden. Oceaanwinden worden
tegengehouden. Gevolg: landinwaarts grote verschillen tussen de temperatuur in de zomer
en in de winter.
• De ligging van de bergen heeft ook invloed op de neerslag. Langs de westkust: neerslag
aan de loefzijde van de Coast Ranges: stuwingsregen. Aan de lijzijde ligt de lange, smalle
Central Valley in de regenschaduw. Landbouw met irrigatie: citrusfruit, rijst en groenten.
• Meer landinwaarts ligt het Great Basin (Grote Bekken), een droog gebied met
hoogvlakten. Het ligt in de regenschaduw. Er heerst een woestijnklimaat en een
steppeklimaat.
• In het vlakke midden van de VS is er weinig oceaaninvloed door de ligging tussen de Rocky
Mountains en de Appalachen.
■ In het westen liggen de Great Plains: hoogvlakte met een natuurlijke begroeiing van
prairiegrassen (steppe). Dit is de wheatbelt. Ook is er extensieve veeteelt (weinig vee per
hectare).
Laagvlakte (200 - 500 m) in het oosten: de Centrale Laagvlakte. Dit is de cornbelt.
■ De Rocky Mountains: hooggebergte. Het is een jong gebergte met spitse bergtoppen
(meer dan 4.000 m en eeuwige sneeuw). De Appalachen: middelgebergte (500 - 1.500 m).
Het is een oud gebergte met afgeronde bergtoppen. Hoogste top: meer dan 2.000 m.
© 2021 ThiemeMeulenhoff – Samenvatting antwoorden H1 De Geo LRN-line 3 vwo